Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De vrouw in het woud (1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van De vrouw in het woud
Afbeelding van De vrouw in het woudToon afbeelding van titelpagina van De vrouw in het woud

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.44 MB)

Scans (4.00 MB)

ebook (2.89 MB)

XML (0.12 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De vrouw in het woud

(1912)–Henriette Roland Holst-van der Schalk–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 121]
[p. 121]

De pelgrim.

 
‘In de lente des levens is verschenen
 
een zachte jonkvrouw voor mijn zoekend oog:
 
een schok van ontwaken ging door mij henen,
 
ik voelde hoe het hart naar haar bewoog.
 
 
 
Aan haar zuiveren dienst voortaan te wijden
 
mijn kleine en teed're kracht, beloofde ik,
 
om misschien eens in 't gezegend getijde
 
beloond te worden met den diepen blik
 
 
 
der liefde die wie hem treft hier doet duren
 
langer dan de bloei van 't snelwelkend lijf
 
en boven de pijlen der speelsche uren
 
heft zijner droomen goud-stralenden schijf.
 
 
 
Wij liepen samen over bloemenweiden;
 
zij voor, ik volgde; door haar stroomend haar
 
liet ik de blauwe en witte kelken glijden
 
en alle dagen waren even klaar.
 
 
 
Want smart is niets als het melodisch breken
 
van golven daar tegen een rotsig strand,
 
en tranen vloeien, altijd-heldre beken
 
van schoonheid neder in dat tooverland.
[pagina 122]
[p. 122]
 
Maar op een dag proefden mijn heete lippen
 
de klare droppelen der schoonheid flauw
 
en mijn voet leek te klout'ren over klippen
 
heerlijker dan treden door bloemendauw.
 
 
 
Ik voelde een ongestuimen drang rumoeren
 
gelijk soms door wintersche stormen vaart
 
wanneer de lente aan toornen en snoeren
 
geweldig schudt, en wil stroome' over d' aard.
 
 
 
Een man stond voor me: 'k zag zijn oogen leven
 
van koelen haat; 'k zag op zijn lippe' ontbloeid
 
der liefde roos; hij heeft de hand geheven:
 
ik heb mijn teere voeten nieuw-geschoeid.
 
 
 
‘Volg mij’, sprak hij, ‘ik ben den strijd voor menschen-
 
geluk, ik ben voor menschengroei den strijd;
 
mijn adem doet oude liefden verflensen,
 
in mijn pols klopt de schoonheid van den tijd!’
 
 
 
Ik zag naar waar zij wankte, wit en teeder,
 
ik ving den klank van zijn bazuinen stem,
 
ik zag haar worden ijl gelijk een veder,
 
mijn hart sprong op naar zijne kracht - naar hem.
[pagina 123]
[p. 123]
 
Een gouden snaar diep in mijn wezen lachte,
 
als een blijde keel tot den dag ontluikt:
 
ik heb hem mijn rijpe en gave krachten
 
daar geschonken, en z' in zijn dienst verbruikt.
 
 
 
Maar and're snaren van 't veelstemmig wezen
 
hielden den toon der liefde verder aan
 
tot de vrouw die voor mij was opgerezen
 
in levens lente, op de groene paân.
 
 
 
En ik beloofde tot haar klare oogen
 
altijd te zullen keere' in schemering,
 
als een vogel tot zijn nest komt gevlogen
 
wanneer 't luid leven van den dag verging.
 
 
 
En dikwijls keerde ik. In de tusschentijden
 
die de dienst van mijn nieuwen heer mij liet
 
liepen we als eens over bloemenweiden
 
en ik vergat den glans der schoonheid niet.
 
 
 
Maar zijn wil voerde mij op steile wegen
 
en zijn geboden waren somtijds zwaar,
 
zijn hand hield menigmaal mijn voeten tegen
 
die wilden dwale' in droomenland, met haar.
[pagina 124]
[p. 124]
 
Dan was 't of haar stralende oogen blonken
 
door nevel, haar stem werd een zwak gesuis,
 
en in de nacht hurkte mijn moeheid-dronken
 
hart voor de vensters van zijn eigen huis.
 
 
 
Soms hoopte ik wel dat mij nu ging gelukken
 
haar dienst te binden aan dien van mijn heer,
 
maar altijd wanneer ik die vrucht wou plukken
 
viel mijn arm langs mijn zijde macht'loos neer.
 
 
 
Zoo klom het jaar en dichter werd mijn loover:
 
toen d' eerste herfstvlaag rilde door mijn woud
 
hield nog van dien heer de machtige toover
 
mijn hart gebonden aan zijn vanen stout.
 
 
 
En zeker volgde ik 't roepen van zijn hoorn
 
nog heden, had hij niet op eenen dag
 
mijn hart bedroefd met ongerechten toorn
 
en het gekrenkt door onverdienden lach.
 
 
 
Toen voelde ik mijn kracht op eens versagen,
 
het hooge kloppen van mijn hart werd klein;
 
de wapens die ik juichend had gedragen,
 
ontzonken aan mijn hand; de looden pijn
[pagina 125]
[p. 125]
 
der machtloosheid boog mijn gestalte neder,
 
ik kon niet langer volgen mijnen heer:
 
mijn hart bleef van hem droomen, trouw en teeder,
 
mijn arm hing slap als een gebroken veer.
 
 
 
Als een ziek kind hoorde ik in mijn droomen
 
de stem weer zingen die mij wekte in jeugd
 
en heb den weg terug tot haar genomen
 
met een hart vol onvrêe en arm aan vreugd.
 
 
 
Om mijn ontluisterd hoofd mee te omhangen
 
had zij een krans van violen geplukt,
 
en tegen mijn doffe, betraande wangen
 
heeft zij haar altijd-glanzende aangedrukt.
 
 
 
Langs 't stille pad, in het vallend getijde,
 
gaan wij weer samen een verstrengeld paar;
 
ik zie de gele en welke bladen glijden
 
tusschen de tressen van haar stroomend haar.
 
 
 
Maar als ik naar de wallen van haar tempel
 
volg, in te keeren tot haar heiligdom,
 
bevangt mij huiv're', en van zijn blanken drempel
 
zien mijn verlangen-zware oogen om
[pagina 126]
[p. 126]
 
naar het golvend veld, waar mijn oude meester
 
het rits'lend graan met scherpe sikkels snijdt:
 
ik kan mijn hart niet snoeien om een heester
 
in uw parken te wonen voor altijd.
 
 
 
In mij is nu geen begeerte te drinken
 
van and'ren drank dan die uw honing zoet,
 
maar als de seizen van de maaiers blinken,
 
beweegt een onrust door mijn bloed.
 
 
 
Want om zonder een hunk'ring te verstillen
 
achter die muren waar het droom-ooft geurt
 
moest niet het rytme der maaiende willen
 
mijn hart duizendmaal hebbe' omhoog gebeurd.
 
 
 
En moog'lijk heeft, gelijk zijn oude wonden
 
een oud soldaat, dat hart lief allermeest
 
het brandmerk van die zoete en bitt're stonden
 
in hem, dat altijd smart en nooit geneest’.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken