Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Keurgedichten (1919)

Informatie terzijde

Titelpagina van Keurgedichten
Afbeelding van KeurgedichtenToon afbeelding van titelpagina van Keurgedichten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.83 MB)

Scans (8.30 MB)

ebook (3.21 MB)

XML (0.19 MB)

tekstbestand






Editeur

Cyriel Verschaeve



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Keurgedichten

(1919)–Albrecht Rodenbach–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 82]
[p. 82]

Wandeling langs de Vaart.

 
Een lentezonne schong op dorpen, land en hoven.
 
Wij stapten langs de vaart van Mechelen naar Loven.
 
Op 't glimmend water naârde, reuzig groote zwaan,
 
een schip, de zeilen in den wind. Wij bleven staan.
 
En statig dreef 't voorbij met kabbelend geklater,
 
al zaaien of het ware perelen op het water.
 
‘Zie, zie,’ zei mijn gezel, en greep mijn arm en wees
 
naar 't drijvend schip, ‘den naam!’ Ik keek, en trillend rees
 
de aandoening in mijn ziel. Op 't schip zijn achtersteven
 
blonk in het zonnelicht op zwart in goud geschreven
 
de naam: Jan Breydel. - 't Dunkt mij 'k hoore weêr het woord
 
uit spotgewonen mond. Ik heb het dikkens g'hoord.
 
‘Ces gens deviennent fous. Wie heeft er van zijn leven?
 
Beslag om eenen naam op eenen achtersteven!’
 
Een naam, een naam, 't is waar, het was een luttel ding,
 
en toch dat heimlik iets ons door de ziele ging
 
waar de oog bij vochtig wordt en iets ter keel wilt breken.
 
Was 't dat die naam ons sprak van de afgelegen streken,
 
van Vlaanderen? O waneer gij buiten lande zijt,
 
het minste van aldaar de ziele zoo verblijdt!
 
Of ging ons naar het hert des armen schippers hulde?
 
O twi! de steê welke eens des helden roem vervulde,
 
waar hij geboren wierd en waar hij opgroeide in
[pagina 83]
[p. 83]
 
zijn reuzenlijf en ziel, zijn fierheid en zijn min
 
voor 't heilig vaderland: waar hij den dwingelande
 
het vrij woord hooren liet, des noods het met den hande
 
bekrachtigend; waar 't volk, wen het hem wandelen zag,
 
verstond hoe zwaar het jok op zulk een ziele lag;
 
waar hij met Coninck wrocht, voorzichtigaards en lauwaards
 
verachten deed, en 's avonds raad sloeg met zijn ‘Clauaerts;’
 
waar hij, wen mate vol was en de straf verdiend,
 
aan 't hoofd des volks den kreet deed galmen: Schild en Vriend,
 
het schrikkend walenheer langs markt en straten plette,
 
en in een halven nacht den vrijen burg ontzette;
 
die zelfste steê, zijn steê, door hem verlost, bevrijd,
 
door hem verheerlikt in den heugeliken strijd,
 
wen Kortrijk prinsen, graven, ridders, soldenieren,
 
zag vlieden voor Jan Breydel en zijn maceklieren,
 
o twi! die zelfde steê haar heerlik kind vergeet,
 
zijn standbeeld, wat? zijn graf ons niet te wijzen weet,
 
en, viert zij eindelik eens den held zijn zegeprale,
 
onteert Jan Breydels feest met zang in waalsche tale,
 
zoodanig leeft zij waalsch! O twi! geheel het land
 
wiens Breydels waalschen dwang eens pletten in het zand,
 
zoodanig van der vaderen ziel en aard ontaardde,
 
dat niets in Vlaanderen vlaamsch bleef dan de onteerde oude aarde,
 
en 't kind met boete er boet een woord der moedertaal,
 
ter plaatse zelf misschien waar Breydel menigen waal
 
den maceklieren bijl den kop heeft ingewrongen,
 
hen kennende aan hun tale en waalschgewone tongen!
 
Een heele land vergat... Was 't die herinnering
 
des armen schippers die ons naar het herte ging?
[pagina 84]
[p. 84]
 
Ofwel verrukte ons, wiens gemoed het schandig Heden
 
gedurig schaamt en sert, die name naar 't Verleden,
 
verwekkende ons in eenen blik het Voorgeslacht,
 
der vaderen eer en deugd, hun strijd en taaie kracht,
 
versmolten en verbeeld in 't reuzig groote wezen
 
van onzen held? Kwam Breydel daar voor ons gerezen,
 
in 't gildekleed, manhaftig, grootsch, gelijk hij stond
 
te Kortrijk, met zijn mannen, schouwende in het rond
 
op een verwoest doorploegde veld, met bloed zich lavend,
 
wijl duizend stalen lijken glommen in den avond
 
en, uit de vernte, met een reuk van moord en brand,
 
de nachtwind een gejuich bracht: Heil 't geredde land!
 
Steeg Breydel voor onze ooge en lazen we op zijn wezen
 
beloften voor de Toekomst rustende in 't Voordezen:
 
dat, kankert steeds bederf en onverschilligheid,
 
d'historie borge staat voor onze onsterflikheid,
 
en Vlaanderen, spijts alles, eens zal zege zingen,
 
herboren in 't begeesterd heer der jongelingen?
 
Was 't dit? Was 't dat? Was 't al die dingen met één keer?
 
Och onze ziel was vol. Ik wete het niet meer.
 
En wie ook, wie ontleedt die wereld heimlikheden
 
eens schieliken gevoels? - 't Schip was voorbij gegleden.
 
Wij zwaaiden onzen stok, en Breydels wapenschreeuw
 
klonk achter: Schild en Vriend! en Vlaanderen die Leeuw!

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken