Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Draadlooze oogen (1928)

Informatie terzijde

Titelpagina van Draadlooze oogen
Afbeelding van Draadlooze oogenToon afbeelding van titelpagina van Draadlooze oogen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.17 MB)

Scans (11.27 MB)

ebook (4.71 MB)

XML (0.36 MB)

tekstbestand






Illustrator

Hans Borrebach



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Draadlooze oogen

(1928)–Leonard Roggeveen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 199]
[p. 199]

11
Weinig nieuws.

Ja, 't was een verkeerde gewoonte, Hans wist 't zèlf. En toch deed hij het: dien eersten vrijen Donderdagmorgen bleef hij heel rustig tot tien uur op z'n bed liggen, juist zooals hij dat alle vacantiedagen deed, tenminste, als er niets bijzonders aan de hand was.

Eén excuus had hij altijd bij de hand, als Moeder er wel eens over mopperde. En dat was dit: zoowat alle jongens doen 't.

Moeder was daar echter nooit tevreden mee. En daar had ze gelijk in: 't wàs overdreven en...... lui! En bovendien was 't drommels vervelend voor Antje. Want die moest 't dan op een accoordje gooien met haar gewone gang van werkzaamheden en dat werkte altijd hevig op haar humeur.

Vandaag had Hans nòg een excuus: hij had slecht geslapen. En nog een derde: 't was zulk vervelend weer, 't regende!

Toen hij beneden kwam, waar z'n goeie moeder z'n ontbijt nog had laten staan, zei hij dadelijk: ‘Ik ben expres blijven liggen, Moeder. Want met zulk weer kan

[pagina 200]
[p. 200]

ik toch niet naar buiten gaan? En hier zou ik u en Antje maar in den weg loopen, als u de kamers deed.’

‘Kijk,’ zei Moeder. ‘Daar was wel wat anders op te vinden geweest. Je had heel best zoolang in de voorkamer kunnen zitten, als ik met de achterkamer bezig was. En omgekeerd, hè? En eet nou maar vlug, dan breng ik je bordje en je kopje naar de keuken. Wij zijn ook al wat later dan anders door dien regen.’

Hans deed het.

En toen hij klaar was, ging hij op z'n allerdooiste gemak, met een gevoel als een rentenier het ochtendblad zitten lezen.

Er was weinig nieuws. Je hebt zoo van die dagen, dat er niets bijzonders schijnt te gebeuren. Zelfs de fluittoon leverde maar één klein berichtje op:

 

De redactie ontving voor de tweede maal een ongeteekend schrijven, in 't Engelsch gesteld van iemand, die beweerde, dat zijn oordeel absoluut juist was (men zie ons avondblad van Dinsdag 13 Juni) en die nog eens met nadruk als zijn meening verkondigde, dat de bekende fluittoon werkelijk

van Mars afkomstig was!

Binnen enkele dagen hoopt de onbekende schrijver doorslaande bewijzen te geven.

 

‘Ik ben er geweldig benieuwd naar, hoe hij dàt klaar zal spelen,’ dacht Hans. ‘Gek, dat die meneer steeds maar in 't Engelsch schrijft. Wacht 's eventjes: 't adres op 't pakketje van 't televisietoestel was ook Engelsch! En 't brief je erbij òòk al! Zeg, zou daar misschien een verband tusschen bestaan......? Nee, dat zal wel niet. Ik zou tenminste niet weten, hoe! Enfin, ik zal er ver-

[pagina 201]
[p. 201]

der m'n hoofd maar niet mee vermoeien. 't Raadsel van den fluittoon zal nou wel hèèl gauw opgelost zijn.

Laat 's kijken: vanavond schoppen-heer, en morgen, 16 Juni, de laatste van de serie, schoppen-aas! Troef! En dan......? Ja, wat dan......? Daar heb ik nog geen flauwe notie van. Afwachten maar......!’

Vervolgens ging hij naar de telefoon, belde commissaris Fleischmann op en vertelde, dat hij D.D.D. niet gehoord had.

De commissaris zei op zijn beurt, dat ingenieur Pareira den heelen avond en een groot gedeelte van den nacht had geëxperimenteerd, òòk zonder succes. ‘Vermoedelijk heeft hij onraad bespeurd,’ zei de commissaris. ‘En daarom houdt hij zich kalm. Ik heb nòg eens met den ingenieur gepraat over den technischen kant van 't geval, vooral ook, omdat meneer Pierre de Bruyne een ontvangtoestel èn een zendtoestel gebruikt. Maar gezien de tegenwoordige ontwikkeling van de radiotechniek, is 't volgens den ingenieur mogelijk de beide toestellen in een betrekkelijk kleine ruimte te bergen. Hans Lippe, groet je vader voor me, en blijf luisteren. Mijn onderzoek gaat in alle richtingen verder!!’

Hans groette den commissaris, legde den hoorn op den haak en ging voor 't raam naar buiten staan turen.

Een miezerig regentje viel druilerig naar beneden. De hemel zag troosteloos grauw......

‘Goed radio-weer,’ dacht Hans. ‘Maar stomvervelend, als je naar buiten wilt. Hè, nou moest er 's iemand komen. Johan bijvoorbeeld......’ O toeval! Op 't zelfde oogenblik werd er gebeld. En daar was...... niet Johan...... maar Karel, die Hans kwam vragen, of hij dien middag mee ging naar de nieuwe sprekende

[pagina 202]
[p. 202]

film, die volgens 't algemeene oordeel zoo mooi was. Wim ging ook mee!

Hans was er glad voor te vinden. Even confereerde hij met Moeder. Die had er geen bezwaren tegen, zoodat Hans z'n vriend de boodschap bracht, dat 't bèst was.

Karel vertrok en Hans ging tot de koffietafel nog wat zitten rommelen in z'n postzegelverzameling. Wat had hij dat in lang niet gedaan!

 

De groote bioscoopzaal van 't bekende theater ‘Clairette was stampvol.

Een vriendelijk gestemd publiek voor een goed deel uit dames bestaande, zat vol verwachting òf rookend òf bonbons snoepend, gezellig te praten.

Hans, Wim en Karel, die net op 't nippertje de laatste drie stallesplaatsen hadden kunnen bemachtigen, ongeveer in 't midden van de zaal, voelden bij 't binnenkomen al dadelijk de prettige stemming vol-enthousiasme-bij-voorbaat, die je onmogelijk precies kunt omschrijven, maar die zich oogenblikkelijk meester van je maakt.

Genoegelijk gingen ze zitten en Karel lachte al, vòòr hij iets gezien had.

't Orkest (dat Hans in zijn radio al dikwijls gehoord en bewonderd had) zette in met een pittige marsch, die door de toeschouwers daverend beapplaudisseerd werd.

Toen volgde meteen het hors d'oeuvre van alle bioscoopvertooningen: het journaal, het wereldnieuws.

De jongens zagen den prins van Wales in z'n nieuwe vliegmachine zitten; ze zagen een geweldigen zeestoomer van stapel loopen; een Duitsch gymnastiekgezelschap gaf een demonstratie van rhythmische oefe-

[pagina 203]
[p. 203]

ningen; de minister van Landbouw opende ergens een tentoonstelling en in de buurt van Londen werd een Derby gereden.

Deze laatste vertooning imponeerde Wim zoo hevig, dat hij luidkeels uitriep: ‘De vòòrste wint het!’, tot groot vermaak van een gemoedelijken ouden heer, die naast hem zat en die nog wel een kwartier na bleef lachen.

Vervolgens werd er een Amerikaansche klucht vertoond, waarin een klein fatterig kereltje met een onmogelijk tandenborstelachtig snorretje en alleridiootste maniertjes de hoofdrol speelde. De klucht eindigde met een geweldig lachsucces: drie heeren vielen achter elkaar in een vijvertje......

Na de pauze volgde de hoofdfilm: ‘I have killed him!’

Hans had al heel wat sprekende films gezien en gehoord; en hij had ze prachtig gevonden. Maar...... wat hij nu zag, dat spande de kroon! Dat was geen film-beeld meer! Dat was echte, ware werkelijkheid! Vooral een gedeelte uit de derde acte, waar de hoofdrolvertolker als in een droom z'n heele leven van z'n jeugd af nog eens aan z'n geestesoog voorbij zag gaan, maakte een diepen indruk op hem.

En niet op Hans alleen, maar op 't heele publiek.

Toen de film geëindigd was en 't breede gekleurde voordoek voor 't witte scherm schoof, toen ratelde een daverend applaus door de zaal.

‘Wat een wonder toch,’ zei Karel. ‘Wij zien ze loopen, wij hooren hun stemmen; 't is net, of ze bij ons in de zaal zijn! En misschien liggen ze in werkelijkheid wel rustig op één oor.’

‘En als ze gestorven zijn,’ dacht Hans, ‘dan blijven tòch hun stemmen en hun bewegingen voor altijd op

[pagina 204]
[p. 204]

de film bewaard. Dààr kan de radio niet tegen op. En de televisie òòk niet.’

Thuisgekomen zei hij: ‘Johan had gelijk. 't Wàs reuze! Jullie moeten vast allemaal gaan kijken.’

‘Dan morgenavond,’ zei Vader. ‘Op 't kantoor hoorde ik òòk al over die film praten. Ik wil hem graag zien! Wie gaat er mee?’

Alle vier de zussen riepen eensgezind: ‘Ik!’

‘De Entente cordiale dus,’ zei Vader. ‘En Moeder?’

‘Ik blijf rustig thuis,’ zei Moeder. ‘Ik krijg altijd hoofdpijn van films. Maar gaan jullie maar gerust. Dan vraag ik, of tante Mina me gezelschap komt houden. Dat doet ze vàst!’

‘Opbellen?’ vroeg Hans.

Meteen dééd hij 't al.

't Antwoord was gunstig: tante Mina kwam beslist!

‘Zie je,’ zei Vader, met een knipoogje naar Hans en een peinzenden blik op z'n vier dochteren, ‘dat is toch een geweldig voordeel van zoo'n sprekenden film. En van de radio trouwens ook......’

‘Wàt, Vader?’ vroeg Truus.

‘Wel,’ zei Vader opstaand. ‘Dit: dat nòch de sprekende film, nòch de radio...... je òòit tegenspreken!’

Meteen was hij de kamer uit.

‘Ja!’ riep Ali. ‘Jawel, u hebt 't bàr slecht bij ons!’

Maar toch lachte ze hartelijk met de anderen mee.

 

‘Nieuws over den fluittoon?’ dacht Hans. ‘Even kijken!’

Weinig, hèèl weinig! Een kort berichtje in 't avondblad meldde, dat 't verschijnsel in radiokringen nog steeds druk besproken werd en dat de kansen van Mars steeds slechter gingen staan.

[pagina 205]
[p. 205]

Een booze ingezonden-stukken-schrijver schreef 't volgende:

 

Mijnheer de redacteur, is u 't niet met mij eens, dat er heel spoedig klaarheid moet worden gebracht inzake dien raadselachtigen fluittoon, dien wij thans iederen avond hooren, en die ons zoo langzamerhand hevig begint te irriteeren?

Ik ben van oordeel, dat het Nederlandsche volk het moe wordt, om nog langer bij den neus te worden genomen!

Het moet nu maar eens uit zijn met dit gesol!

JAC. A. VLIEGENTHART.

Secretaris ‘Waarheid voor alles’

3e Braamstraat 297 huis.

De redactie schreef onder dit artikeltje heel eenvoudig: ‘Ja!’

Hans lachte!

 

Wèèr luisterde hij dien avond naar D.D.D.

Wèèr mis......

En met veel interesse ('t zou morgen immers Vrijdag de zestiende zijn?) tuurde hij om tien uur naar 't matglazen ruitje van 't televisietoestel.

Hij zag...... wat anders!

Eerst liet de hand met den zegelring een kalenderblaadje zien.

‘Negen Juni......,’ mompelde Hans.

Vlak daarna verscheen: schoppen-zeven!

‘Juist......,’ dacht Hans.

Toen volgde een ander kalenderblaadje: tien Juni. En daarna: schoppen-acht. Vervolgens weer: elf Juni

[pagina 206]
[p. 206]

en schoppen-negen; twaalf Juni en schoppen-tien; dertien Juni en schoppen-boer; veertien Juni en schoppen-vrouw.

Daarna: vijftien Juni en......

Hans raadde 't glad: ‘Schoppen-heer!’

En tenslotte toonde de hand met den zegelring tot Hans' verbazing, 't kalenderblaadje van den volgenden dag: zestien Juni, gevolgd door......

Schoppen-aas?

Mis!!

Een blocnote-velletje dwarrelde over 't ruitje. En daarop stond duidelijk geschreven:

NINE O'CLOCK!

Na een half minuutje verdween 't blaadje.

‘Begrepen......,’ mompelde Hans. En opeens klopte z'n hart met felle slagen, vol verwachting. ‘Morgenavond dus niet om tien uur, maar om negen uur. Ik...... ik zal op mijn post zijn......’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken