Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kapitaal en arbeid in Nederland (1977)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kapitaal en arbeid in Nederland
Afbeelding van Kapitaal en arbeid in NederlandToon afbeelding van titelpagina van Kapitaal en arbeid in Nederland

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.56 MB)

XML (1.11 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis-archeologie
non-fictie/economie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kapitaal en arbeid in Nederland

(1977)–Henriette Roland Holst-van der Schalk–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 333]
[p. 333]

VoorredeGa naar voetnoot*.

Het komt mij wenschelijk voor, met eenige woorden uiteen te zetten, welke gezichtspunten mij geleid hebben bij de aanmerkelijke uitbreiding en de ten deele belangrijke omwerking, die deze derde druk heeft ondergaan.

Ten eerste dan heb ik, waar dit boekje tot mijn vreugde meer dan ik verwachtte in arbeiderskringen is doorgedrongen, gemeend goed te doen het slechts terloops aanduiden der historische gebeurtenissen gelijk in den eersten en (onveranderden) tweeden druk geschiedde, zoo veel mogelijk door een korte samenvatting van het gebeurde te vervangen. Aan vele lezers zal, veronderstel ik, een kleine opfrissching van hun historische kennis, vooral waar het de geschiedenis der 18de eeuw betreft, niet onwelkom zijn.

De voorstelling van het verval van handel en nijverheid in de laatste helft dier eeuw is belangrijk uitgebreid, waarbij het voor korten tijd verschenen werk van den heer H. Diferee over de geschiedenis van den nederlandschen handel mij goede diensten bewees.

Verder zal de lezer aan de uiteenzetting van den klassenstrijd der bourgeoisie tusschen 1830-48 in dezen druk een afzonderlijk hoofdstuk gewijd vinden, dat grootendeels nieuw is geschreven. Bij het overlezen van de gedeelten van mijn werkje, die hierop betrekking hadden, bleek mij namelijk dat ik de geschiedenis der nederlandsche bourgeoisie in dat gewichtig tijdvakmeer deklamatorisch dan wel kritisch had behandeld, haar meer geapostrofeerd wegens het gebrek aan grootheid, dat in haar strijd, vergeleken bij die van andere moderne bourgeoisiën, uitkomt, dan dit gebrek en in het algemeen het speciale karakter van haar optreden verklaard in het licht der bijzondere ekonomische en politieke omstandigheden, onder welke haar strijd plaats vond.

Haast niemand onzer, van-huis uit burgerlijke intellektueelen, dringt met één stoot volkomen door in de methode en de gedachtegangen van het historisch materialisme; haast niemand onzer of zijn opvattingen vertoonen op bepaalde punten langer dan hij zelf vermoedt de sporen van vroegere, burgerlijke denkwijzen, de slakken zijner oude wereldbeschouwing.

Voortzette studie onzer theorie, en voortdurende praktische bemoeiing met de proletarische beweging zijn het beste middel, deze overblijfselen van het burgerlijk denken in ons te overwinnen. De kritiek der officiëele nederlandsche vak-historici, die veel misbaar heeft gemaakt over een enkele, meer schijnbare dan werkelijke

[pagina 334]
[p. 334]

onnauwkeurigheid in mijn boekjeGa naar voetnoot1 kon natuurlijk het gebrek aan een kritische behandeling in mijne beschouwing van den klassenstrijd der bourgeoisie, dat mij na zeven jaar zijn voornaamste fout bleek, niet aantoonen. Alleen de studie van de historische geschriften onzer groote meesters en het dieper doordringen in de materialistisch-dialektische wereldbeschouwing wezen mij den weg de fout te verbeteren.

In het hoofdstuk over de maatschappelijke en geestelijke beweging zal de lezer een uitvoeriger behandeling der beide groote letterkundige figuren Potgieter en Multatuli dan de oude druk bevat, vinden. Aanleiding hiertoe gaf mij een sympatieke bespreking van mijn boekje door Albert Verwey in zijn tijdschrift, waarin hij mij verweet, Potgieter onrecht aangedaan te hebben, door tegenover hem Multatuli als den grooteren, den in meerdere mate de maatschappij-beweging zijner dagen uitdrukkenden kunstenaar te stellen. Verwey's kritiek voerde mij tot hernieuwde bestudeering van den dichter van het opkomend liberalisme: een studie, waarover ik mij niet zal beklagen, want ongetwijfeld heb ik er een beter-onderlegd begrip van zijn waarde en een grooter sympatie voor zijn persoon aan te danken. Maar haar algemeen resultaat was toch slechts de bevestiging van mijn standpunt, dat, terwijl de grenzen van Potgieters talent en vermogen gevormd worden door de grenzen van willen en kunnen der nederlandsche bourgeoisie vóór de opkomst van het eigenlijk grootkapitalisme in Nederland, Multatuli, in stijl en wereldbeschouwing, de kiemen bevat van den komenden, wordenden tijd, van een grooter Holland, een ruimer levenssfeer, een wijder levensuitzicht dan Potgieter kende. Daarom is hij de belangrijker figuur van de twee.

De algemeene konklusies van dit werkje over den samenhang van de achterlijkheid onzer arbeidersbeweging met de oorsprongen van het modern proletariaat en de late en betrekkelijk-zwakke ontwikkeling van het industrieël kapitalisme in ons land, worden door het in 1906 verschenen geschrift van W.H. Vliegen ‘Het Kapitalisme in Nederland’ niet in het minst aangetast. Integendeel heb ik in dezen nieuwen druk gelegenheid gevonden ook aan sommige zijner cijfers te demonstreeren, waarin die achterlijkheid - welke

[pagina 335]
[p. 335]

ontwikkeling, zelfs snelle ontwikkeling niet buitensluit - bestaat. Waar Vliegen als zijn meening uitspreekt, dat de voorlichters der nederlandsche arbeidersklasse ‘goed (zullen) doen in Nederland niet meer te zeggen dat de achterlijkheld van het kapitalistisch bedrijf oorzaak is der achterlijkheid van de arbeiders-klasse-beweging’, wil ik hiertegenover opmerken, dat dit ook nimmer in deze al te zeer vereenvoudigde vorm, voor zoover ik weet, van Marxistische zijde geschied is. Integendeel is het juist mijn streven in dit boekje geweest, de achterlijkheid der beweging uit het geheele samenstel van ekonomische en sociale oorzaken, uit het verleden gelijk uit het heden, uit de voor-geschiedenis van het proletariaat evengoed als uit de gebrekkige en eenzijdige ontwikkeling van het kapitalisme ten onzent te verklaren.

Het laatste hoofdstuk, de schets dier ontwikkeling in het tijdvak 1870-1900, heb ik zoo goed als geheel onveranderd gelaten. Wel is sedert dat laatste jaartal het ekonomisch leven in Nederland opnieuw met groote stappen vooruitgegaan, en heeft de vakbeweging een belangrijke ontwikkeling doorloopen, maar de tijd scheen mij nog niet gekomen tot een algemeenen terugblik op de periode, waarin wij ons thans bevinden: daartoe moet eerst allicht nog een tweede tiental jaren zijn voorbijgegaan.

 

HENRIETTE ROLAND HOLST.

 

Laren, November 1909.

voetnoot*
Bij de derde herziene en uitgebreide druk, Rotterdam 1909, pp. vi t/m viii; tussen de tekst van de derde en vierde druk van het eerste deel bestaan slechts geringe verschillen.
voetnoot1
Bedoeld is de volgende zin op bl. 77 van den ouden druk, waar ik de aanleiding bespreek tot de plotselinge bekeering van koning Willem II van een absolutistisch-gezind tot een konstitutioneel vorst in het jaar '48. ‘Het “souvereine” koningschap in Nederland trachtte zich bij 't geluid der Parijsche fusilladen, nog schrap en op zijn achterste beenen te zetten, maar zoodra Berlijn 't Fransche voorbeeld volgde, viel het van schrik omver. Een paniek beving de autokratie, toen de troonen over de grenzen omverrolden of 't kegels waren geweest.’
Waar is dat deze uitdrukking niet letterlijk juist is, daar de omkeer van zaken in den Haag het uitbreken der revolutie in Berlijn eenige dagen voorafging. Maar even waar is het dat de gisting èn in de pruisische hoofdstad, èn door de geheele Rijnprovincie, reeds sedert begin Maart zulke afmetingen had aangenomen, dat het uitbreken dier revolutie iedere dag werd verwacht. Geen burgerlijk nederlandsch historikus twijfelt er aan, dat de revolutionairen gisting in Duitschland en de iederen dag verwachtte val van het absolutisme in de tweede week van Maart op koning Willem een zeer sterken indruk heeft gemaakt - en dat is de ware kern, die ik in een drastisch beeld uitdrukte.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken