Hij is wàt in zijn schik met zijn plannetje!
Maar Henk haalt zijn schouders op.
En Greetje....
‘Nee!’ zegt Greetje. ‘Ik weet wat anders! We gaan langs alle huizen, waar ouwe mensen wonen. En dan vragen we, of er wat in de tuin te doen is. Ouwe mensen hebben nogal veel last van ru.. reu.. rume.. hoe heet dat ook weer, die pijn in je knieën?’
‘Rheumatiek heet 't,’ zegt Wim. ‘Maar dat is gekkenwerk, Greet. Want ouwe mensen geven nooit veel om hun tuintjes en ouwe mensen met rheumatiek vast en zeker niet. Die zitten liever bij de kachel. En 's zomers op de bank voor hun huis in 't zonnetje. En naar hun tuintjes kijken ze niet om. 't Kan ze niks schelen, al staan die vol met paardebloemen en ander onkruid.’
‘Ja, maar wat dàn?’ vraagt Greetje.
‘Laten we eens stemmen,’ zegt Henk, ‘Wie is er vóór de witte verf?’
Wims mooie plannetje wordt met twee stemmen tegen één verworpen. Henk gelooft niet, dat de mensen hem nodig hebben met zijn verf en zijn kwastjes. ‘Ze zullen je aan zien komen, jô,’ zegt hij. ‘Zo'n lik op zo'n spatbord kunnen ze zelf nog wel geven!’ En Greetje is er tegen, omdat Wim haar rheumatiekplannetje onzin vindt. Er komt zowaar een klein ruzietje van, maar dat is gelukkig nogal gauw afgelopen. Wat hèb je ook eigenlijk aan ruzie?
't Plan van Greetje wordt óók verworpen met twee tegen één. Wim vindt 't nou eenmaal gekkenwerk en daar blijft hij bij. En Henk is er ook tegen. Hij zegt, dat er genoeg ouwe mensen zijn zònder rheumatiek. ‘Jan de Graaf bijvoorbeeld! En Kobus Kossen! En de ouwe Willem Pagano. Die is al eenennegentig en die spit nog altijd zèlf zijn grond om,’ zegt hij.
En nu zijn ze nog even ver.
Zwijgend kijken ze door 't dakraam naar buiten.
Een lekker voorjaarszonnetje schijnt naar beneden.