Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gedichten. Deel 2 (1930)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gedichten. Deel 2
Afbeelding van Gedichten. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Gedichten. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.94 MB)

Scans (5.98 MB)

ebook (3.36 MB)

XML (0.24 MB)

tekstbestand






Editeur

Ferdinand Rodenbach



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gedichten. Deel 2

(1930)–Albrecht Rodenbach–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[pagina 168]
[p. 168]

Lofzangen uit de getijden der Onbevlekte Ontvangenisse

I.

 
Gegroet, gij Koninginne
 
van Hemel en van Aard,
 
Maagd boven alle maagden
 
Ster die de zonne maart!
 
 
 
Gegroet, gij vol van gratie,
 
Gij licht uit God gestraald:
 
de wereld ligt belegerd,
 
kom snel ter hulp gedaald!
 
 
 
Het Woord moest gij herbaren,
 
Gods eenig Kind, waarmeê
 
Hij de aarde schiep, de sferen
 
des hemels, en de zee.
 
 
 
Des koos hij voor alle eeuwen
 
U tusschen allen uit,
 
borg U voor Adams zonde
 
en pintte U zijne Bruid!

16 December.

II.

 
Gegroet, gij wijze Maged,
 
Gij gulden Kandelaar,
 
Gij godgewijde Woning,
 
Gij Offerandaltaar!
 
 
 
Door God van allen tijde
 
van zondensmet bewaard,
[pagina 169]
[p. 169]
 
wierd ge onbevlekt ontvangen
 
en onbevlekt gebaard.
 
 
 
Gij Moeder van die leven,
 
Gij open Hemeldoor,
 
Gij tweede Sterre Jacobs,
 
Gij Vrouw van 't Engelenkoor!
 
 
 
Als een slagveerdig leger
 
door Lucifer geducht,
 
ontvang in uwe Haven
 
uw volk dat rond U vlucht.

17 December.

III.

 
Gegroet, gij Regenboge,
 
Gij Arke des Verbonds,
 
Gij Godomvlammend Braambosch,
 
Gij Stoel des Wijzen Monds!
 
 
 
Gij wonderbare Wolle,
 
Gij Staf die bloemen bot,
 
Gij Honingsgrate Samsoms,
 
Gij Godes heimlik Slot!
 
 
 
Voor alle tijden koos U
 
Gods eeuwige eenige Zoon
 
als Moeder zijner Menschheid,
 
tot zijner Godheid Troon.
 
 
 
Geen wonder liet de kunne
 
waar Hevaas schande op viel,
 
uw uitverkoren lichaam
 
zijne onbevlekte ziel.

18 December.

[pagina 170]
[p. 170]

IV.

 
Gegroet, bevruchte Maged,
 
Huis der Drijvuldigheid,
 
Vreugde aller hemelgeesten,
 
Kluis eeuwiger zuiverheid!
 
 
 
Troost aller ongetrooste,
 
Priëel van zaligheid,
 
Onderfelike Ceder,
 
Palm van verduldigheid!
 
 
 
Erf, heilig en onschendbaar
 
als Godgewijde grond,
 
die nimmer Adams zonde
 
tot last en boete bond!
 
 
 
Hoofdstad des Allerhoogsten,
 
Poort waar de Zonne uit daagt,
 
U pint al wat ooit gaaf hiet,
 
Gij weêrgalooze Maagd!

19 December.

V.

 
Gegroet, gij zekere Wijkstad,
 
Gij Toren Davids, gansch
 
bezet met goede wapens,
 
verschansd met goede schans.
 
 
 
Van de eerste stonde uws levens,
 
vol liefde en gratie Gods,
 
verplettet Gij de Drake
 
haar eeuwenouden trots.
 
 
[pagina 171]
[p. 171]
 
o Judith, sterke vrouwe,
 
Abisag, schoone maagd,
 
die eenen grooteren David
 
uw liefde en zorgen draagt!
 
 
 
Droeg Rachel, wie Egipten
 
redde uit den hongersnood,
 
Maria droeg wie 't menschdom
 
verloste van de dood.

20 December.

VI.

 
Gegroet, gij Zonnewijzer,
 
wiens wonderbare roê
 
met hare zonnestrale
 
week tot tien graden toe,
 
 
 
lijk om den mensch ten hemel
 
te voeren uit het slijk,
 
daalde onder negen sferen,
 
de Zonne uit 't Hemelrijk.
 
 
 
Op uwe ontvangenisse
 
schong reeds de dageraad
 
dier goddelike Zonne
 
waar ge in te glanzen staat.
 
 
 
o Lelie uit de doornen,
 
Verpletster van 't serpent,
 
Maan die den armen doolaard
 
uw zoete stralen zendt.

21 December.

[pagina 172]
[p. 172]

VII.

 
Gegroet, gij Maged Moeder,
 
gij Moedermaagd! uw troon
 
is een genadebronne
 
en sterren zijn uw kroon.
 
 
 
En blanker dan de blankheid
 
der zuivere Engelenrij,
 
blinkt 't vorstelik goud uws mantels
 
aan 's Konings rechter zij.
 
 
 
O Moeder der genaden,
 
Hoop des ellendelings,
 
Zeesterre, zekere Haven
 
des armen schipbreuklings!
 
 
 
Behoudenis der kranken,
 
steeds open Hemelpoort,
 
richt onze reis naar God en
 
der heiligen zalig oord!Ga naar voetnoot1)

22 December 1879.

voetnoot1)
Het handschrift draagt langs onder:
 
Harold aan O.L. Vrouwe
 
die hem genezen kan.

Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

datums

  • 16 december 1879

  • 17 december 1879

  • 18 december 1879

  • 19 december 1879

  • 20 december 1879

  • 21 december 1879

  • 22 december 1879