Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Uit zelfbehoud (1938)

Informatie terzijde

Titelpagina van Uit zelfbehoud
Afbeelding van Uit zelfbehoudToon afbeelding van titelpagina van Uit zelfbehoud

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.54 MB)

Scans (4.12 MB)

ebook (2.77 MB)

XML (0.16 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Uit zelfbehoud

(1938)–A. Roland Holst–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 3]
[p. 3]

Uit zelfbehoud

[pagina 5]
[p. 5]

Zielskracht en energie

WIE ooit, al was het maar in een vroege verte, van de verrukkingen der zielskracht het wild en helder hinniken hoorde, weet wel, dat die vrije paarden maar weinige ruiters zullen dulden. Alleen door bedrog en misleiding zullen zij gelokt kunnen worden binnen dat omheinde perk, waar de hersens hart en bloed bedillen en macht zòòveel meer telt dan geluk, dat arbeid en lied er van elkaar vervreemd zijn, en waar men hen om hun groote kracht gaarne tot werkpaarden en lastdieren zou willen maken. Vandaar dat de elementaire, autonome zielskracht zich niet uitstort over die wezens, wier doel de wereld is en die de wereld zouden willen verbeteren zooals men het een school, een ziekenhuis of een station doet. Zij meenen, dat mensch en wereld hun doel in elkander hebben, en maakten hieruit een ideaal, dat bereikbaar is en dat zij vooruitgang noemen. Voortdurend, en hoopvol veelal, zijn zij door dit ideaal geprëoccupeerd, en zoo ontgaat hun de strijd op leven en dood tusschen ziel en vleesch, vlam en hout, die de wereld haar eenig duurzamen zin geeft, en - hoewel onbewust - beijveren zij zich dezen strijd te sussen. Zij zijn onvermoeid en zij houden van wat getemd en onvermoeid is, of het hun bijstaat of tegenwerkt, want daarvan kunnen zij de werkingen overzien en er hun

[pagina 6]
[p. 6]

winst of verlies uit opmaken door op te tellers of af te trekkers. Zij zijn in hun bewust en hardnekkig strijden om een wereld te makers, die zichzelf belijdt en waarin geluk door macht, goud door getal bepaald wordt, de onbewuste défaitisten van een heiligen oorlog, en in hun hart haten zij elke uitstorting der autonome zielskracht, die, waar zij niet optelt en aftrekt maar vermenigvuldigt en deelt, voor hen onberekenbaar is en hun werk in de war stuurt.

De kunst, die zij inderdaad pas vereeren als zij in hun zalen van bibliotheek en museum tot kroniek is geworden, zouden zij ook haten, konden zij dien heiligen oorlog, die zich in haar nog voltrekt, waarnemen. Maar een dof instinct van zelfbehoud, eigen aan de dichte levenslaag die de hunne is, maakte hen blind en doof voor wat hen anders verslinden of bedwelmen zou in dat, waar zij nu de rustoorden van hun energiek bestaan zonder gevaar mee kunnen tooien.

In een tijdperk als het tegenwoordige, waarin zij met hun leeren en hun leuzen nagenoeg de geheele wereld onder hun beheer kunnen houden, en waarin smart en geluk, steeds nauwkeuriger herleid tot achteruitgang en vooruitgang, verlies en winst, negatief en positief, steeds meer worden afgesneden van bloed en ziel, van vuur en droom, kan in een mensch, die als kunstenaar slechts van de scheppende verbeelding leeft, de zielskracht door vertwijfeling overslaan tot dien onmogelijken droom van den ondergang der wereld, die hem in zichzelf terugdrijft, en hem tot een verlaten alchi-

[pagina 7]
[p. 7]

mist maakt, een ingekeerd bezetene, die hunkert naar één strophe, één melodie, van zulk een saamgetrokken hevigheid, dat al dat andere er door verzengd zou worden omderwille van een weinig, maar tot geen getal meer herleidbaar, goud.

En toch - zóó overtuigend kan levenskracht ook zonder zielskracht zich voordoen - zal zelfs hij, als hij in den vroegen morgen den aanhef van ‘Paradise Lost’ herleest en dien ouden blinden dichter van ‘my adventurous song, that with no middle flight intends to soar’ hoort getuigen, het boek wellicht sluiten als de krant komt, om die bladen van slecht papier en slechten druk open te slaan, en - zij het met haastigen bilk - te zoeken naar het telegram over den laatsten vliegheld.

Zou het alleen afkeer van het verplicht en resonneerend optimisme der vooruitgangers zijn, die - tenzij de ziel in de huid vaart, en alles redeloos en goed wordt - het verlangen naar een herstelde grootheid des levens onder de menschen verwrong, gelijk de zeewind het in de duinen de verste struiken doet, tot de knoestige lijnen der bitterheid? Of is de bezieling ook hierin als de schoonheid, dat zij leeft en omwaart naar eigen welbehagen, en - zonder zich te bekommeren om de plannen en het hopen der wereld - somwijlen de wanhoop doet stralen in haar gloed? Hoe het zij, in dit tijdperk schijnen zielskracht en grootheid van wezen, zoodra zij zich lokken laten binnen het perk van de wereld, met welhaast chemische volstrektheid

[pagina 8]
[p. 8]

om te worden gezet in wat men vitaliteit en energie is gaan noemen. En leven wij niet in een wereld, wier grootste roem het eens wellicht zal zijn geweest, den ingang van den nacht des levens electrisch te hebben verlicht?

Zet echter de willekeur der bezieling het gezonken zwerk der wanhoop in het lichtelaaie van een avondkim, die eensklaps een doorzicht schijnt te openen op een andere wereld, dan wordt de wereld hier ondragelijk en onbewoonbaar voor de groote hartstochtelijke droomen, de aartsdroomen, die altijd, wellicht voormenschelijk zijnde, ouder en machtiger waren dan wie hen droomden. Niet ondragelijk echter voor den ganschen nasleep van murwe droomen en teemende illusies, want voor wat voorgespiegeld aanzien en wat neergetelde winst zien zij van hun bedreigd geboorterecht graag af, en voor wie desnoods wil hoereeren blijft een wereld, die goud enkel nog als getal kent, wel bewoonbaar. Zij zullen als knechten, die het goed hebben, zich door energie en vitaliteit laten gebruiken en in hun voorspoed smalen op de grooteren, op hen, die, de voormalige heerschers trouw blijvend, haveloos heengingen om in afgelegen streken, wakend bij vuren, te overnachten, wellicht enkel nog in verheven wartaal elkander herinnerend aan koningen, die - roekeloos geworden door een droom, grooter dan hun rijk - hun kronen wegwierpen in den avondval.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken