Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Uit zelfbehoud (1938)

Informatie terzijde

Titelpagina van Uit zelfbehoud
Afbeelding van Uit zelfbehoudToon afbeelding van titelpagina van Uit zelfbehoud

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.54 MB)

Scans (4.12 MB)

ebook (2.77 MB)

XML (0.16 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Uit zelfbehoud

(1938)–A. Roland Holst–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 71]
[p. 71]

De schoonheid en de zintuigen

WAT is de schoonheid anders dan het voor de zintuigen van het lichaam waarneembaar worden van wat er in de ziel gebeurt? voor twee dier zintuigen althans, want wat - ofschoon wellicht in aantocht - nog ver is, kan slechts gehoord of gezien worden.

Wel laat het firmament - gouden net, dat het lot over dit leven heensloeg - bijwijlen de blinkende of duistere buitensporigen van een ander leven door zijn mazen binnendalen, doch slechts zoolang (en voor hoe weinigen hier) zij nog maar te zien en te hooren zijn, behouden zij, en niet langer, hun oorspronkelijk wezen. Want zij schijnen, vatbaar geworden door hun begeerten, zich, in het neerstrijken, van een onderhevig worden aan ons wezen niet geheel te kunnen vrijwaren, en geeft ten laatste een van ons aan die omhelzing - waarboven nog iets als een afnemend vleugelslaan hoorbaar scheen - zich over, dan wordt de geur dier lokken, de gloed dier huid, het vlijmend zoet dier lippen, te bedwelmend dan dat de oogen nog open kunnen blijven.

Zijn wij het, die, verhevigt het genot zich eenmaal in dezen zin, een zeker recht verliezen van schoonheid te gewagen? wellicht, en wellicht ook beteekent dit niet

[pagina 72]
[p. 72]

anders dan dat, eenmaal binnen bereik gekomen dier andere zintuigen, van den neergestrekene inderdaad een gloed en een ruischen afnemen, die, tot op die grens, hem rechtens herkomst kenmerkten.

Wij weten niet beter dan dat de twee zintuigen, waardoor de schoonheid zich mededeelt, met die drie anderen - hoezeer zij elkander in het gematigde leven kunnen verstaan en terwille zijn - in een geheimzinnige tegenspraak raken zoodra het leven zich naar den eenen of naar den anderen kant gaat verhevigen. Want gebeurt dit naar den kant van de twee die der schoonheid zijn, dan wordt, als door een hoos, het leven door een vervoering opgenomen, waarin die anderen vergeten raken; en verhevigt het leven zich door die anderen, dan - als door een kolk - wordt hetzelfde wezen gegrepen door een genot, waarvan een diep en als voormenschelijk tumult het hooren en zien doet vergaan. Wil zich door die twee zinnen, die van de ziel kunnen zijn, het verlangen van het menschelijk wezen naar een overzijde van den dood voltrekken? of voltrekt zich door die andere zinnen, die zijn van het bloed, en door middel van het menschelijk wezen, een voormenschelijke begeerte, een neerwaartsch heimwee, van de goden naar de dieren? en als het hart het perk is, waar dat verlangen en dat heimwee elkander bevechten, is het dan geen ongelijke strijd? Of staat het nog hopeloozer, en kan er van strijd niet gesproken worden? Veelal toch wordt dat verlangen gewekt, voorafgegaan althans, door het ontbranden

[pagina 73]
[p. 73]

van de zintuigen die des bloeds zijn, en neemt het af naarmate die brand inkrimpt, en sterft het in een nagloed van asch en sintels. Zoo zou dan de mensch niet dan een tusschenwezen zijn, tijdelijk door dat neerwaartsch heimwee, dat hem niet geldt of telt, ontstoken tot wat zich als verlangen voordeed, doch voorbestemd eenmaal te loor te gaan en vergeten te zijn in een natuur, een landschap, waar goden en dieren weer ongehinderd samen zullen leven.

Doch wellicht zal alles wat hier geen zinnen, of geen bewuste zinnen, heeft - alles wat geworteld is en het landschap maakt - een macht blijken te bezitten die geneest, en is er, op onbegrijpelijke wijze, een troost, een hoop misschien, in het beeld van een onwetend kind, dat onder een boom, in gras en bloemen, met de dieren speelt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken