Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Toen de tijden jonger waren dan nu (1943)

Informatie terzijde

Titelpagina van Toen de tijden jonger waren dan nu
Afbeelding van Toen de tijden jonger waren dan nuToon afbeelding van titelpagina van Toen de tijden jonger waren dan nu

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.20 MB)

Scans (30.37 MB)

ebook (2.82 MB)

XML (0.02 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

bloemlezing
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Toen de tijden jonger waren dan nu

(1943)–Henriette Roland Holst-van der Schalk–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 1]
[p. 1]

[Toen de tijden jonger waren dan nu]

 
Toen de tijden jonger waren dan nu
 
Zijt gij, vluchtelingen gekomen
 
Van 't Oosten eerst, en toen dat lange stroomen
 
Ophield, opnieuw vandaar, waar luw
 
De winden zijn, niet als de onze ruw,
 
De zee murmelzingt en slanke cypressen
 
De kerkhoven op de heuwvelen omzoomen.
 
 
 
Geworden ware 'uw oogen rijpe bessen
 
Daar, waar hun lens weerkaatst 'eedle kontoeren
 
Van berg, baai, kaap en in zwartblauwe trossen
 
Neergolfde uwer dochtren weligheid.
 
Uw toegeknoopte horizon ontsnoeren
 
Hielp daarginds wetenschap, zowel gewijd
 
Als wereldsch. Rijke arabische cultuur
 
Schakeerde Uw joodsche kracht met fijner tinten,
 
Toen ge tot ons kwaamt in ons opgaand uur
 
Van een klein volk, dat droeg in zijn natuur
 
Verdraagzaamheid, niet altijd even puur,
 
Maar gezond. Ge vondt vrijheid van geweten
 
En van geloof. Hier, onder onze tenten
 
Mocht ge de ongezuurde brooden eten
 
In vrede, en vieren het Loofhuttenfeest
 
(Niet openlijk, een weinig nog bevreesd
 
En schuw, voorzichtig bij iedere bete
 
omziend als lang opgejaagd beest.)
 
De synagoge schuifeldet ge binnen,
 
Beangst voor 't Oog, spiedend door alle reten
 
In Uw geboorteland, vol kouden haat.
 
Nog leefdet ge gezonderd achter dijken
 
Van vooroordeel g 'ook hier, in overvolle wijken,
 
Waart nog geen volberechtigde gelijken,
 
Voeldet gemeten U met vreemden haat.
 
Maar toen uit Frankrijk woei de stormwind aan,
 
Die d 'oude machté 'omverwierp met zijn stooten,
 
Werd ge vrij in Uw komen en Uw gaan,
 
Gelijkberechtigden, niet meer heloten,
 
Vereenigd met ons in één volksbestaan
 
Van burgers. De handen Uwer kinderen zwaaiden
 
Juichend op school de nationale vaan.
 
Smaad, onder haar voorheen U aangedaan
 
Zonk in 't verleden weg. Uw kindren kraaiden
 
Het hardst als het jaarlijksch schoolfeest begon.
[pagina 3]
[p. 3]
 
Zeker, Uw kern bleef Oostersch. Heeter laaide
 
Uw bloed dan 't onze, in Palestina 's zon
 
Gestoofd, en als de gure winden waaiden,
 
Huiverdet ge. Nadrukkelijker doorsneden
 
Dan d 'onze Uw gebaren de lucht, en spon
 
De draad van Uw verhaal. En nog blijft heden
 
Uw kern wat z 'altijd was, Uw zijn verworteld
 
Met d 'aardlage' in duizend jarig verleden;
 
Zijn fundament met tranc' en bloed geworteld,
 
Bevloerd met steenen van verneed 'ring, smaad,
 
Aantijgingen, zinnelooze' en wreede-
 
Met groot vertrouwen ook, dat in Gods raad
 
Dit werd besloten en ge zijt verkoren
 
Tusschen de volken. Zoo bleeft ge paraat,
 
Gelooven, hopen, wachte', Uzelf behoren
 
En Gode. Maar ook werd in U geboren
 
Tusscche 'ons iets nieuws. Een jonge dageraad
 
Vernieuwde Uw wezen. Zeker bleeft ge Joden,
 
Maar werd ook Hollanders. Goed en kwaad
 
Deeldet ge met ons; d['] eeuween door zaagt roode
 
Zon, als wij, ge zinken in zee, door dampen
 
Zilte, gezeefd zijn straling. Onder de geboden
 
Leefdet ge als wij, van zon en wind, met rampen
 
Soms treit 'rend 't land, maar die ten zegen 't waren.
 
Met ons dezelfde wolken zaagt vergaren
 
Vervlucht 'gen ge, als d 'avondlijke lampen
 
Ontstoken werden, ontvlamden de vure 'in
 
De diepste kraters der onmeetlijkheden
 
Aan één strand stoofd 'Uw kindren hun leden
 
Met d 'onze in 't warm zand, terwijl zacht schuren
 
Over 't schelpen gruis van een zomerzee
 
D 'ouderen wiegde in een slaap vol vrede.
 
Onze en Uwe jongens eend 're avonturen
 
Beleefden, speelden in dezelfde stee
 
Tolden na de spanning der sterke uren
 
Tezamen rond; liepen met meisjes mee;
 
Bouwden volwassen, aan één cultuur en
 
Wancultuur ook, tevree of niet tevree,
 
Maar 't viel, maar alle 'ontsmet de nature
 
Van dit land vormde, en er gedijen dee.-
[pagina 5]
[p. 5]
 
Aan de roemrijkste onzer hoogescholen
 
Zoon van Uw volk verleende heldren gloed
 
Drong door, waar anderen levenslang dolen
 
In 't labyrinth van duizend gange 'en holen
 
Tot de kern van dit god 'lijk menschelijk goed:
 
Gerechtigheid. En telkens nieuwe beken
 
Stroomde uit van inzicht, door zijn bron gevoed.
 
 
 
Samen werken w 'om krotten af te breken,
 
Waar zich verschanst ellend 'en 't snerpend tergen
 
Der pijnen te verzachten: dokters leeken,
 
Zusters (ook joodsche) nonnen, alle samen
 
De t.b.c. bestreden, en de andere erge
 
Volksziekten: donkere schaduwen weken,
 
Klaarden op - In 't gouden boek der namen
 
Van joodsche zangers staan: hartstochtelijk teere
 
Ge[z]angen onze schatka[m]ers werrijken
 
Eén hunner 't hart zijns volks verwoordde: prijken
 
Zag wie hem las 't in vertrouwen in, den Heer en
 
Verlossing komende voor dat volk? één zag wijken
 
't Kapitalisme met zijn plage 'en zeeren;
 
Zong hoe samenhorigheid in alle rijken
 
Van 't Universum heerscht. En doet ons schouwen
 
De wezenseenheid van het zijn en stroomen.
 
De joodsche beeldhouwers hakten hun drommen
 
In steen, kneedden z 'in klei; grootsche gebouwen
 
Tot cier. In 't hart des lands op vale hei
 
Verrijst monument één der kloekste zonen
 
Van Afrika ter eere: zoo werden wij en gij
[pagina 7]
[p. 7]
 
In veel een eenheid, sloegen al meer bruggen
 
Over dat wat ons scheidde: heen en weer
 
Liepen w 'over hen neuriënd. Recht groeide uw ruggen
 
A[ls] d 'onze: uw schouders boog niet meer terneer
 
De doffe pijn van minderwaardigheid.
 
De uitbundige aard en onze stugge
 
Begrepen al beter elkaar. Uw vlijt bleef even groot
 
en in de wufte dagen
 
Overlet ook Uw huiselijke sfeer.
 
Al meer leerd 'elkaars eigenaardigheid
 
Ontzien we, en glimlachende verdragen
 
Elkaars zwakheden: viendschap van 't leven bond
 
Vaak Jood met niet-Jood: bindt ze nog: het bloed
 
Streek voor den geest de zeilen; in het heden
 
Brak morgen door. Niet zeld 'ook zoet verlangen
 
Bewoog van één onzer zonen 't gemoed
 
Voor een meisje uit Uw volk: snel en behoedzaam
 
werden draden tusschen hen gesponnen
 
Glanzend gave, sterk en fijn
 
Tegader: d 'ouders trokken soms wel lange
 
gezichten, maar liefde en levensmoed
 
Lachen met de bezwaren van wie zijn
 
Blijven steke' in vooroordeel. Meestal bleven
 
Z 'ontstemd slechts kort: hun ontstemming verging
 
Zoodra glu[u]rde 'om den hoek het bottend leven
 
Van kleinkind 'ren bekoorlijk, zeg[e]ning
 
van d 'ouderdom. Neen, 't was niet alles even
 
Gemakkelijk: er wàs soms iets dat schrijn-
 
D[e]' een oogenblik, de snaren niet altijd bleven
 
Gelijk gestemd. Maar wanneer gaat ooit groei
 
Zonder tweestrijd in de verborgen dreven?
 
En dit wàs groei, ja meer: nieuwe geboorte,
 
Voorspel tot nieuwe menschheid: haar lied woei
 
Ons toe eindelijk ontsloten poorten;
 
In menschheid kwam een nieuwe knop tot bloei.
[pagina 9]
[p. 9]
 
Geweld heeft ons gegrepen bij de kee[l],
 
Terneergeveld met harde knoken,
 
Tevens ontwricht, der stede 'en oude dorpen
 
Schoonheid verwoest, toen zich op U geworpen
 
En ruw U afgerukt van Uwen steel:
 
Maar 't heeft U noch ons innerlijk gebro[k]en.
 
 
 
Ons hart heeft de vuisten gebald
 
En bittere tranen vergoten
 
Om onze machteloosheid; neen machtloos zijn
 
enkel geweldenaars en despoten
 
wanneer 't moordwapen hun ontvalt;
 
 
 
Niet zij die zich verbonden in d 'Idee
 
En haar luister ook in Novembernachten
 
Zien pralen met de oogen van den geest,
 
Nier zij; kent van Uw gemoed de zee
 
Haar eb en vloed, die toch tege' d 'overmachten
 
Weer opveren, heel even maar gevreesd.
 
Heil ons, de besten van ons, jonge en ouden,
 
Zijn opgevlogen en in den strijd gegaan
 
Voor U. voor U, maakten van 't ik zich vrij
 
Om U te schragen; trots zijn we en bli[j]
 
Dat zij het deden - rond verscheurde vaan
 
En duizendmaal doorboorde - haar te dragen
 
Door de lichtloosheid van dit wintertijd,
 
Dat wie [h]aar zien, hunk 'ren zich ook te wagen.
 
 
 
De in tallooze gevechten doorboorde,
 
Wier naam geluidloos om de lippen zweeft,
 
En aan hun oogen verleent een geluksglans-
 
Zij en gij vinden in den doodendans
 
Waarin horden [r]onddwarr 'len. levenswoorden
 
En toen daden, waar menschheid uit heeft geleefd
 
t 'allen tijde . . . . . . . . . . . . . . . .
[pagina 11]
[p. 11]
 
Een zachte vonk schiet uit Uw oogen
 
Vertrouwder voelt de druk van uwe hand
 
Sinds samen w 'over onze kindren bogen
 
Om ze te troosten toen geweld de band
 
Stuksneed ruw, die geduld, liefde en verstand
 
Tusschen meester en leerling knoopen.-
 
Hij komt terug, kind, vrees niet. Er gaat ope 'in
 
Kinderoogen iets van een wonderland.
 
 
 
Mijn joodsche vrienden, die mij nu omstaat
 
Zoo rustig, in den geest, jongen en ouden,
 
Gansch ongeschokt, over U heen gaan laat
 
De storm, wetend, ‘Hijwerpt ons niet omver’
 
En woorden vondt, die kwamen van zeer ver
 
Uit groote diepte, om ons vast te houden,-
 
Sterker worden aldoor de zwakke krachten,
 
Teederheden krijgen de overhand:
 
Aan der wereld getouw Godlijke hand
 
Weeft uit de tranen der doorwaakte nachten
 
Onzichtbaar weefsel, zilverkleurig band:
 
Verbondenheid in gevoel en gedachten.
 
 
 
Hoe heerlijk is dit, dat uit donkre uren
 
Opstijgt de zuivere gewijde lach,
 
Dat God uit de bitterste avonturen
 
Zoet[e] vertroosting te schenken vermag,
 
Dat het duister wordt als een jonge dag
 
Waardoor wij opgaan, nieuwe creaturen.
 
 
 
In Liefde bloeiende.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken