Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tusschen tijd en eeuwigheid (1934)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tusschen tijd en eeuwigheid
Afbeelding van Tusschen tijd en eeuwigheidToon afbeelding van titelpagina van Tusschen tijd en eeuwigheid

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.27 MB)

Scans (1.35 MB)

ebook (2.84 MB)

XML (0.05 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tusschen tijd en eeuwigheid

(1934)–Henriette Roland Holst-van der Schalk–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 48]
[p. 48]

XVI
Aan den boschvijver

 
Hoe vele jaren heb ik niet gezeten,
 
van het morgen- tot aan het avond-uur,
 
schouwend naar 't oopne, daar waar rees de keten
 
der stapelwolken, verschuivende muur: -
 
 
 
lettend, hoe hun zondoorlichte, grijsblanke
 
of Zilverblanke rondingen verschoven,
 
langzaam-langzaam: d' ineengrijpende klanken
 
gelijk van ééne melodie: soms boven
 
 
 
de bosschen lijkend even stil te staan,
 
zoo, dat mijn oogen rustig konden drinken
 
hun pure schoonheid, - dan weer voort te gaan
 
onmerkbaar, om in verten te verzinken.
 
 
 
Somtijds dreven, hoog in den zomerhemel,
 
andere brooze wolkgedaanten mee,
 
allen in ééne richting, één gewemel
 
van schepe', één koers volgend in de luchtzee.
 
 
 
En vaak kwam van het boschje aangeloopen
 
de wind met zijn vertrouwden lichten stap:
 
hij woei de zachtheden in het hart open,
 
de vredes-weiden, 't dal van broederschap,
 
 
[pagina 49]
[p. 49]
 
zóó, dat daarin alle oneffenheden
 
zich effenden: al wat luid was, verglee
 
tot één verstilling. Welk een groote vrede
 
bracht die kleine wind uit de boschjes mee!
 
 
 
Al zachter ging de adem der natuur,
 
als van een slapend kind: en ook de menschenziel
 
had deel aan die zachtheid. Zonder wensche' en
 
vrij van onrust werd z' in dat heilig uur:
 
 
 
zalig in liefde, voelende verglijden
 
zich naar dat rijk, waar zoet wordt alle wrang,
 
het leven zeegnend en bereid te scheiden
 
van 't leven, als de toon scheidt van 't gezang.
 
 
 
Soms klonk in die stilte, uit avondweiden
 
het loeien van een rund, niet luid maar lang.
 
 
 
Soms kwam, tegen d' achtergrond van een wolk
 
een vlucht duiven hun dansen uitpenseelen.
 
Te kort duurden hun geluidlooze spelen,
 
van natuurdrang de gracielijke tolk.
 
 
[pagina 50]
[p. 50]
 
En haast altijd daalden, tegen den avond,
 
de zwaluwe' op den kleinen vijver neer,
 
te drinken: dan werd zijn spiegel gehavend
 
door hunner vleuglen licht gescheer.
 
 
 
Ook andre vogels vlogen aan, zich lavend.
 
Maar den mensch werd geschonke' oneindig meer
 
uit de eeuwige krachten der natuur:
 
de wind, 't water, de wolken, 't gouden pralen
 
van den zonnebal, 't innig muzikale
 
gekir van tortels: alles even puur
 
 
 
als in 't mystieke uur hunner geboorte.
 
Hij dompelde zich in hun zuiv'rend bad
 
en vond door hen den toegang tot de poorten
 
van de heilige, de verborgen stad, -
 
 
 
den weg terug naar de blauwe gewelven,
 
waar eeuwig heerscht zilveren schemering,
 
en ging in tot de kamers in zichzelven,
 
waar oer-oud wete' in stillen plooi neerhing...
 
 
[pagina 51]
[p. 51]
 
't Eeuwig geheim vermocht ik somtijds weer
 
te staamlen, niet met woorden of gedachten,
 
maar als de ademtocht van zuivre krachte' en
 
't stille schouwen in allerdiepste sfeer...
 
 
 
Hoevele malen ben ik zoo gekomen,
 
met een onrustig en verbrokkeld hart,
 
en werd weer in genade opgenomen
 
in den schoot van de louterende stroomen
 
en uit de strikken van twijfel ontward.
 
 
 
Leerde weer een heilig woord beseffen
 
en beleven zijn waarheid weer. ‘God geeft
 
het de zijnen in hun slaap’. Hij maakt effen
 
d'onzichtbre kom, hoezeer die heeft gebeefd.
 
 
 
En weer kom ik nu, kind van het verlangen,
 
om te worden met uw vrede gevuld,
 
om nog een nieuwen echo op te vangen
 
van de verre, heilige gezangen,
 
en een nieuwen vorm te zien onthuld.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken