Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Al de gedichten (1888)

Informatie terzijde

Titelpagina van Al de gedichten
Afbeelding van Al de gedichtenToon afbeelding van titelpagina van Al de gedichten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.64 MB)

Scans (10.50 MB)

ebook (2.85 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Al de gedichten

(1888)–Albrecht Rodenbach–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 33]
[p. 33]

Die Beke.

 
O Beke die door het bloeiende veld
 
so wild gejaegd immer henen snelt,
 
waeromme toch nooit ene stonde gerust?
 
En stilt di geen moedheid, hoe stilt di geen lust
 
bi 't sien deser groene lachende wei
 
met bonte bloemekens allerlei?
 
- O jongeling, twi van den raed dien gi riedt.
 
Ik bid u en spreek van der weide mi niet.
 
Ik minde die weide waer henen ik kwam
 
waneer ik voor de eerste mael richting nam
 
gesproten van uut de rots haren schoot
 
en bli van te levene voorwaerts schoot.
 
't Was meie, 't was uchten, de sonne die schong,
 
de lucht was so blau en het vogelken song,
 
't was leven en lust wat men hoorde ende sag,
 
die wei was so schoon en so soet hare lach.
 
Si riep mi en bood mi haer jeugdige gras
 
tot bedde, en ik kwam, en hoe lievelik was
 
mi de dag dat die lachende weide mi riep
 
en dat ik te midden de bloemekens sliep
[pagina 34]
[p. 34]
 
des avonds waneer in den hemele swom
 
de maen met heur pinklenden sterrendrom.
 
Och nimmer verlaet hi myn rustloos gedacht,
 
die swigende navond, die schingende nacht,
 
die stilte, die ruste, het windeken dat
 
bi wilen deed lisplen het trillende blad;
 
en dan al met eens de nachtegael sang;
 
en die nacht van geluk soo haestig vergang.
 
O die droom, o die droom, die betooverde droom!
 
Des anderdags lag er veel slyk op myn soom.
 
Maer de wei was so lieflik betinteld met dau,
 
de bloemekens loechen, de hemel was blau,
 
de vogelen sangen en pralende kwam
 
de sonne geresen in 't oosten vol vlam,
 
en 'k was nog gelukkig, maer 't mengde in myn lust
 
ik en weet niet wat angst, dat ik was ongerust.
 
Het docht mi ik voelde myn krachten vergaen
 
en soude in die weide versinken saên,
 
en, siende hoe 'k dieper en dieper versonk,
 
so bevond ik helaes! dat die weide mi dronk.
 
O twi! dese lachende trouwlose had
 
mi bedrogen en dronk onversadig haer sat,
 
al wist si dat ik ervan sterven sou.
 
Dat was dezer lachende weide trou!
 
En ik dan liet wanhopig menigen tyd
 
mi drinken door haer, maer het stom verwyt
 
en verstond si niet, en si dronk en loech voort.
 
En ik lag daer machtloos en bina vermoord.
[pagina 35]
[p. 35]
 
En si loech. Maer op sekeren dag uit den schoot
 
der rots ene borlende bronne sproot,
 
en kwikte mi weêr, en ik woedend en blind
 
sprong op, en ik boorde enen weg, en geswind
 
so stormde ik bruschend aldoor de wei.
 
En si geen het minste teeken en dei
 
van droefheid of deernis: si liet mi gaen.
 
En seder so vliede ik hier sonder staen,
 
en ruste noch lust heeft myn drift ooit gestild,
 
en s' heeten de beke woestig en wild,
 
en wanen se sonder liefde, en toch,
 
o jongeling, jongeling, ik minne se nog,
 
die lachende bloeiende trouwlose wei
 
alwaer ik bedrogen te slapen mi lei.
 
Si heeft mi reeds lange vergeten, en leeft
 
met de bronnen die si bedrogen heeft.
 
Want menige bronne nog herwaerts schoot
 
en vand er, bedrogen, die achlike dood.
 
Gedurig herinnert mi alles de vreugd
 
en den liefliken droom miner eerste jeugd,
 
en hoe ik ontwiek uut dien lustigen droom,
 
en daerom so woestig en wild is myn stroom.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken