Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Al de gedichten (1888)

Informatie terzijde

Titelpagina van Al de gedichten
Afbeelding van Al de gedichtenToon afbeelding van titelpagina van Al de gedichten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.64 MB)

Scans (10.50 MB)

ebook (2.85 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Al de gedichten

(1888)–Albrecht Rodenbach–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 43]
[p. 43]

De Skald

 
TER stonde wen, gefluister en vereende taal in de ooren,
 
in de oogen schemerend een nevelig tweelicht.
 
de geestenwekkende avond door geluchte en velden trilde.
 
begeestering als het ware en dichtenslust
 
door alle zinnen drinkend, ziel en mond vol zang en beelden,
 
en 't ronkend snaartuig aan de zijde slingerend,
 
door 't wordend donker reisden eens de vroede kinderen Braga's
 
en klommen op den woudenrijken heuvel,
 
waar rond een breedgetakten eik een Skald zijn hutte stond
 
En voor zijn hut, te midden vrouw en kinderen,
 
daar zat de vroede man, en dronk met open ziel en zinnen
 
de lusten van den tooverenden avond,
 
en, wijl een lied in 't vroedend hoofd harmonisch aan het worden,
 
onduidelik over zijne lippen zweefde,
 
bezag hij over d'helling van den zwartomstruikten heuvel
 
de wouden en de velden en de hutten
 
versmelten in het donkeren van den neveligen nacht,
 
den jager uit de bosschen huiswaarts spoeden,
[pagina 44]
[p. 44]
 
den visscher droomend stappen langs den zilveren spokigen vliet,
 
den boer, vermoeid te midden zijne kinderen.
 
den loomen tred vervolgen van den ingespannen stier,
 
de kudden en het beurelende vee,
 
bij 't luid ‘ariauw’ des hoeders door de donkere weiden reizen,
 
de hutten rooken in de blauwe lucht
 
en voor der hutten open deur de bloeiende huisgezinnen,
 
de rust en lust der avondure smakend,
 
het vroede woord aanhooren der vertellende ouderlingen,
 
de jonge lieden fluisteren aan den kant;
 
de mannen scherpen 't goede zweerd al sprekende aan hun zonen
 
van veeteplicht en weer van eigen steê;
 
en twijfelend op zijnen staf geleund, de vreemde reizer
 
aan welken haard hij herberg vragen zoû.
 
En naderend eerbiediglik begroetten hunnen meester
 
de jonge Skalden, vroede kinderen Braga's,
 
en zaten rond hem in de schaûw des fluisterenden trans.
 
En statig en begeesterd sprak de meester,
 
en wees hun tweelicht, dumstering, gesternden blauwen hemel,
 
en zilveren mane aan 't vlokkig zwerk gerezen,
 
en weide en vliet en woud, en veld en schemerende kimmen,
 
en man en vrouw en kind en rookende hutten,
 
en afgeleefden ouderling en jeugdig volk aan 't fluisteren,
 
en rustigen heerd en somberen Wandelaar,
 
en leerde hun van lucht en licht en aller wezens oorsprong,
 
van goden, reuzen, dwergen, zalige helden,
 
van liefde en kamp, van oud en jong en immer vruchtbaar leven,
 
van alles wat ooit wierd en worden moest,
[pagina 45]
[p. 45]
 
en leerde hun met open ziel en zin 't heelal bevroeden
 
en in den grond van aller wezen lezen,
 
en leerde hun der woorden kracht en zang en harmonie,
 
en met het lied der menschen leven kwikken,
 
en vroed en wijs tot aller heil en weer des vaderlands
 
en heerschap over 's menschen driften voeren.
 
En rond hem horkten stil en stom de zwijgende huisgenoten
 
en de edele rei der vroede kinderen Braga's,
 
den geest vol bonte beelden, wild en krielend door elkaâr,
 
in spannende aandacht naar den meester neigend,
 
én blikken en half open mond op zijn gezicht gevestigd.
 
En als hij zweeg, zweeg alles op den heuvel....
 
En eene stond bezag hij dan de stille en stomme reie,
 
en las door blik en roerloos aangezicht
 
het heimlik werken van zijn woord in elken Skald zijn ziele,
 
en loech op hen een vaderliken glimlach.
 
En uit der blonde dochters hand ontving hij 't ronkend snaartuig.
 
En statig matig trilden zware toonen
 
en smolten diep harmonisch in het slierend windje weg.
 
En met dit ronkend lied gepaard weêrdeunde
 
des meesters dicht vol diepen zin en klang en bonte beelden.
 
En menigeen keek naar den heuvel op
 
die, reusig spook in 't zwijgen van den nacht, daar lag te zingen.
 
En wien het woord des meesters al te vroed was
 
verlichtte nu der lessen zin de klankendronkeu ziele.
 
Zoo komen nog de jong'ren tot den meester.
 
Heil wie de lesse uit zijnen mond met 't levend woord ontvangt!
 
En mag haar zin der jonge rede ontsnappen,
 
gelijk een bronne drenkt en kwikt den Skald des meesters voorbeeld.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken