Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kapitaal en arbeid in Nederland (1977)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kapitaal en arbeid in Nederland
Afbeelding van Kapitaal en arbeid in NederlandToon afbeelding van titelpagina van Kapitaal en arbeid in Nederland

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.56 MB)

XML (1.11 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis-archeologie
non-fictie/economie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kapitaal en arbeid in Nederland

(1977)–Henriette Roland Holst-van der Schalk–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 300]
[p. 300]

Verklaring van vreemde woorden

Aalmoezenier: geestelijke, belast met de distributie van gaven aan de armen, later R.K. legerpredikant.
absolutisme: onbeperkte alleenheerschappij.
absolutistisch: een onbeperkte alleenheerschappij uitoefenend.
abstrakt: onbepaald, ‘afgetrokken’.
accijns: verbruiksbelasting.
aera: tijdperk.
aesthetisch: schoon, op schoonheid gericht.
agrarisch: den landbouw betreffend.
agressief: aanvallend, vechtlustig.
agronoom: landbouwkundige.
akkumulatie: term uit de marxistische ekonomie: de steeds voortgaande zelfvergrooting van het kapitaal.
akuut: scherp, plotseling optredend.
ambrosisch: als ambrozijn (godenspijs).
ambulant: nl. hoofd van een school zonder eigen klasse.
amortiseeren: betalen van rente en aflossing eener schuld.
ancienniteit: ouderdom van rang.
ancien régiem: de oude orde, de reaktie.
anachronisme: niet in een tijdvak passend, ‘unzeitgemäss’
anthropomorfisch: in menschelijken vorm (b.v. een menschvormige voorstelling van een godheid.)
apathie: ongevoeligheid, verdooving.
Arkadië: geluksland.
articles de Paris: parijsche (luxe-) artikelen.
Asmodée: beteekent verwoester, de duivel.
aspekt: aanzien, uitzien, uiterlijk.
aspiratie: verwachting.
assignaten: geldpapier uit den tijd der fransche revolutie.
atavistisch: van zijn voorouders overgeërfd.
aureool: stralenkrans (om het hoofd van een heilige).
autocratie: alleenheerschappij (zelfheerschappij van één man).
[pagina 301]
[p. 301]
banaliteit: platheid.
braakhok: schuur waar ‘gebraakt’ wordt.
braken: voorbereidende bewerking van vlas of hennep.
breve: kort zendschrijven van den paus.
bureaukratie: ambtenarenheerschappij.
cachet: stempel, karakter.
calicot: fijn bedrukt katoen.
celebriteit: beroemdheid.
census: belasting, schatting voor belasting.
centrifuge: machine, die werkt door snel rond te draaien, o.a. in gebruik bij de zuivelbereiding om de zwaardere deelen van de melk te scheiden van de lichtere.
cerebraal: vooral uit de hersens (het verstand) niet uit het gevoel redeneerend.
chauvinisme: overdreven bewondering voor den roem van het vaderland.
chemie: scheikunde.
cochenille: scharlakenroode verfstof.
cochinchina's: kippensoort.
débacle: zie échec.
degradatie: verlaging, achteruitzetting.
dekadentie: verval, achteruitgang, met bijgedachte van overbeschaving.
depressie: gedrukt zijn, neergang.
deprimeeren: neerslachtig maken.
despotisme: dwingelandij.
differentieele rechten: rechten die in het eene geval hooger zijn dan in het andere, met het doel één geval te begunstigen.
douanier: tolbeambte.
dynamisch: krachtig, beweeglijk, zich bewegend.
échec: volkomen mislukking.
eigenerfde: door erfrecht eigenaar van zijn boerderij.
eldorado: fabelland, luilekkerland.
[pagina 302]
[p. 302]
elimineeren: geen rekening houden met, wegdenken.
embargo: tijdelijk beslag op schepen.
embryo: kiem, vrucht voor de geboorte, ongeboren kind.
emolumenten: bij-inkomsten, voordeelen aan een betrekking verbonden.
empirisch: zooals de ervaring leert, uit ervaring afgeleid.
empirist: die zijn beschouwingen bazeert op ervaring.
enfants perdus: letterlijk: verloren kinderen; manschappen die vooraan staan en het meeste gevaar loopen, zich opofferende waaghalzen.
enquête: onderzoek (door schriftelijk rondvragen).
entrepôt: pakhuis (voor goederen waarvoor nog geen invoerrecht is betaald).
exorbitante rechten: buitensporige rechten, bijzondere rechten (van den gouverneur-generaal) om langs administratieven weg bepaalde beslissingen te nemen.
exotisch: uitheemsch (vooral voor planten uit tropisch klimaat).
exploitatie: het doen-werken van iets of iemand met het oog op winst, uitbuiting.
extraktief: door uittrekking verkregen.
ethnologisch: volkenkundig.
fabuleus: sprookjesachtig, ongelooflijk.
facet: geslepen vlak van een edelsteen - een van de vele kanten waarvandaan men een zaak kan bezien.
fase: periode, tijdvak.
fascinatie: betoovering, verblinding, geboeid zijn.
fenomenaal: wonderbaarlijk.
feodaal: behoorend tot het oude, middeneeuwsche leenstelsel.
fiasco: zie échec.
filantropie: menschenliefde voorzoover die zich uit in liefdadigheid.
filoloog: taalkundige.
[pagina 303]
[p. 303]
floreeren: bloeien.
fluktuatie: schommeling, op en neer gaan van prijzen.
fondsen: voor bepaalde doeleinden afgezonderde gelden; beurswaarden.
fossiel: versteend dier of plant.
fysiek: lichamelijk.
fysionomie: gelaatsuitdrukking, gedaante.
geoktrooieerd: beschermd door, gebonden aan een oktrooi: uitsluitend recht tot het vervaardigen, in- of uitvoeren van bepaalde goederen.
gepredisponeerd: door aanleg of ontwikkeling ergens toe geneigd; ontvankelijk.
geprononceerd: uitgesproken, duidelijk.
geünieerd: vereenigd.
grietenij: een vereeniging van friesche dorpen (tot 1795 was Friesland verdeeld in elf steden en dertig grietenijen).
guerilla: ongeregelde bende-oorlog.
hautain: hooghartig.
haute finance: de groote bankiers, het geheimzinnig bedrijf van de groote bankiers.
hiem: hofstede.
homogeen: éénsoortig, uit gelijksoortige bestanddeelen bestaande.
hydra: monster met negen koppen (waarmee Herkules moest vechten).
hydraulisch: met vloeistofdruk werkend, behoorend bij de leer van de vloeistofdruk.
ideologie: gemeenschappelijk denkstelsel, gedachtenwereld van een bepaalde groep menschen in een bepaalden tijd.
ideologisch: regelrecht verband houdend met het gedachtenstelsel (eener groep).
imaginair: denkbeeldig, verzonnen.
importantie: belang, beteekenis.
[pagina 304]
[p. 304]
impotentie: onmacht.
impulsie: drang, prikkel.
inertie: sloomheid, traagheid.
inkarnatie: vleeschwording, belichaming.
inklaren: aangifte doen van invoer van goederen, om er de inkomende rechten op te betalen.
instigatie: aansporing.
integreerend: onafscheidelijk, onmisbaar.
interventie: (gewapende) tusschenkomst, (gewapend) ingrijpen.
irrationeel: onredelijk, niet verstandelijk te verklaren.
jargon: boeven-taaltje.
kargadoor: scheepsbevrachter (die ook zorgt voor douanekwesties).
karnvat: primitief werktuig voor het karnen van de melk: het scheiden van de boterdeelen en de karnemelk.
kategorie: filosofische term: principieel onderscheiden afdeeling (van begrippen).
Katzenjammer: kater, katterigheid.
klassicisme: navolging van den stijl van de klassieken: de groote voorbeelden voor alle tijden, de Grieken en Romeinen.
kommunikatie: verbinding.
kompakt: vast op elkaar, ineengedrongen, gesloten.
kompensatie: vereffening; vergoeding voor een verlies, of voor een achteruitzetting.
konceptie (van een plan of een boek): het ontwerp, algemeene opzet.
konkreet: tastbaar, bepaald.
konsideratie hebben: geduld hebben met, bezorgd zijn voor.
konskriptie: loting (voor het leger).
konsolidatie: bevestiging.
konventie: zede, overgeleverde gewoonte, fatsoen.
[pagina 305]
[p. 305]
kontinentaal-stelsel: afsluiting van het vasteland van Europa voor den engelschen handel, door Napoleon I.
koöperatie: vereeniging met het doel om de leden voordeel te verzekeren door inkoop of verkoop van goederen voor gezamenlijke rekening, door gemeenschappelijk werk of krediet.
kronisch: van langen duur, duurzaam, blijvend.
K.v.K.: Kamer van koophandel.
labyrinth: doolhof.
laissez-faire, laissez-aller: laat alles z'n gang gaan, laat alles aan z'n eigen ontwikkeling over (grondstelling van het oude liberalisme).
la mort sans phrase: het botweg ter dood veroordeelen.
leenhoorige: lijfeigene bij het middeneeuwsche leenstelsel.
lethargie: verdooving, doffe onverschilligheid.
lukratief: winstgevend.
manifesteeren: betoogen, aan den dag leggen, tot uiting brengen.
manufaktuur: werkplaats waar in aantallen handwerks- of kunstvoortbrengselen worden gemaakt, en produktiewijze die daarmede verbonden is.
marken: stukken land in gemeenschappelijk bezit van boeren.
merkantilisme: staathuishoudkundige leer die de nadruk legt op den bloei van handel en industrie, en die de welvaart van een volk afmeet naar den voorraad goud en zilver die het heeft.
metamorfose: gedaanteverwisseling.
mobiel: beweeglijk, verplaatsbaar.
monopolie: alleenhandel. Van een monopolie is sprake, wanneer een onderneming de markt voor een bepaald produkt of een bepaalde produktietak geheel of zoo goed als geheel beheerscht.
mores (meervoud van mos); zeden, nl. gòède zeden.
[pagina 306]
[p. 306]
nektar: godendrank.
neo-: nieuw-.
nonchalance: achteloosheid.
non-interventie: onthouding van gewapend ingrijpen, gewapende tusschenkomst.
obskurantist: duisterling.
oktrooi: uitsluitend recht tot het drijven van een zekeren handel, tot het fabriceeren van bepaalde goederen, tot het in- of uitvoeren van bepaalde goederen.
oligarchie: overheersching door een kleine groep, heerschappij der weinigen.
onaesthetisch: leelijk.
oorbaar: zedelijk toelaatbaar, betamelijk.
outlaws: vogelvrij verklaarden, menschen die van al hun wettelijke rechten beroofd zijn, buiten de wet gestelden.
par excellence: bij uitnemendheid.
pari: weddenschap, koers van een effekt waarbij het dezelfde marktwaarde heeft als het bedrag dat er op gedrukt is (de nominale waarde) koers van 100 %.
paria: verschoppeling, Hindoe uit de laagste klasse in Indië.
partikularisme: voorkeur voor het belang van het eigen kleine groepje boven het algemeen belang.
parti pris: vooroordeel, hardnekkig volgehouden standpunt.
patriciër: burger van aanzienlijken stand - adellijk burger uit het oude Rome en de voormalige duitsche rijkssteden.
pietisme: beweging van verinnerlijking van godsdienstig leven in de 17de en 18de eeuw.
plakkaten: verordeningen (die oorspronkelijk aangeplakt werden).
plutokratie: heerschappij van den rijkdom, van het geld.
polyp: zeedier dat op een plant lijkt, bepaalde vorm van gezwel.
[pagina 307]
[p. 307]
potentaat: machthebber, machtig vorst.
précair: hachelijk, benauwd, gevaarlijk, kritiek, teer.
premie (premiën, premies): gunstbewijs, belooning, extra toegift.
privatissimum: allerpartikulierst.
prognose: voorspelling, voorteeken.
proponent: iemand die alle examens, met name de kerkelijke, voor het predikantsambt heeft afgelegd, maar nog geen gemeente heeft.
propositie: voorstel.
protektionisme: stelsel tot bescherming van binnenlandschen handel en industrie door invoerrechten, uitvoerpremies e.d.
psychisch: het zieleleven betreffend, geestelijk.
psychologisch: zielkundig.
pulseeren: kloppen (van het hart), een krachtigen polsslag hebben.
puriteinsch: als een Puritein, een engelsche kalvinist, bekend om zijn soberheid.
rachitis: kinderverlamming.
rationeel: redelijk.
réfugiés: uitgewekenen - de Franschen die in 1685 de geloofsvervolging van Lodewijk XIV ontvluchtten door landverhuizing.
ein reiner Thor: een volslagen dwaas.
relatief: betrekkelijk.
representatief: vertegenwoordigend.
repressie: onderdrukking.
restitutie: teruggave, terugbetaling.
retoriek: woordenspel, gebruik van dikke woorden.
retributie: teruggave, ruil.
semi-: half-.
seminarie: kweekschool voor a.s. geestelijken.
semipermanent: voor niet onbeperkten tijd blijvend.
[pagina 308]
[p. 308]
souverein: onbeperkt machtig.
spekulatie: veronderstelling op vage gronden; handel in effekten of goederen waarbij men op grond van waardeveranderingen, die men meent te kunnen voorzien, flinke winst verwacht.
spontaneïteit: ongedwongenheid van een opwelling.
stagnatie: stremming, oponthoud.
stationair: onveranderd, gelijk blijvend.
strippen: tabaksbladen van de steelen aftrekken.
subsidie: geldelijke steun, toelage.
subtiel: teer, fijn.
successie: opvolging - troonsopvolging.
tarieven: in- en uitvoerrechten - vastgestelde prijzen.
territoir: grondgebied.
tiendlasten: belasting, die de boeren vroeger moesten opbrengen aan kerk of landheer, en die opgeëischt werd door aanwijzing van elke tiende schoof, elk tiende stuk vee, enz.
totaliteit: 't geheel.
toynbee: ontwikkelingswerk, geleid door intellektueelen die door persoonlijken omgang hun doel trachten te bereiken.
transcendeeren: volstrekt te boven gaan, van volstrekt andere afmeting zijn.
transcendentaal: (filosofische term) volstrekt te boven gaand.
transformatie: vervorming, herschepping.
transito: doorvoer.
ultra: uiterst.
union intime entre le peuple et son roi: nauwe verbinding tusschen volk en koning.
vampyr: bloedzuigend spook.
vasal: edelman, in dienst van zijn leenheer.
vexatie: kwelling.
[pagina 309]
[p. 309]
vif: levendig.
vitaal: levend, levenskrachtig.
vitaliteit: levendigheid, levenskracht.
voluntaristisch: volgens de leer van den wil, in verband met de wilsleer, gebazeerd op vrijen wil.
vexatie: kwelling.
wijandotten: kippensoort.
zwavelstokken: verouderde soort lucifers.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken