Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De vrouw in het woud (1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van De vrouw in het woud
Afbeelding van De vrouw in het woudToon afbeelding van titelpagina van De vrouw in het woud

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.44 MB)

Scans (4.00 MB)

ebook (2.89 MB)

XML (0.12 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De vrouw in het woud

(1912)–Henriette Roland Holst-van der Schalk–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 112]
[p. 112]

Droom en daad.

 
‘De landen vluchten diep en dieper henen,
 
de tijd voert ons met lange slagen mee:
 
wij zien niet meer de glibberige ree
 
waar onze voet zich wondde aan scherpe steenen;
 
de hoogten en de laagten zijn verdwenen
 
en ons omvangt een groote vree.
 
 
 
Wij zien de landen die eens Heden waren
 
nu het Verleden onder ons gestrekt,
 
niet langer door toevalligheên verdekt
 
hun groote' lijne opkomen en zich klaren;
 
wij leze' een zin in onze levensblaren
 
dien wij, ze schrijvend, niet hadden ontdekt.
 
 
 
En nu begrijpen wij wat onze oogen
 
niet konde' ontcijf'ren, blind van smart en spijt;
 
waarom de levenssfeer die wij gewijd
 
hadde' onze rijpe kracht ons heeft bedrogen,
 
waarom wij verwonnen zijn afgetogen
 
uit de woelige velden van den strijd.
 
 
 
Dat wil de groote en gerechte deeling,
 
dat wil de wet, en zij is onbreekbaar
 
die de daad toedeelt aan de groote schaar
[pagina 113]
[p. 113]
 
tot troost van hun verlange' en vreugd en heeling,
 
die schenkt aan enk'len de zoetheid en streeling
 
der fantasie als een krans door hun haar.
 
 
 
Wij die tegen de zacht-glooiende kusten
 
leven aangevleid van het droomenland,
 
wachtend tot Maatschappij haar teeken brandt
 
in ons; in stil verbeide' en bezig rusten
 
wachtend tot de golfslag van 't onbewuste
 
de schelp der schoonheid spoelt naar onze hand -
 
 
 
wij mogen wel den bijlenslag beluist'ren
 
die tot ons klinkt uit het nabije woud,
 
waar de schaar der hakkers een weg door houwt,
 
een baan van licht breekt door het dompe duistre,
 
wij mogen wel elkaar verrukt toefluist'ren,
 
dat door de stammen verre klaarte blauwt.
 
 
 
En soms, de droomgedrenkte oogen heffen
 
tot hun scharen, wanneer zij nog omhuld
 
van strijdrumoer, komen waar zoet en guld'
 
de stem der schoonheid hun groot hart zal treffen,
 
om tusschen ons een oogwenk te beseffen
 
dat worsteling niet heel het leven vult; -
[pagina 114]
[p. 114]
 
om als zij smachtend naast ons nederzijgen
 
uit den eed'len beker van kleur en klank
 
een teug te slurpen van den tooverdrank,
 
stillend hun lange, eeuwenoude hijgen
 
naar schoonheidsfonkeling, waar wij toe neigen
 
te morgen en te avond, zonder dank.
 
 
 
Wachtend, tot onze handen voor hen spreiden
 
verbeeldings bont tapijt van bloeme' en blaân,
 
waarop zonder zijn slingers te verstaan
 
hun ongewende voeten tastend schrijden,
 
wachtend tot onze rytmen hen geleiden
 
naar de zalige kust van schoonen waan.
 
 
 
En wanneer zij genoten wat wij schenken
 
en heengaan gesterkt met een blijden groet,
 
laten zij, als de zee den landen doet
 
ons achter een keur van schoone geschenken,
 
en glanzende draden spint ons droomdenken
 
van hun goedheid en kracht en kalmen moed.
 
 
 
Maar zij wijlden toch in ons huis als gasten
 
die gaan en komen, als kinderen niet
 
die het voelen hun eigenste gebied
[pagina 115]
[p. 115]
 
en alle dinge' erkennen en betasten,
 
en altijd volgt voor hen weer een lang vasten
 
op het korte genot van beeld en lied.
 
 
 
En gelijk zij niet lang mogen verwijlen
 
in gouden klaarte van ons droomenland
 
maar tot de taak, die alle spieren spant
 
en heel den mensch behoeft, weer moeten ijlen, -
 
zoo kunnen wij niet wonen waar hun bijlen
 
dreunen, de stammen vallen door hun hand.
 
 
 
En dit was de dwaling die ons omsnoerde,
 
de wond waaraan ons hart verbloedde dit:
 
dat wij ons schaarden in hun strijdgelid
 
omdat hun dapp're wil ons zoo ontroerde,
 
terwijl de schoone droom die ons vervoerde
 
toch bleef ons laatste en ons liefste wit.
 
 
 
Want Droom en Daad kunnen niet samen wonen;
 
zij maken te samen de wereld rijk,
 
maar niet één grond kan dragen tegelijk
 
die planten van zoo verschillende zonen.
 
Wie de vlammen wil hoeden van het schoone
 
were d'ijzige wind, die uit het rijk
[pagina 116]
[p. 116]
 
der daden stijgt; wie daden wil volvoeren
 
omslui're de gestalte van zijn droom. -
 
Of een tijd komt, dat gelijk melk en room
 
zich droom met daad laat tot één mengsel roeren?
 
Of haar tocht menschheid ooit daarheen zal voeren
 
waar hun wat'ren vervlieten tot één stroom?
 
 
 
Ik weet niet, maar 'k weet, dat wie ze wil mengen
 
nu in zijn beker, zich een drank bereidt
 
wrang van teleurstelling, bitter van spijt;
 
- scherpe drank, die hem blijven zal gehengen -
 
'k weet dat wie menschheid nu gaven wil brengen,
 
kiezen moet tusschen droom en werk'lijkheid.
 
 
 
Ik treur niet dat mijn licht-geschoeide voeten
 
eens 't steenig land betraden van de daad,
 
dat ik, ver van der Schoonheid lichtgelaat
 
in schemerige velden moeizaam wroette:
 
ik won er 't recht wie daden doen te groeten
 
met den zuiveren naam van kameraad.
 
 
 
Ik treur niet, maar ik leerde mij bescheiden
 
binnen de grenzen van mijn eigen sfeer;
 
als een kind naar het dansend licht niet meer
[pagina 117]
[p. 117]
 
grijpt met de vingers die de vlam deed lijden,
 
zoo leerde ik de bewogen velden mijden
 
waar altijd heen trekt onderdrukt begeer.
 
 
 
O maatvolheid! 't Hart dat u kan aanvaarden
 
vindt voor zijn smart de beste medecijn.
 
Niet te willen drinken van elken wijn,
 
niet te grijpen naar ied're vrucht der aarde,
 
dit 's wijsheid, die den mensch altijd bewaarde
 
van te worden overweldigd door 't Zijn’.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken