Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Polemologie. Een inleiding tot de wetenschap van oorlog en vrede (1973)

Informatie terzijde

Titelpagina van Polemologie. Een inleiding tot de wetenschap van oorlog en vrede
Afbeelding van Polemologie. Een inleiding tot de wetenschap van oorlog en vredeToon afbeelding van titelpagina van Polemologie. Een inleiding tot de wetenschap van oorlog en vrede

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.30 MB)

XML (0.76 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Polemologie. Een inleiding tot de wetenschap van oorlog en vrede

(1973)–B.V.A. Röling–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige
[pagina 247]
[p. 247]

21 De functie van de vredeswetenschap

Enkele conclusies kunnen uit het voorgaande worden getrokken.

 

1De oorlog is, door de techniek en de sociale ontwikkeling, een probleem geworden waar de gewone burger zich mee moet bezighouden. Thomas Schelling, de Amerikaanse professor die zo'n grote invloed uitoefende op het Amerikaanse strategische denken en doen constateerde in zijn laatste boek ‘Arms and Influence’ (New York 1967), dat vroeger de legers werden vernietigd om de burgers te dwingen, terwijl er nu de tendens bestaat om de burgers te vernietigen om het leger te bedwingen (blz. 22). Wij leven, zo schrijft hij terecht, ‘in the era of the dirty war’ (blz. 27), in de periode van de vuile oorlog. En dat heeft één goede kant als we vertrouwen stellen in de visie van de kunstenaarGa naar voetnoot1. Misschien had Oscar Wilde gelijk toen hij opmerkte, dat de oorlog voor de mensen aantrekkingskracht zal houden zolang hij alleen maar wordt beschouwd als immoreel en slecht, maar dat hij zijn populariteit zal verliezen als hij vulgair is gewordenGa naar voetnoot2. Wij zijn nu ongetwijfeld beland in de periode van de vuile, vulgaire oorlog.
[pagina 248]
[p. 248]
We konden dat dagelijks uit de kranteberichten en de televisie beelden over Vietnam leren. De vulgariteit van de nucleaire oorlog, waarbij mannen in overalls, diep verborgen in onderaardse kelders, op duizenden mijlen afstand zich bevindende burgerbevolkingen de das omdoen, is nog van heviger soort.
2De oorlog is een uiterst ingewikkeld probleem.
3Bouthoul's stelling ‘si tu veux la paix, connais la guerre’ is waar. Even waar is, dat de mensheid nog heel wat moet leren omtrent de oorlog, vóór zij zal kunnen in staat zijn de oorlog uit te schakelen.

 

Tweeërlei leerprocessen kunnen we daarbij onderscheiden:

1Langs de weg van bloed en tranen, ‘the way the Lord teaches the law to kings’, via rampen die zo nu en dan optreden als we de blinde krachten in de samenleving vrij spel laten.
2Langs de weg van het redelijk vooruitzien, de weg van het wetenschappelijk onderzoek, leidend tot vóórzichtige maatregelen, ‘the way the scholar teaches the law to peoples’.

 

De mensheid heeft vooral geleerd via rampen. En dat doen we nog vaandag-den-dag, b.v. uit Vietnam. We leren daar onder meer uit, dat vechten tegen een vastbesloten volk een bijna onmogelijke opgave is. Het is wel technisch mogelijk het geheel te vernietigen, maar genocide wordt niet geduld en kan niet verborgen blijven. Die ervaring met ‘vechten tegen een volk’ zal staten in de toekomst wellicht voorzichtiger maken, en minder geneigd te streven naar een militaire oplossing. Zo kan die ervaring bijdragen tot het terugdringen van het militaire element in de statenverhoudingen.

Die ervaring zal overigens ook een grote invloed hebben op de voor de VN zo belangrijke algemene theorie over collectieve veiligheid. Als de VS machteloos staan tegenover Vietnam (tenzij ze hun toevlucht zouden nemen tot algemeen afgekeurde maatregelen van genocide), wat zal dan de VN kunnen uitrichten in collectieve veiligheid tegenover Frankrijk, of Brazilië, of India in geval het voor die landen zou gaan om door hen van vitaal belang geachte kwesties? De

[pagina 249]
[p. 249]

gemakkelijke theorie over een militaire wererldmacht, die gelding kon hebben toen het alleen ging om legers-tegenlegers (en daar kon de bedreiging van gezamenlijke VN-overmacht dwingen zonder dat het tot gewelddadigheid behoefde te komen), gaat niet meer op als het gaat om strijd tegen een volk, als zou vaststaan dat het overwinnen van een volk nauwelijks mogelijk is. We kunnen ook leren uit de oorlog in het Midden-Oosten (1967), dat de VN wel een kleine oorlog kan beëindigen, maar blijkbaar niet in staat is het geschil uit de wereld te helpen. Wel is men erin geslaagd om de oorlog lokaal te houden, niet om lokaal vrede te stichten. De spanning is groter dan ooit tevoren. Die oorlog blijkt slechts een étappe op de weg naar de volgende, van 1973.

Beide ervaringen pleiten tegen gewelddadige oplossingen van geschillen, hoezeer de prestaties van het Israëli-leger ook voedsel gegeven hebben aan de opvatting dat ook de militaire macht van een klein land betekenis kan hebben.

Men kan leren uit rampen. De vraag is of men ook tijdig kan leren zonder die rampen.

 

Leren door verstandelijk inzicht is wel mogelijk, al is de taal van de feiten, van de calamiteiten, duidelijker dan die van boeken, van woorden. Méér inzicht, verkregen door wetenschappelijk onderzoek, kan leiden tot méér inzicht van staatslieden waardoor redelijker politiek kan worden bevorderd. Het kan ook leiden tot méér inzicht van het grote publiek, een beter gefundeerde publieke opinie die maakt dat redelijke politiek niet wordt verhinderd maar wordt geëist. Men denke aan de discussie over de ontwikkelingshulp. De grote meerderheid is tegen redelijke vermeerdering daarvan. Beter inzicht zou tonen, dat uitbreiding van die hulp uit welbegrepen eigenbelang van de rijke landen moet plaats hebben. Fatale politiek is vaak méér bepaald door onkunde dan door kwaadaardigheid. De functie van de polemologie is niet om mensen moreler te maken, maar verstandiger. De mens wordt gemotiveerd door wat hij als zijn belang ziet. Méér inzicht kan ertoe bijdragen, dat het ware eigenbelang beter wordt begrepen.

Daarvan een enkel simpel voorbeeld, waaruit tevens de be-

[pagina 250]
[p. 250]

tekenis kan blijken van het verschijnsel van de terugkoppeling, de ‘feedback’, dat sinds elektronika ook in de sociale wetenschap een grote plaats heeft verworvenGa naar voetnoot3.

Op het gebied van de wapens is er de gedachte: vrede en veiligheid door macht. Dat leidde tot het dynamische proces van de wapenwedloop. De ‘balance of terror’ ontstond. Daarmede werd bereikt, dat de totale nucleaire oorlog, als bedoelde oorlog, als middel van politiek, als wijze van internationaal verkeer, onbruikbaar werd. Dit is een goede zaak, de kern van waarheid in de leuze ‘peace is our profession’.

Maar de wereld wordt er steeds gevaarlijker door. De wapens hebben invloed op de mentaliteit. De belangengroepen, het ‘military-industrial complex’, krijgen te grote invloed. De wapenhandel krijgt een eigen leven. De verspreiding van kernwapens kan niet worden tegengehouden. Men blijft doen, en denken, in termen van vijandschap en achterdocht, nu gevoed en bevorderd door de wapens die er zelfstandig toe gaan bijdragen. Door dat alles wordt de kans groter op de onbedoelde oorlog, op de oorlog als ramp, als verkeersongeluk in dit gevaarlijk internationaal verkeer. De gedachte ‘vrede door macht’ - ‘peace is our profession’ - vermindert de kansen op de bedoelde oorlog, maar vergroot de kansen op de onbedoelde oorlogGa naar voetnoot4.

Deze beschouwing leidt niet tot de conclusie van een abrupte opheffing van de bewapening, maar tot een streven naar een optimale verhouding, de noodzaak van wapenbeheersing en wapenvermindering, waaruit geleidelijk de situatie kan ontstaan waar aan ontwapening kan gedacht worden.

Een ander voorbeeld kan gevonden worden in de Bescherming Burgerbevolking (BB). Recente discussie speelt zich af rond de vraag of BB enig nut heeft in oorlogstijdGa naar voetnoot5. Soms zal

[pagina 251]
[p. 251]

dit niet het geval zijn, maar er zijn vele mogelijkheden; meestal zullen er randgebieden zijn waar hulp nodig en mogelijk is. In geval van oorlog zullen bij ons eventueel de atoombommen vallen op de vliegvelden en op de plaatsen waar onze atoombommen liggen opgeslagen. Veel hulp zal nodig zijn in de gebieden daaromheen. Het lijkt me, dat men zal moeten concluderen dat in tijd van oorlog als regel zal gelden: hoe méér BB hoe beter.

Maar BB moet voorbereid worden in tijd en vrede. De vraag moet ook gesteld worden: hoe werkt BB in tijd van vrede? Die werking kan bedenkelijk zijn. Als de BB effectief wil zijn in tijd van oorlog dan is een heel intensieve voorbereiding nodig in tijd van vrede: schuilkelders, voedsel- en watervoorraden, die regelmatig moeten worden ververst, evacuatieoefeningen en allerlei andere hoogst onprettige zaken. Daden hebben in het algemeen grote invloed op het denken: het denken past zich aan, wordt zo georiënteerd dat daarin de daden als zinvol passen. Er gaat een invloed uit van BB-activiteit op de mentaliteit. Allereerst kan gemakkelijk een vals gevoel van veiligheid ontstaan, dat aanleiding geeft een gevaarlijke politieke koers, ‘brinkmanship’, te eisen of toe te juichen. Belangrijker wellicht nog is dat de eigenlijke BB-acitiviteit zinvoller wordt, en aanvaardbaarder, naarmate men meer gaat denken in termen van vijandschap en in de verwachting van een komende oorlog. Het militaire denken gaat zo binnendringen tot in de kelders van de huizen, gaat bezit nemen van het burgerlijke levenGa naar voetnoot6.

Dit zijn, lijkt mij, de twee aspecten waar het om gaat: de BB die zó intensief wordt voorbereid dat ze goed werk kan doen in oorlogstijd, werkt ten kwade in tijd van vrede. Die twee aspecten moeten worden afgewogen. De vraag is: wanneer is er de grootste veiligheid? Bij inspanning van alle krachten

[pagina 252]
[p. 252]

om de oorlog te voorkomen? Of bij inspanning van alle krachten om in een komende oorlog het vege lijf te bergen? Ook hier lijkt een optimale verhouding mogelijk, die niet leidt tot opheffing van elke BB, maar verandering in de richting van algemene rampenorganisatie, waaruit de oorlogsgedachte zo ver mogelijk is teruggedrongen.

 

Méér inzicht is nodig, want de problemen van oorlog en vrede zijn zeer ingewikkeld. Nodig is ook dat het gewonnen inzicht algemeen bekend wordt. De grote vraag daarbij is: hoe bereikt men de massa? Het inzicht moet gebracht worden aan wat Van Vollenhoven destijds noemde 'een nog bijziende en nog onwillige wereldGa naar voetnoot7. Dit communicatieprobleem is op zichzelf terrein van polemologisch onderzoek. De vraag is wat de massamedia - de pers, de film, de radio, de televisie - op dit gebied kunnen en willen doen.

Van belang is ook het onderwijs. Men kan door de school een grote invloed uitoefenen, dat bewijst de ervaring in de Verenigde Staten. Men stond daar voor het probleem miljoenen immigranten tot Amerikanen te maken, en slaagde er wonderwel in om de kinderen van de ‘vreemdelingen’ tot Amerikaanse burgers te vormen door de school. Het dagelijkse hijsen van de vlag, de belofte van trouw, het onderwijs in ‘civics’ (burgerschapkunde), betekenden een met succes opvoeden tot staatsburgerschap.

Is opvoeding tot wereldburgerschap mogelijk? Tot respect voor de ander, tot tolerantie, tot saamhorigheid? Dat is ongetwijfeld heel wat moeilijker. Men leze er drs. S.C. Derksen ‘Hoe leren wij de vrede’Ga naar voetnoot8. op na. Er zou dan heel wat in onze opvoedingswijzen moeten veranderen. Met name dient te worden onderzocht hoe de verschillende leeftijdsgroepen moeten worden benaderdGa naar voetnoot9, en hoe in verschillende vakken de opvoeding tot vrede kan worden verwerkelijkt. Genoemd

[pagina 253]
[p. 253]

dient te worden in dit verband de uitgave ‘Vrede in Vakken’Ga naar voetnoot10.

 

Vredesopvoeding stelt voor enorme moeilijkheden in een democratische samenleving. In een democratie is immers op een openbare school voor indoctrinatie geen plaats. Allereerst zal vredesopvoeding beogen de eenzijdige opvoeding tot het nationalistisch denken uit te bannen. De vredesopvoeding zal trachten het bewustzijn bij te brengen, dat wij leven in een interdependente wereld, begrip trachten bij te brengen voor verschillende omstandigheden waaronder volken leven, laten zien hoe daar gemakkelijk conflicten uit voort kunnen komen, inzicht brengen in de aard van het conflict en de verschillende wijzen van oplossing. Het gaat om een opvoeding waar de algemene menselijke saamhorigheid in het licht wordt gesteld, en het denken in termen van humaniteit een plaats krijgt.

Wij weten nog niet of vredesopvoeding op school mogelijk is. Er is op dit gebied nauwelijks experimenteel onderzoek gedaan. Op het Polemologisch Instituut is, in samenwerking met andere instituten en instellingen, een groot project aan de gang, waarbij goed voorbereid ‘vredesonderwijs’ op verschillende scholen wordt beproefd. Later zal worden nagegaan welke invloed daarvan op de leerlingen is uitgegaan.

 

Op dit terrein speelt ook de vraag: heeft ook de enkeling een rol? Men vraagt zo vaak: wat kan de enkeling doen? Door onderzoek heeft men de wanverhouding kunnen vaststellen van bestaande idealen en bestaand inzicht in de wijze om die idealen te verwerkelijkenGa naar voetnoot11.

Wat kan de enkeling doen? Het lijkt me dat ten minste drie zaken moeten worden genoemd.

1.Allereerst zal men zich naar vermogen op de hoogte moeten stellen van wat in de wereld door onderzoek aan inzicht is verkregen. Men zal moeten trachten zich een ge-
[pagina 254]
[p. 254]
fundeerd oordeel te vormen over de belangrijkste aspecten van het oorlogsvraagstuk.
2.De enkeling kan een rol spelen in zijn eigen politieke partij, daar méér aandacht vragen voor de buitenlandse politiek, en aandrang uitoefenen op een constructieve vredespolitiek.
3.De enkeling kan een rol spelen in de vredesbewegingen, die een noodzakelijk tegenwicht moeten vormen tegen bestaande pressiegroepen, en kunnen bijdragen tot doorbreking van de traditionele opvattingen. In dit verband zou ik willen wijzen op de functie van het protest in een democratische samenleving. De democratie eist allereerst de vorming van een eigen oordeel, maar ook de manifestatie daarvan. De enkeling heeft taak en mogelijkheid om collectieve verdwazingen te doorbreken, en er dan op te wijzen ‘dat de keizer geen kleren aan heeft’.

 

We spraken reeds over de pressie die van de groep op de enkeling uitgaat, over de ingeboren neiging om zich te conformeren met de groepsopvatting. Uit onderzoekingen van Asch en Milgram bleek ook, hoe grote invloed er op proefpersonen uitging van de omstandigheid dat één van hen een zelfstandig oordeel demonstreerde.

In Milgrams onderzoek (blz. 150 en 213) over het pijn toebrengen op bevel bleek dat ongeveer 65% van de proefpersonen bereid was gevaarlijk letsel toe te brengen omdat de omgeving deed alsof dit vanzelfsprekend was. Als meerdere proefpersonen tegelijk aan het experiment deelnamen zakte dit percentage belangrijk als één resoluut weigerde: zo'n enkeling was in staat de ban te doorbrekenGa naar voetnoot12.

Hier ligt ook de betekenis van het protest, de protestmars, de demonstratie: communicatiemiddelen om te tonen wat óók leeft onder het volk, en hoe hevig het leeft. Het protest kan vele vormen aannemen. De natuurkundige en Quaker Young dronk destijds zijn thee zonder (riet)suiker, daar hij tegen de slavernij was. De rietsuikeractie in Nederland protesteert, in de vorm van het gebruiken van rietsuiker in plaats van biet-

[pagina 255]
[p. 255]

suiker, tegen zelfzuchtige Europese economische politiek.

Men kan zich afvragen wat het effect is van protest. Heeft het invloed op regeringen, op bevolkingen? De vraag is niet gemakkelijk te beantwoorden. Regeringen letten er wel op. De Amerikaanse minister van oorlog Stimson betreurde destijds het uitblijven van protest tegen de Amerikaanse bombardementen op de Japanse steden. Ter gelegenheid van de demonstraties tegen het Pentagon publiceerden de kranten foto's van McNamara, met grote belangstelling door de gordijnkier kijkend naar wat buiten geschiedde. Afkeurend? Of tevreden met een demonstratie die steun kon geven aan voorstellen tot een meer gematigde politiek?

Er zijn studies gewijd aan de invloed van het protest op de openbare meningGa naar voetnoot13. Het blijkt dat de effectiviteit van protest afhankelijk is van bepaalde voorwaarden. Het werkt positief als het in wezen overeenstemt met essentiële waarden die in de gemeenschap gelden (maar die in bepaald opzicht door de gemeenschap worden geschonden). Als het protest tegen bepaalde grondwaarden ingaat kan het averechts werken en scherpe reacties oproepen.

In zo'n geval is eerst opvoeding nodig. Opvoeding en protest hebben een verschillende benadering. Het brengen van nieuwe waarden is geen eenvoudige zaak. Als nieuwe waarden bruut worden gepresenteerd wekken ze eerder verzet dan instemming. Een nieuwe waarde vindt gemakkelijker ingang in verhulde vorm. Het is juist wezenlijk voor protest dat het zich onverhuld toont: het heeft zijn mogelijkheden als aan bestaande waarden kan worden geappelleerd. Het kan dan de schok van de herkenning meebrengen.

Vandaar ook de grote betekenis van de vorm waarin het protest plaats heeft. Die vorm moet, om het protest effectief te maken, zo weinig mogelijk aanvechtbaar zijn. Het gaat om de vraag hoe men door actie de regering en de bevolking bereikt. Er is een groeiende overtuiging, dat de gebruikelijke communicatiemiddelen weinig uitwerken. Er is behoefte aan

[pagina 256]
[p. 256]

onorthodoxe middelen om een boodschap over te brengen. De zelfverbranding van de monnik in Vietnam was zo'n onorthodox communicatiemiddel. Maar ongebruikelijke methoden zouden ook averechts kunnen werken, als ze de suggestie zouden wekken van frivoliteit of de vredesgezindheid zouden verbinden met levenswijzen die in het algemeen niet getolereerd worden.

Wetenschappelijk onderzoek naar effectieve vormen van vredesactie is dringend nodig. Anatol Rapoport klaagde: ‘Peace research has no audience’. Het moet zich een gehoor verschaffen. Het onderzoek op welke wijze de vredeswetenschap een gehoor kan krijgen, is een van de belangrijkste onderwerpen van het vredesonderzoek.

De studie van protest is pas heel in het begin. Evenals die van de geweldloze weerbaarheid, de ‘non violence’, de beweging die bepaalde doeleinden wil bereiken zonder gewelddadige middelen, maar met inzet van de gehele persoonlijkheid. Zij gaat terug op Gandhi en King, en onder bepaalde omstandigheden lijkt de macht ervan onwaarschijnlijk grootGa naar voetnoot14. Een volk dat iets wil en bereid is alles daarvoor op het spel te zetten, behalve geweld, heeft machtsmiddelen waarvan men zich nog nauwelijks bewust is, juist omdat de geweldloosheid een kwaad geweten meebrengt als er met geweld op wordt gereageerd.

Maar bij het beoordelen van de mogelijke gebieden waar de geweldloze actie effectief zou kunnen zijn, moet wel degelijk onderscheid gemaakt worden tussen de nationale en internationale doeleinden. Geweldloze actie kan zeer effectief zijn op het gebied van de verandering van een sociaal systeem. Het regime in Zuid-Afrika zou niet kunnen blijven bestaan, indien alle negers in Zuid-Afrika zich geweldloos voor verandering zouden inzetten. Een geheel andere vraag is of aangekondigde geweldloosheid in de internationale betrekkingen

[pagina 257]
[p. 257]

een constructieve rol zou kunnen spelen. Enerzijds kan de toezegging dat geen geweld zou worden gebruikt als een vijand het land zou binnen, de verleiding om binnen te vallen vergroten. Anderzijds geldt, dat als een land zwaarwegende redenen heeft om een ander land binnen te vallen (zoals de Sovjetunie meende te hebben in 1968 t.a.v. Tsjechoslowakije), het zich niet gauw door het vooruitzicht van massaal geweldloos verzet zal laten tegenhouden. Het is nl. nauwelijks ooit te verwachten, dat iedereen aan zo'n verzet zou meedoen, en dat de grote menigte zich niet zou voegen bij harde maatregelen van de bezetter. Ieder land immers beschikt slechts over een klein percentage helden.

Maar ook op dit gebied is dieper onderzoek nodig. We weten niet genoeg, en zeker niet in hoeverre het vooruitzicht van geweldloos verzet gecombineerd met gewelddadig verzet, de afschrikkende werking van het laatste zou kunnen vergroten.

 

De eerste functie van de polemologie is het verschaffen van méér inzicht in wat er is, en in wat er mogelijk is, op het gebied van oorlog en vrede. Dat is niet altijd opwekkend. Het is een nieuwe versie van de oude vraag van Renan: ‘La vérité est-elle triste?’ Is de waarheid bedroevend? Men heeft hierop wel geantwoord: dat 2 x 2 = 4, is alleen bedroevend voor degene die altijd gemeend had dat het 5 was. En wellicht zijn velen van ons, opgegroeid in een vreedzaam en welvarend land, in het hart inderdaad overtuigd dat de mens en de wereld méér zijn dan wij, wanneer we eerlijk rondkijken, moeten vaststellen.

Doel van de polemologie is om méér inzicht te krijgen in de vragen van oorlog en vrede, om op grond van dat inzicht tot een redelijker politiek te geraken. De gedachte is daarbij: men krijgt inzicht in de bestaande sociale krachten, en dat zal de gelegenheid geven die sociale krachten te beheersen. Maar dit laatste behoeft niet het geval te zijn. Men kan ook stuiten op krachten, die onbeheersbaar lijken. Men kan ook en zal ook processen blootleggen waarin krachten een rol spelen, waarop redelijk inzicht geen vat heeft.

Er is heel wat ‘unwelcome information’ in de vredeswetenschap, zelfs nu in de huidige stand van beoefening vooral aandacht geschonken wordt aan de ‘oorzaken van de oorlog’,

[pagina 258]
[p. 258]

en nog nauwelijks aan de ‘oorzaken van de vrede’Ga naar voetnoot15. Als men daaraan zou beginnen, zou waarschijnlijk de waarheid nog droeviger worden, om het dieptepunt te bereiken bij dat deel van de vredeswetenschap, dat het geleerde in de praktijk zou willen brengen, en de wegen zou onderzoeken hoe dat zou kunnen geschieden. Het gaat dan om de vraag, hoe de mensheid zou kunnen gebracht worden om te leven naar de inzichten van de vredeswetenschap. Daar wordt nog heel weinig aan gedaan, zoals wij zagen. Wellicht mede omdat het uitzicht hier zo weinig hoopgevend is. Immers, wat wij weten van de studie betreffende ‘innovations’, is niet geruststellend. Ervaringen op dit terrein met gedragswijzen van Afrikaanse boeren t.a.v. hun land, lijken verdacht veel op de ervaringen met gedragswijzen van Europese staatslieden t.a.v. hun grondgebiedGa naar voetnoot16.

 

Als eerste functie van de vredeswetenschap dient genoemd te worden het verkrijgen van beter inzicht in vredeshandhaving en het overbrengen van dit inzicht op regering en bevolking. Daarnaast zijn in de toekomst andere functies denkbaar.

1.Denkbaar zouden zijn polemologische waarnemingsposten in de wereld, die zouden kunnen dienen als barometers om spanningen te registreren (‘tensions-barometers’), te vergelijken met diplomatieke waarnemingsposten, nu niet om door de waarneming het nationale belang te dienen maar het belang van de vrede. Op den duur kan men verwachten dat de VN diplomatieke waarnemers in de voornaamste steden zal hebben. Rond de VN-ambassadeurs zou de barometerfunctie zich kunnen ontwikkelen.
2.Speciale polemologische opleiding is denkbaar van diplomaten, ambtenaren in internationale organisaties, politici
[pagina 259]
[p. 259]
en journalisten. Een project voor zo'n opleiding wordt voorbereidGa naar voetnoot17.
3Denkbaar is de vorming van ‘peace consultants’: in het bijzonder opgeleide deskundigen die beschikbaar zijn om in voorkomende gevallen van conflict een bemiddelende rol te spelen.
4Als in de wereld talrijke polemologische instituten bestaan, zullen zij een rol kunnen spelen in geval van dreigend internationaal conflict, door in de beginfase, hetzij op verzoek van de VN, hetzij op verzoek van partijen, een objectieve conflictbeschrijving te geven: waar het om gaat, welke belangen op het spel staan, hoe de partijen die belangen zien, welke mogelijkheden aanwezig zijn, wat voorzienbare consequenties zijn bij nietoplossing van het geschil. Een instituut zou in onderling overleg van partijen gekozen kunnen worden uit een gebied of land dat ver van het conflict verwijderd is. Zo'n objectieve beschrijving, met het aftasten van mogelijkheden, zou in het begin van het conflict moeten geschieden.

 

De tijd kan grote verandering brengen, en voorlopig een conflict onoplosbaar maken, door verharding van de standpunten, door diabolisering van de tegenstander. Nodig voor de oplossing van een conflict is het vergelijk, het compromis. De moeilijkheid van het compromis is dat het compromitteert. Daarbij speelt de tijd vaak een rol. Als die diabolisering plaats heeft gehad wordt het compromis gezien als onzedelijk.

 

In de toekomst zullen polemologen zeker geroepen zijn een actieve rol te spelen bij het vreedzaam oplossen van actuele conflicten. Hier en daar ziet men reeds een poging daartoe. In enkele gevallen heeft men wel gepoogd om representanten van ‘staten in geschil’ bij elkaar te brengen, om standpunten te begrijpen, om oplossingsmogelijkheden af te tastenGa naar voetnoot18.

[pagina 260]
[p. 260]

Voorlopig is nodig uitbreiding van het onderzoek, van het onderwijs en van de voorlichting. Er moet op het gebied van de wetenschap van oorlog en vrede nog veel gebeuren wat nu niet geschiedt door gebrek aan geld, aan middelen en aan personenGa naar voetnoot19.

 

Wij weten nog niet genoeg. De kennis is nog ontoereikend om een vreedzame wereld op te bouwen, zelfs als volken en regeringen dat zouden willen. Voorlopig moet de polemologie zich beperken tot het aanwijzen van duidelijke misstanden, en het aanwijzen van de middelen waarmede die oorzaken van oorlog zouden kunnen worden uit de weg geruimd. De wereld zou daardoor wel veiliger worden, maar nog heel wat oorlogszaken zouden blijven bestaan waarvan de wetenschap nog geen weet heeft. De dichter sprak van de oorlog:

 
‘that healst with blood
 
The earth when it is sicke, and cur'st the world
 
O' the pluresie of people’.

Er zijn nog heel wat kwalen, waaronder de collectieve verdwazingen van volken, waar de wetenschap machteloos tegenover staat. De polemologie vraagt slechts dat, wáár zij tot beter inzicht heeft geleid, aan dat inzicht in de buitenlandse politiek niet wordt voorbijgegaan.

voetnoot1
In het vorige hoofdstuk ging het over de kunstenaar als factor van cultuur-verandering. De kunstenaar is ook bron van inzicht. Hij ziet intuïtief relaties die wel wetenschappelijk moeilijk bewijsbaar zijn, maar daarom nog niet minder waar. Hij springt als het ware op de waarheid af in een emotionele ‘Ungeduld der Erkenntnis’. En hij heeft daarbij de mogelijkheid om zijn waarheid in adequate vorm tot uitdrukking te brengen.
voetnoot2
‘As long as war is regarded as wicked, it will always have its fascination. When it is looked upon as vulgar, it will cease to be popular’.
voetnoot3
Vroeger bevorderde de machine het causaal-lineaire denken, sinds de electronica is er de algemene aandacht voor de ‘terugwerking’, die van iedere nieuwe situatie kan uitgaan.
voetnoot4
Daarover nader mijn ‘Oorlogsmodellen en Vredesstrategieën’, in Oost-West, 1968, blz. 43-51.
voetnoot5
Zie b.v. De Paladijn, het periodiek van de BB, van januari 1968. Geschriften over de aard van een toekomstige oorlog kunnen een beeld geven van wat te verwachten is. Genoemd dienen te worden het VN-rapport van 10 okt. 1967 (A. 6858), opgesteld door twaalf deskundigen; Tom Stonier: Nuclear Disaster, Pelican Books 1964.
voetnoot6
Verg. Arthur I. Waskow: The Shelter-Centered Society, Washington 1962; Berrien, Schulman and Amarel: The Fall-out Shelter Owners. A Study of Attitude Formation, in Public Opinion Quarterly 1963 blz. 296-316; P. Ekman e.a. Divergent Reactions to the Threat of War, in Science 11 jan. 1963, blz. 296-316, en mijn: Is Bescherming Bevolking een goede zaak, in De Paladijn, okt. 1969.
voetnoot7
C. van Vollenhoven: De drie treden van het volkenrecht, Den Haag 1918, blz. 71.
voetnoot8
Groningen 4e druk, 1971, No. 3 van de Serie Standpunten in Wereldproblemen.
voetnoot9
Verg. Leif Rosell: Children's Views of War and Peace, in Journal of Peace Research (Oslo) 1966, blz. 268-276 en Trond Alvik: The Development of Views on Conflict, War and Peace among School Children, J.o. P.R. (Oslo) 1968, blz. 171-195.
voetnoot10
Uitgave van Pax Christi: Cahiers voor Vredesvaargstukken, Roermond 1969.
voetnoot11
Hans Kreitler en S. Kreitler: Crucial Dimensions of the Attitude towards National and Supranational Ideals, in Journal of Peace Research, 1967, blz. 107-124, blz. 111.
voetnoot12
Een zelfde resultaat leverde het Asch-experiment als een van de negen het juiste antwoord gaf, verg. blz. 150.
voetnoot13
Zie Kenneth E. Boulding: Reflections on Protest, in Bulletin of the Atomic Scientists, oktober 1965 blz. 18-20; Daniel Katz: Group Process and Social Integration: A System Analysis of Two Movements of Social Protest, in Journal of Issues, 1967, blz. 3-22.
voetnoot14
Zie Ralph T. Templin: Democracy and Nonviolence, Boston 1965, Christopher Driver: The Disarmers, A Study in Protest, London 1964, Arthur Waskow: From Race Riot to Sit-in, New York 1966; Adam Roberts (ed.): The Scrategy of Civilian Defense, London, 1967, J. Galtung: Niet-militaire vormen van verdediging, in Vrede en Rechtvaardigheid; Eenheid of Dilemma, Roermond 1968, blz. 53-120.
voetnoot15
Blainey: The Causes of War, o.c. p. 3 stelt: ‘For every thousand pages published on the causes of war there is less than one page on the causes of peace’.
voetnoot16
Verg. Niels Röling: Adaptations in Development: A Conceptual Guide for the Study of Noninnovative Responses of Peasant Farmers, in Economic Development and Cultural Change, Chicago, Vol. XIX, 1970, blz. 71-85.
voetnoot17
Zie Johan Galtung: Training of Peace Specialists: A Proposal, in IPRA Newsletter (Groningen), 1968 No. 2, blz. 42-46.
voetnoot18
Verg, J.W. Burton: The Analysis of Conflict by Casework, in The Yearbook of World Affairs, 1967, London 1967, blz. 20-36.
voetnoot19
Overzicht van de bestaande instituten en van de onderwerpen waarmede zij zich bezighouden, vindt men bij Ph. P. Everts: Development and Trends in Peace and Conflict Research 1965-1971: A Survey of Institutions, in the Journal of Conflict Resolution, Vol. XVI No. 4, december 1972, p. 477-510. Aanvulling hierop is te vinden in de Newsletter, uitgegeven door de International Peace Research Association (Oslo-PRIO, P.O. Box 5052). Zie ook Hanna en Alan Newcombe: Peace Research around the World, 3d pr. Canadian Peace Research Institute 1972, gebaseerd op de door hen uitgegeven Peace Research Abstracts.

Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken