Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De vrouw in het woud (1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van De vrouw in het woud
Afbeelding van De vrouw in het woudToon afbeelding van titelpagina van De vrouw in het woud

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.44 MB)

Scans (4.00 MB)

ebook (2.89 MB)

XML (0.12 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De vrouw in het woud

(1912)–Henriette Roland Holst-van der Schalk–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 95]
[p. 95]

Aan de gebrokenen.

 
‘Wij bouwen in de zonbeglansde jaren
 
der jeugd, overmoedigen levensdroom:
 
wij zijn zeker, heldhaftigs te verrichten;
 
wij vreezen geen der grijnzende gezichten
 
die tot ons opduiken uit 's levens stroom.
 
 
 
Wij stellen ons de taak: heil! - Wij beginnen,
 
heerlijk zeker, van sterk genoeg te zijn;
 
wij voelen onze kracht tot alles reiken;
 
wat ook bezwijkt, wij zullen niet bezwijken;
 
onze moed maakt alle gevaren klein.
 
 
 
Dan komt het leven en knaagt aan de wanden
 
van ons hart, dag na dag; wij worden wit,
 
wij klemmen de lippen opeen en fluist'ren
 
terwijl horizonnen ringsom verduist'ren;
 
‘ik kan dit dragen, ik verwachtte dit’.
 
 
 
Leven knaagt voort: het at eerst onze vreugde,
 
toen onze hoop, sloopend zóó onze kracht;
 
't lest eet het moed: dan valt ons hart in scherven,
 
wij voelen om ons daden-schimmen zwerven
 
die wij hebben beloofd en niet volbracht.
[pagina 96]
[p. 96]
 
Het lied is uit. Ons hart is leeggedronken;
 
de strijd heeft asch gemaakt van onze vlam.
 
Hoe zullen wij nu verder leven zonder
 
den wil te leven? En door welk een wonder
 
kan loof ontspruiten aan den dorren stam?
 
 
 
Ik weet niet, - ik weet dat wij niet bezwijken,
 
ik weet niet wat het is dat ons ophoudt;
 
menschen het bij verscheiden namen noemen:
 
plicht, wijsheid, meegevoel: ik hoor ze zoemen;
 
het is één kracht die door ze henen stouwt.
 
 
 
Menschheid roept ons: zij bloedt uit vele wonden;
 
zij schreit om de kracht van ons hoofd, ons hart;
 
zij vraagt niet, of wij zelf zijn neergezonken,
 
zij wil drinke' uit ons, als wij uit haar dronken:
 
wij mòeten opstaan, want zij is benard.
 
 
 
Wij moeten onze stukkende harten heelen,
 
wij moeten heelen onzen kranken moed;
 
voor háár oprichte' onze verslapte lijven
 
en onze afgetobde willen stijven,
 
voor háár wanhoop verwinnen door ons bloed.
[pagina 97]
[p. 97]
 
Zoo in ons hart verdroogd zijn alle bronnen
 
van dart'le overmoed en glanzende vreugd, -
 
gij zijt niet verdroogd, o gij onnoembare,
 
gij zijt niet verzand, bron van milde klare
 
gedachte' en daden, kern van alle deugd.
 
 
 
Leven kan ons verslaan, ons alles nemen,
 
ach, ook het vertrouwen in d' eigen kracht,
 
maar den hartendrang gaande tot wie lijden,
 
diè neemt het niet - op hem willen wij glijden
 
verder, en niet starloos is onze nacht’.
[pagina 98]
[p. 98]
 
‘O dapper hart, laat niet af van te strijden
 
tegen de zwakheden die in u loeren;
 
versmaad de schrale troost dier maag're weiden:
 
het wereld-verachtend zich samensnoeren.
 
 
 
Stijg gij tot hooger staat: leer u verwijden
 
tot meer, aldoor meer-omvattend ontroeren;
 
laat dit uw doel zijn en leer het volvoeren:
 
beelden de hooge vreugd en 't groote lijden.
 
 
 
En niet aan 't onverwrikbare te wrikken,
 
en niet naar 't onbereikbare te grijpen
 
leer, - vrij te worden waar ge grenzen vondt.
 
 
 
Dan zult g' eens nog veel dorstigen verkwikken
 
met milde liederen, die langzaam rijpen
 
in der ervaring smart-doorploegden grond’.
[pagina 99]
[p. 99]
 
Eens, het was in een manenacht,
 
de lucht zoo zuiver en zacht,
 
overal aan den hemeltrans
 
dansten sterren den twinkeldans,
 
de aarde lag in een bad
 
van zilver, elk ding had
 
deel aan het glanzen gekregen,
 
alle luide winden zwegen,
 
alle zoete geuren waakten,
 
alle zachte verlangens slaakten
 
banden waarin dag ze sloeg;
 
er was overal vrede genoeg
 
om de urnen van alle harten
 
mee te vullen en alle smarten
 
te zalven met heelenden balsem;
 
het leek of de plant van den alsem
 
was uitgeroeid in die gaarde:
 
de lentegeur-aadmende aarde.
 
 
 
Toen, als zoete keel van het duister
 
zijn smart tot schoonheid omsmelt
 
in de verholen luister
 
van het bloesemend lente-veld,
 
glansde dit lied door de glansen
[pagina 100]
[p. 100]
 
der manelicht-helle nacht;
 
de zachtste ster aan de transen,
 
Venus, twinkelde zacht:
[pagina 101]
[p. 101]
 
‘Dit alles is het niet, waardoor ik viel:
 
dit zijn maar de schijngronden, 't zijn de muren
 
die ik opwierp, om niet in stille uren
 
't gedruisch te hooren van een binnenst wiel.
 
 
 
Ach vrouwen, wij willen ons leven sturen
 
naar Rede's stem, maar falen: zoo lang hiel'
 
het koers als Liefde wonk; het zachte schuren
 
dier vlerken heeft nog macht over de ziel.
 
 
 
Ach, ook wie voorgeeft Rede altijd te volgen
 
en trots doet, raakt in de strikken verward
 
die niemands listen, 't eigen hart ons spant.
 
 
 
Zwaar is het lot der vrouw, die 't Leven tart:
 
Leven slaat haar toch neer in 't eind, verbolgen
 
dat zij het hart niet snoerde in ijz'ren band.’
[pagina 102]
[p. 102]
 
‘De stroom vindt geen bedding voor hem gereede
 
die nu door 't vrouwe-leven jagend gaat,
 
zijn weg spert de rots van gewende staat,
 
en 't knoestig woud diepgewortelder zeden.
 
 
 
En ied're voetbreed wordt hem fel bestreden
 
door traagheid die alles als 't was liefst laat,
 
en huivert half in vreezen half in haat
 
voor de breuk met de vormen van 't verleden.
 
 
 
Maar niet alleen daarbuite', ook in 't gemoed
 
verspert klomp van 't oude de nieuwe wegen:
 
dat maakt het verder komen nu zoo zwaar.
 
 
 
't Stremt den snellen loop van ons eigen bloed,
 
't werpt zich den vrijheids-drang in ons hart tegen:
 
wij zijn twee wezens, in strijd met elkaar.’
[pagina 103]
[p. 103]
 
‘Door onze zachte, licht-ontroerde lijven
 
o zusters, woedt die groote strijd nu fel:
 
wij hunk'ren naar de toekomst, 't heerlijk spel
 
aller krachten, die nu in ons verstijven.
 
 
 
Wij hooren Vrijheids zoete lokken wel,
 
en reppen ons.... Niemand wil achterblijven:
 
wij werpen van ons het lange en stijve
 
vrouwe-gewaad, om licht te gaan en snel.
 
 
 
Dan breekt iets in ons, en wij weenen, lang....
 
het is zoo zacht op een ander te leunen,
 
het was zoo veilig in de warme kluis.
 
 
 
Leugen lijkt die ons voorwaarts joeg, die drang:
 
wij zijn niet thuis waar scherpe wapens dreunen;
 
in 't stil-omslotene, daar zijn wij thuis’.
[pagina 104]
[p. 104]
 
‘Ik ook heb dit mijn vrouwehart, dit teere
 
breekbare ding, dat elke toon doet trillen,
 
gevoerd in 't strijdperk waar vijand'ge willen
 
in stalen pantser elkander braveeren.
 
 
 
Ik ook heb midden in rumoer'ge sfeeren
 
de koorts van heimwee door mij voelen rillen
 
naar het omslotene en veilig-stille
 
gebied waar ik toch niet kon wederkeeren.
 
 
 
Ik ook heb d' ingeboren schroom gedreven
 
terug, en schuwheid in mij zelf verwonnen,
 
die altijd opkwam, altijd onderdrukt.
 
 
 
Ik ook ben al in jeugd vol moed begonnen
 
mij bereid te maken voor 't nieuwe leven -
 
en ook mij is het nooit geheel gelukt’.
[pagina 105]
[p. 105]
 
‘Ik die eens zong, 't is geen geluk te zijn
 
op de kentering der tijden geboren,
 
doe smartgerijpt nu blijder tonen hooren:
 
ja er ligt ook geluk in deze pijn.
 
 
 
Sterven is altijd smart'lijk, vol bekoren
 
van jong en kiemend leve' altijd de lijn:
 
in ons sterft veel, gaat veel oud liefs verloren;
 
nieuw geluk gist daardoor als jonge wijn.
 
 
 
Schoon is dat dubb'le leven: 't duizendmaal
 
versage' in wanhoop; 't voortschiete onbeteugeld
 
om voor de komenden een pad te banen;
 
 
 
schoon is de toekomstdrang die ons bevleugelt,
 
maar ook schoon zijn de ingehouden tranen
 
om wat nu haast zal zijn maar een verhaal’.
[pagina 106]
[p. 106]
 
‘O zachte zusters die mij aanziet: moed!
 
Leven dringt ons op dit harde en zware:
 
het pad te banen dat de groote schare
 
der vrouwen weldra juichende begroet.
 
 
 
Geen macht ter wereld die 't vrouwe-gemoed
 
nu van voller mensch'lijkheid te vergaren
 
afhouden kan, het vrouwe-brein bewaren
 
van ruimte te zoeken die groeien doet.
 
 
 
De Vrijheid roept en haar roep doet ons lijden,
 
wij stromp'len blind, wij tasten, wij vermogen
 
nog niet de vrouwen van morgen te zijn.
 
 
 
Maar lijdend baren wij de nieuwe tijden.
 
In ons hart groeien ze, in onze oogen....
 
Leeft er dan geen geluk door deze pijn?’
[pagina 107]
[p. 107]
 
‘Mijn broeders, metgezellen op de vaart,
 
gij ook hebt van den schok uw deel gekregen
 
die ons ontwricht,.... Ach, in ons strijdbewegen
 
hebben we 't liefste niet altijd gespaard.
 
 
 
O denk hoe schoon 't zal zijn als vrouwe-aard
 
alle gebieden drenkt met zijnen zegen:
 
gij zijt toch ook de komenden genegen,
 
en hun geluk is u een offer waard?
 
 
 
We weten dat ge lijdt door onzen groei,
 
dat het heerschersbloed soms uw hart doet bonzen
 
als we naast u tot eigen wille' opstaan....
 
 
 
O breng tot zwijgen der heerschzucht geloei,
 
neem in uw sterke vaste greep de onze
 
broederlijk.... laat ons samen voorwaarts gaan’.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken