Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gedichten. Deel 1 (1930)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gedichten. Deel 1
Afbeelding van Gedichten. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Gedichten. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.98 MB)

Scans (8.32 MB)

ebook (3.30 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Editeur

Ferdinand Rodenbach



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gedichten. Deel 1

(1930)–Albrecht Rodenbach–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 165]
[p. 165]

Na eene beruchte algemeene vergadering van het Davidsfonds

 
Men is een man van hoogen zin in geerte en raad en daad,
 
de heusche en eedle treflijkheid, gelijk men gaat en staat;
 
men heeft een zware taak aanveerd, die de eere aleen zou loonen,
 
waar hulp en steun ontbreken mocht, maar spot op alle tonen
 
en wederwerk naar alle mate op voorhand zeker was;
 
men heeft, al stond men ook aleen, spijts 't fluiten en 't gebas
 
van vijand en van nijdigaard, naar rede en naar geweten,
 
met ijver, kalm en onvermoeid, den zwaren plicht gekweten;
 
men heeft bestuurd, gesproken en geschreven, en gezocht
 
of 't edel doel niet ieverhands eentwie begeestren mocht
 
tot werk en daad, in stede van - gebaar en ijdlen schijne.
 
Men heeft gevaren lijk de stem die schreeuwt in de woestijne.
 
Toch heeft men voort gesproken en geschreven, even sterk
 
in voor- en tegenspoed, doorwrocht het breed omvattend werk
 
spijts haat en nijd, en middelmate op hoogren zin gebeten,
 
en afgunst en kwaadwilligheid, en spijts - pedanteveten;
 
spijts domheid die, steeds ijverig, steeds wat te doemen zoekt;
 
spijts luiheid, die gerust wil zijn en allen prikkel vloekt.
 
Men heeft de schuld van anderen verminderd en gedregen;
 
en, zelf beschuldigd, al te kiesch en al te fier - gezwegen,
 
of, waar men antwoord schuldig was, geantwoord zonder spijt,
 
lijk wie gelijk heeft, op het woord van slecht bedwongen nijd.
 
Men heeft, daar men het oude volk slechts goed zag - tot beramen,
 
de jeugd begeesterd, dat haar werk die wijzen mocht beschamen;
 
in een woord: tot het einde toe, heeft men zijn plicht volbracht,
 
en, buiten 't edel doel des werks, geen andren loon betracht.
 
Nietwaar, dan zal men eindlijk u toch eens naar weerde roemen?
 
- Ha! 'k heb 't gehoord en 'k heb 't gezien. Wel neen men zal u doemen
 
al schelden.
 
Nu, zóó zij het, daar de wereld zoo bestaat.
 
Maar 't is niet al gezeid waneer een zegelied opgaat.
 
Het zegelied, ja, worde vrij door dezen aangeheven,
 
die, na den kamp, het veld behield en meester is gebleven.
[pagina 166]
[p. 166]
 
Hij viere, 't is zijn recht: hem is de zege - Wien is de eer?
 
dàt is de vrage, o winnaar, en het antwoord zegt hier meer.
 
 
 
En gij die moestet onderdoen, verraden en bedrogen;
 
verlaten, wen U nijd aanviel en lasterende logen;
 
veroordeeld door kleingeestigheid en door kwaadwilligheid;
 
door overmacht gedoemd en door pedantengrilligheid,
 
aanveerd het van alwaar het komt, zoo deze daar u doemen.
 
 
 
Rondom U roepen wij de jeugd, en deze zal U roemen.
 
‘De jongelingen, ziet gij wel, en zijn maar dit en dat,
 
zeer goede jongens, in den grond, maar - jong nietwaar? - zoo
 
dweepzuchtig, wetend noch van reeknen noch van tellen,
 
en durvend den pedanten soms - peinst eens! - hun lesse spelle
 
Maar kunnen zij niet tellen, zij, zij weten nog, Goddank!
 
wat eer is; en een woord en is voor hen geen ijdle klank
 
En zie, de blijde Knapenschap, die rijst van alle kanten,
 
en roept dat Zij de Toekomst is, ten spijte der pedanten,
 
schaart rond U, mint U, en verwacht het wijzen uwer hand,
 
tot veel bekwaam, tot veel gereed ‘Voor Gode en Vlanderland’.Ga naar voetnoot1)
voetnoot1)
Hoewel niet poëtisch van aard, mocht dit gedicht als oorkonde hier niet ontbreken. - Te Leuven werd een studentenafdeeling van 't Davidsfonds gesticht, met toelating van zijn bestuur, en met hoogleeraar G. Verriest als Voorzitter. Maar die afdeeling wrocht en bloeide te wel, om ze te laten voortbestaan nevens het plaatselijk Davidsfonds dat sliep. Die comedie van Hoogleeraar P. Willems wordt hier bedoeld.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken