Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Al de gedichten (1888)

Informatie terzijde

Titelpagina van Al de gedichten
Afbeelding van Al de gedichtenToon afbeelding van titelpagina van Al de gedichten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.64 MB)

Scans (10.50 MB)

ebook (2.85 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Al de gedichten

(1888)–Albrecht Rodenbach–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 77]
[p. 77]

De Nederlage der Nerviers.

Zangdicht.
 
‘HEIL Caesar, heil den Adelaar!
 
Men viere Caesars zegepraal!
 
De Gallen waren machtig,
 
de Gallen waren groot:
 
der Gallen heir voor Caesar vlood,
 
de Gallen zijn gevallen.
 
Gelijk een onweêr is hij gekomen,
 
Gelijk ds donder heeft hij verplet.
 
Men groete den krijger van 't heilige Romen,
 
men kniele en ontvange zijn wet.
 
Men offere aan Caesar en lijven en land.
 
De volkeren liggen voor Caesar in 't zand.
[pagina 78]
[p. 78]
 
Hoiho! die tiegende scharen,
 
die wagens en peerden, dat wapengeklang....
 
't is alhier, 't is alhier dat zij komen gevaren.
 
Reedt bijlen en pijlen, reedt framen en hang.
 
Steekt den hoorn en huilt door het bosch.
 
Hoiho! Hoiho! Hoiho! Hoiho!
 
Berste der krijgeren bardit los.
 
Hoiho! Hoiho! Hoiho!’

De wapenschreeuw wordt herhaald in alle vernten.

 
De legioenen tiegen
 
alover berg en dal...
 
Geen vijand in die bosschen,
 
geen kreet, geen ver geschal.
 
 
 
De lange reke slingert
 
te midden heide en woud
 
en weemlend langs de heuvlen
 
haar scharen bont ontvouwt.
 
 
 
Te midden de eedle jonkers
 
rijdt Caesar bleek en zwijgt
 
en droomt in 't lijdend hoofd dat
 
de wereld voor hem nijgt.
 
 
[pagina 79]
[p. 79]
 
De voorwacht kroont een heuvel,
 
de neevlen trekken op,
 
de nacht verdwijnt, de zon daagt
 
en kleurt der bergen top.
 
 
 
De zonne daagt in goud en bloed.
 
Het dal lacht in den zonnegloed.
 
De heide doomt,
 
de Samber stroomt
 
alhier van zilver, ginds van goud,
 
langs heuvelen en donker woud.
 
De wind die droomt
 
aldoor 't geboomt
 
brengt frissche wilde geuren meê
 
en... lijk een ruischen van de zee.
 
 
 
Van den heuvel daalt de voorwacht,
 
en de peerden welgezind
 
snuiven luid de wilde geuren
 
van den frisschen morgenwind.
 
 
 
Door de Samber waadt de voorwacht,
 
en de peerden geren 't bad
 
en 't geklater van het water
 
dat al swanslen rond hen spat.
 
 
[pagina 80]
[p. 80]
 
Voor de bosschen staat de voorwacht,
 
druipend' aarzlend, in beraad.
 
Bachten hen spreidt 't bonte leger.
 
Caesar op den heuvel staat.
 
 
 
‘Aan 't werk, aan 't werk, het kamp versterkt.’
 
Scharen spreiden langs de helling,
 
scharen dalen langs de delling,
 
alles wemelt, alles werkt,
 
stemmen en klaroenen schallen,
 
bijlen vellen, boomen vallen,
 
vrachten roeren,
 
wagens voeren,
 
ginter rijzen reeds de wallen...
 
 
 
‘Hoiho!
 
Vooruit, Nervias zonen!
 
Huilt den bardit, wilde tonen
 
van den wervelenden strijd!
 
Genoeg geslopen!
 
Bondgenoten, volgt! Ziet, wijd,
 
breed ligt 't dal
 
open.
 
Breekt al
 
door den bosch
 
los!
[pagina 81]
[p. 81]
 
Hoiho! de zweerden klettren,
 
de kolven plettren,
 
de ruiters storten, bloedige lijken -
 
Hoiho! Romeinen wijken!
 
Vooruit, Nervias knapen!

uit de vernte:

 
Te wapen, te wapen!’
 
 
 
Het bosch gelijkt een dam
 
waartegen 't water bruischen kwam
 
tot hij, te zwak
 
voor 't stormen van den waterval
 
brak
 
en 't wilde water liet woelen in 't dal.
 
De stroom rolt langs de helling,
 
volt gansch de delling,
 
volt de Samber, woelend
 
een stond rond de voorwacht, spoelend,
 
of 't ware, 't peerdevolk
 
mede in den kolk,
 
bestorremt den heuvel met woedend geweld,
 
waar 't leger van Caesar, verspeid en versteld,
 
al krielen en dwerlen te wapen snelt,
 
't Woelt en het werrelt er al door malkaâr.
 
Hier loopen ze uiteen, daar samelt een schâar.
[pagina 82]
[p. 82]
 
Trompen schellen,
 
hoofdmans snellen,
 
ijlende benden vliegen voorbij,
 
gooien de spaden en zoeken de speren,
 
draaien en keeren,
 
zoeken hun rij.
 
Eindelik komen de vaanderiks bij,
 
keeren en wenden,
 
roepen de benden,
 
zoeken een standplaats. Alhier en aldaar
 
schaart eene bend half gewapend te gaâr.
 
 
 
De Belgen verschijnen, belust op verdelgen,
 
huilend en tierend,
 
zege reeds vierend;
 
onwederstaanbaar, de woede ten top,
 
zij stijgen al hijgen de hellingen op,
 
al vooren, al achter, al beider kant,
 
en roeien de spiesen met machtige hand.
 
Wolken pijlen
 
zoevend ijlen,
 
kruisen door de lucht.
 
Bergen en dalen
 
in 't ronde herhalen
 
der scharen oorverdoovend gerucht.
[pagina 83]
[p. 83]
 
De benden botsen handgemeen,
 
menglen, slingren al dooreen.
 
De wilde slag den heuvel dekt,
 
welhaast tot aan de Samber strekt,
 
en woelt te midden 't water dat
 
rondom het tuimlend krijgsvolk spat.
 
De Samber wordt een stroom van bloed.
 
Der lijken lage verspert den vloed.
 
De worsteling over de Samber trekt,
 
tot aan de heilige wouden strekt,
 
en woelend weemlend heel het oord bedekt.
 
De Belgen zegevieren,
 
huilen en tieren,
 
plettren en zwieren,
 
vertraplen de lijken.
 
 
 
‘Hoiho! Hoiho! die dwergen wijken!
 
 
 
- O vluchtende scharen!
 
O Romas Adelaren!
 
Vervloekte dag!
 
 
 
- De legioenen lieten Caesar in den slag.
 
 
 
Kaisar! Kaisar! Hoe stralen zijne oogen,
 
hoe schittert zijn hellem, hoe blixemt zijn zweerd,
 
hoe maait hij de mannen! Geen wapen hem deert.
 
 
[pagina 84]
[p. 84]
 
Ei, makkers, den hoofdman ter hulpe gevlogen!
 
Schettert, klaroenen!
 
Terug, legioenen!
 
Hoofdman in nood!
 
Ter hulpe gevlogen!
 
Geropen met hem: de zege of de dood!
 
 
 
Kaisar! Kaisar! Hoe stralen zijne oogen!
 
Een God tegen ons! Geen krijger weêrstaat
 
dien blixmenden blik noch dien arrem die slaat
 
gewapend met 't godlike wapen.
 
O Nervia, Nervia! Moedige knapen!
 
wij wijken, bezwijken -
 
Toch strijden wij voort. O eeuwig Lot,
 
Wij dagen u uit! En, moeten wij sterven,
 
zoo slaan wij eerst helmen en zweerden in scherven.
 
Kom, Kaisar, verweer u, kom strijd met ons, God!
 
Geen onzer en zal die worsteling mijden.
 
Wij waren het weerd met Goden te strijden!’
 
 
 
Zij strijden, zij strijden. Hun leden zijn moede,
 
maar wanhoop bezielt ze en verblindende woede.
 
De lichamen staaplen tot bloedigen wal.
 
Zij springen er op, en bloedig maar pal
[pagina 85]
[p. 85]
 
daar staan zij, en, springen de botg'hakte bijlen,
 
dan snakken ze omhooge de snorkende pijlen
 
en roeien ze weêr,
 
maar vallen en sterven - zij vallen, zij vallen,
 
en nauwer en nauwer dringt 't vijandlik heer.
 
 
 
Hoort gij dien luiden triomfekreet schallen?
 
‘Triomfe!’ De vechtende schare breekt los.
 
Wat vluchtende benden verdwijnen in 't bosch.
 
't Is al wat er blijft van het heer der Nervieren.
 
De lijken bedekken de heuvlen en 't dal
 
en sperren den vloed af der roode rivieren.
 
Rond Caesar weêrklinken gejuich en geschal.
 
 
 
‘Triomf, triomf, o Caesar.
 
Imperator, wees gegroet,
 
uw blik de scharen beven doet.
 
Triomf, triomf, o Caesar.
 
De legers vlieden op zijn stem,
 
de volkren liggen neêr voor hem.
 
Triomf, triomf, o Caesar.
 
Wie zal nog Caesar wederstaan?
 
zijn arrem komt in 't stof te slaan
 
die vrije reuzentelgen.
 
 
 
- Van alle Galliërs de kloekste zijn de Belgen.
[pagina 86]
[p. 86]
 
- Heil, Caesar! Heil den Adelaar!
 
Men viere Caesars zegepraal.
 
De Belgen waren machtig,
 
de Belgen waren groot:
 
der Belgen heer voor Caesar vlood,
 
de Belgen zijn gevallen.
 
Gelijk een onweer is hij gekomen,
 
gelijk de Donder heeft hij verplet,
 
men groete den krijger van 't heilige Romen,
 
men kniele en ontvange zijn wet...
 
Men offere aan Caesar en lijven en land...

uit de vernte:

Der Belgen vrijheid leeft nog op 't wilde noordzeestrand.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken