Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Van de vele mogelijkheden om gelukkig te zijn (1929)

Informatie terzijde

Titelpagina van Van de vele mogelijkheden om gelukkig te zijn
Afbeelding van Van de vele mogelijkheden om gelukkig te zijnToon afbeelding van titelpagina van Van de vele mogelijkheden om gelukkig te zijn

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.28 MB)

Scans (15.51 MB)

ebook (3.09 MB)

XML (0.05 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
non-fictie/lifestyle


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Van de vele mogelijkheden om gelukkig te zijn

(1929)–Maurice Roelants–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 22]
[p. 22]

Over het opstaan uit mufheiden vermoeienis, het goed gebruik van water, de verzorging van zijn persoon en sommige keerzijden van de deugd, die onder oogen moeten gezien worden

Een Engelsche generaal, die met twee vrienden acht dagen in de Sahara was verdwaald geweest, verhaalde in een salon al de kwellingen en ellende, die zij hadden doorstaan; de wil was door de hitte en het zwiepende zand verschrompeld, de verbeelding opgehitst, alle kracht uitgeput, de maag van honger verteerd, en bovenal de mond door heeten dorst verschroeid. ‘Den negenden dag, opperste terging, vinden wij een lapje oasis, een palmboom, een kom bronwater, maar niets dat ons helpen kon.’

‘Maar het water?...’ onderbrak een onervaren dame.

‘Wij waren te moe om een bad te nemen.’

Het is inderdaad een calamiteit, wanneer de gevoeligheid zoo is afgestompt dat het water geen geluk meer belooft. Onderdompeling en

[pagina 23]
[p. 23]

doopsel, eeuwige symbolen van opstaan uit mufheid en vermoeienis, houd ze in eere, zoowel in hun louter hygiënischen zin als in hun Bijbelsche beteekenis. Zijt gij van aanleg triestig, leer dan zwemmen. Het bloed wekt zoo tintelend het lichaam op, dat zich door koele stroomen heeft laten overvloeien. Zijt gij piekerig en naargeestig van inborst, voeg dan bij de eerste lichaamszorg, die met overvloedig nat, ook die met droog poeder, met malsche zalven en tandpasteien. Het geluk vordert een zich optillen uit vunzigheid en stof. Frisch en verzorgd kan men zich boven kleine kwellingen verheffen.

Maar hoed u, dat gij zulke voortreffelijke zorgen niet tot uw ongeluk keert. Met alle qualiteiten kunt gij gevaarlijke wegen op. Ik denk aan dien Rotterdamschen vriend en gentleman, die de Hollandsche zuiverheid en zelfzorg in persoon is geworden. Hij ziet er altijd uitals een versch gesteven en gestreken hemd: een meesterwerk van hygiënische reinheid. Zijn kinderen zijn in deze voortreffelijkheid opgekweekt. Het gevolg is natuurlijk, dat de wereld hun besten dig een dubbel gelaat voorhoudt: een zuiver, de deugd, het geluk, kortom de hygiëne, en een donker, wanstaltig en etterend kwabbelgezicht, de pest en den dood, kortom al het onvol komene in de properteit.

Dat zuivere gelaat der volkomen reinheid krijgen zij slechts in hun droomen te zien. Het an-

[pagina 24]
[p. 24]

dere daarentegen duikt telkenmale in al zijn afschuwelijkheid, zelfs in het geschuurde en geboende Holland, voor hen op. Het buitenland trekt hen telkens aan. Want het is een onontkomelijke wet in dit aardsch bestaan, dat het hart steeds hunkert naar de uitersten, die hem zijn zekerste heil vergiftigen en hem vervolgens weer gevoelig maken voor het simpele geluk, dat in zijn onmiddellijk bereik ligt.

Mijn propere vriend, zijn propere kinderen en gade komen dus naar het luchthartige Vlaanderen. Te Antwerpen begint de kwelling reeds. De kellner in de restauratie is een toegewijd man. Hij verricht alles met vaardigheid en spoed. Dat maakt hem warm. Even, heel even maar bet hij zich het voorhoofd af met zijn servet. Een heer vergeet zijn wandelstok. Hij snelt hem achterna en langs het raam keert hij terug, zijn servet als een dikke sjerp rond zijn hals geslagen. Een dikke druppel saus, wat gevallen asch van een sigaar, alles verdwijnt in de ge dienstige servet, waarmede de kellner tenslotte nobel en bedreven met voorkomendheid de borden definitief zuiver wrijft. En had hij daar ook niet discreet in zijn servet gekucht?

Hoe zouden de zuivere harten in deze zuivere borsten van walg niet keeren? Kippen en erwten, sausen en pasteien zijn plotseling niet meer zichtbaar te midden van microben, die het bloote oog in hun monsterachtige gedaante on-

[pagina 25]
[p. 25]

derscheidt en in dikke trossels ziet wriemelen. Als asceten reizen zij naar de Ardennen. Zij treffen er, na aan menigvuldige besmettingen in trein en auto te zijn ontsnapt, een zindelijk berghotel. Hier kunnen zij zich rustig op het blank linnen en de serveuze verlaten. Zij verademen en voelen zich knusjes thuis. Tot op zekeren dag de losheid der vacantiezeden een catastrofe ontketent.

De kinderen zijn al spelend in de keuken beland. De kok is een gemoedelijke, grappige man, die graag het jonge volkje met gezellige toeren aan 't lachen brengt. Hij bewerkt juist de gema len vleeschspijs met beide handen en draait het gehakt tot croquetjes. En hij heeft een inval, dien de kinderen onweerstaan baar prettig zullen vinden. Eén voor één gooit hij de vleeschballetjes tegen den geverfden muur. Zij pletsen heerlijk open. Drie, vier, vijf, een mooie roos! Slechts drie balletjes zijn niet ontloken en hangen traanvormig op de plint. Maar roos en traanvormen zijn in twee groote vegen, als om vliegen te vangen, opnieuw tot één grooten bal vereenigd: de vleeschbal voor 's middags, de vleeschbal dien niemand meer eten zal.

In hygiënische tijden als die welke in aantocht zijn, zullen er tenminste zooveel slacht offers van de hygiëne vallen als er verkankerden en vergiftigden in de somberste perioden van totale zorgeloosheid omkwamen. Te veel perfectie is in

[pagina 26]
[p. 26]

menig geval schadelijk. Of althans, kweek bij u zelf geen perfectie aan zonder meteen tot hoe langer hoe meer toegeeflijkheid in staat te zijn voor een wereld, die maar menschelijk is door veel hinkepatinken, struikelen en sukkelen. Zoo gij de volmaakte reinheid wilt nastreven moogt gij niet vreezen morgen op een mesthoop te slapen.

En ik moet het u zeggen, dat hetzelfde, dunkt mij, waar is voor moreele en ethische qualiteiten. De echte fierheid ontleent vaak de wegen der onbeduidende speelschheid. Hoed u voor heroïeke gebaren, voor de gesteven halve hemdekens der waardigen en der voortreffelijken, voor de hanepluimen der wijdborsten, indien rond de pit niet een kwetsbaar vleesch zit, indien de hoogste deugd niet versoepeld en verbeterd wordt door iets van haar tegendeel.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken