Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Lieve Zuster Ursula (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van Lieve Zuster Ursula
Afbeelding van Lieve Zuster UrsulaToon afbeelding van titelpagina van Lieve Zuster Ursula

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.35 MB)

Scans (11.97 MB)

XML (0.54 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Lieve Zuster Ursula

(1969)–Henk Romijn Meijer–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

XI

Peter kocht La Arbre en plen Air. Hij kocht hem zonder afdingen. Een financieel voordeel stelde hem in staat om Gabriel contant te betalen en hij betaalde hem contant. Baar geld van vuist tot vuist, zo plukte de belasting er niet van. Het maakte Gabriel vrolijk.

‘Jij krijgt een topverzameling!’ riep hij vrolijk. ‘Ha ha! Altijd het eerste en het beste! Eerst Gijs. Toen Kaufmann. De beste Kaufmann die er ooit geweest is! Als jij zo doorgaat krijg je zonder meer een topverzameling! Roesachtig! En als je nog eens wat voor Taste wil schrijven, je weet, ik kan je daarvoor goed betalen! Ik heb een brief daarover van een journalist, ene Peter, Peter, o nee, Peter, dat ben jij! Ha ha! Ik ben helemaal ondersteboven daarvan, dat jij het hebt gekocht.’

Het was tenslotte allemaal politiek, het ja of nee was politiek, de boom zo koel ontvangen, koeltjes afgewimpeld, politiek, en dat Van Schouwenduyck geen vijanden wilde maken, politiek, en Brechstein niet en Schuilenburg, en wie het zeiden spraken politiek, geen wonder dat hij spartelde, de schilder, De Vrouw in het Vizier verleidde, vernederde, verneukte, kleine wraak voor een grote zaak, de maatschappij stortte zijn zaad uit in het geilste gat, de duizenden stomme instuurders konden het weten, hun rotzooi kon het weten, politiek, hun bonkende harten, stomme wachten op de uitslag.

Of iemand Peter uitgedaagd had tot de koop, alsof hij iets bewijzen ging door het te kopen, beklemming die hij niet meer kwijt kon raken. Dat hij geloofde in het schilderij, dat hij het prachtig vond, was geen verklaring. De wereld wemelde van kunst waarin hij kon geloven. Wanneer de

[pagina 81]
[p. 81]

boom in rust geïsoleerd hing op zijn kamer zou hij vloeiend werken aan zijn schrijfsel, essay waarmee hij een begin gemaakt had, daarvoor was staren naar de boom noodzakelijk. Essay dat bovenal hemzelf zou openbaren. Was dat dan een verklaring, ben je daarmee in je sas, meneer?

Op een zaterdagmorgen was hij nog eens gaan kijken. De oude werkster liet hem binnen, boog voor hem, beloofde koffie, want de schilder was niet thuis, mevrouw op school.

In de achterkamer zat een meisje van een jaar of twintig achter de tafel waarboven zich een stapelwolk vol krantenknipsels, krantenfoto's, krantenreproducties leeggestort had. ‘Pieczuro verbeeldt de stilte.’ (3 november 1953); ‘Een niet geheel bevredigende tentoonstelling.’ (6 januari 1955); ‘Sublieme en bezielde fantasie.’ (13 januari 1955); ‘In het kielzog der primitieven.’ (13 januari 1955); ‘Een gesloten wereld.’ (8 juni 1958). ‘Maakt u het archief?’ vroeg Peter.

Het meisje knikte, bladerde, plakte in een dik rood plakboek, er lagen er al twee volgeplakt op tafel.

Hij slenterde de voorkamer in, de boom nog onverkocht. Hij hing in het bewolkte licht dat binnenviel door het absurde glas-in-dood dat Gabriel in ere hield. Stemmen van mannen die iets in een auto laadden aan de overkant, een verbeten toeteren erachter, rauw als radijs. Zag hoe zijn Essay zich zou voltooien, zichzelf ontdekt aan de hand van een contrast tussen twee werelden; de rigoreus eenvoudige van Kaufmann, wereld die voor op de punt van zijn penseel lag, de ongenaakbare trots, de onbegre, pen artiest tegenover het publiek dat een leven verslingerde aan weifelen tussen bang ontzag en keurige afkeer; en die van Gabriel, geen tweespalt kennend, zonder mensen voortbestaand, ongrijpbaar! Stel dat hij vanuit Kaufmanns eenvoud Gabriels ongrijpbaarheid teniet zou kunnen doen, de woorden die het deden moesten Peters kern hebben blootgelegd! Een tinteling van plezier maakte hem overmoedig. De landkaart van zijn ziel ontvouwde zich en toch zou dit briljante stuk nog meer verhullen dan openbaren! De kans dat deze boom door iemand anders zou zijn besproken, maakte hem driftig. De ladende mannen schreeuwden iets naar de toeterende auto. Deuren sloegen dicht.

‘Merkwaardig dat je in Pieczuro's werk geen nostalgie aantreft,’ zei Peter tegen het meisje, ‘hoewel je het juist wel zou verwachten.’

Haar vingers trilden plotseling van hooggestemde geestdrift.

‘Ja fijn fijn,’ zei ze, ‘ik vind het zulk ongelooflijk fijn werk, dat schitterende dromerige...’

In zijn Essay had hij geschreven: ‘Het merkwaardige van Pieczuro is nu,

[pagina 82]
[p. 82]

dat men in zijn werk geen nostalgie aantreft. Hoewel het werk de kijker juist in dit opzicht op een dwaalspoor zou kunnen brengen, omdat een overvloed van motieven duidelijk aan reminiscenties is ontleend en omdat bovendien voor het heden, voor wat zich afspeelt in het hier en nu, geen plaats wordt ingeruimd, is er nooit sprake van een terugverlangen naar wat is geweest.’

‘Vindt u het ook zulk fijn werk?’ vroeg ze.

‘Fijn is het zeker,’ zei Peter.

‘Ja, ontzettend fijn,’ knikte ze heftig.

Als een tocht trok Gabriel het huis in en vertelde van de man die in zijn stambordeel zijn bovenbuurvrouw vond onder de naam Louise, hij was verneukt in plaats zij.

‘Toen hebben ze het op een accoordje gegooid,’ zei Gabriel. Hij krabde zich binnen zijn blauwe hemd. ‘Dat was ook een hele mooie vrouw,’ vertelde hij, ‘daar zat wat aan, dat was geweldig, ja, dat heb ik van Beer cadeau gekregen, dat wordt mijn archief, zij brengt mijn hele documentatie op p-peil, dat ging al jarenlang zo hoeps! die hutkoffer in, hoe doe jij dat eigenlijk? Ik heb een schitterend artigel, artikel van jouw hand gelezen, schitterend, tjonge, jij kunt woorden gebruiken, dat is een feest, wil je koffie? Maar die vrouw was alleen hoer in haar vrije tijd, 's middags van twee tot vier of zo en die had daar een aardige verdienste aan, die man van haar bofte daarmee, ze hadden drie kinderen.’

‘De boom nog niet verkocht?’

‘Hij moet de deur uit,’ zei Gabriel, ‘absoluut de deur uit, hij jaagt me elke dag opnieuw op stang, ik heb geen zin om elke dag op stang te zitten. Ha! Noeit zal ik meer zoiets maken, noeit, ik word gek daarvan. Het is een eindpunt,’ zei hij, ‘die boom zit eigenlijk al een beetje in al mijn schilderijen, je kan eigenlijk zeggen dat hij ook een beetje in mijn zeeën zit, maar dan natuurlijk ondergedompeld, dat begrijp je. Ha! Kijk! Kijk, die stip, dat is hem al helemaal, kijk, blaadjes, zie je wel, ze zitten er allemaal aan, hij staat hier scheef, hij moet nog een beetje recht overeind komen, ha ha!’ ‘Het is of iemand daar een lucifer aansteekt,’ zei Peter.

Ha ha ha ha ha!

Gabriel zakte door een knie.

Ha ha!

In het volgend schilderijtje uitgegroeid en opgericht, gezagdrager geworden, zou binnenkort de voorgrond gaan beheersen.

‘Toen was ik daarmee bezig en toen zag ik dat licht en toen dacht ik opeens, nou heb ik je! Nou heb ik je!’ Hij greep naar al die fantastische, zwijgen-

[pagina 83]
[p. 83]

de, gave blaadjes die niet werkelijk aan de boom vastzaten. ‘Nou heb ik je! En daarom moet hij de deur uit. Daar zal Kalkoen van opkijken,’ besloot hij duister.

‘Ik dacht dat Kalkoen nu wel zo'n beetje van de baan was,’ zei Peter.

‘Dat dacht je, dat dacht je! Nee, Peter, dat gaat gewoon door en we winnen! Weet je dat vannacht om half drie die Van Stratum hier bij mij aanbelde om zich volledig solidair te verklaren! Dat is een neger en zijn auto was onderweg helemaal uit elkaar gesprongen, de stukken vlogen hem om de oren en daarom had hij maar een taxi voor zijn geld genomen! Dat was wel het meest ontroe-roerende moment van mijn hele roezie, dat die jongen zich onvoorwaardelijk solidair kwam verklaren, want weet je waarom? Die jongen schildert uitsluitend abstract. Daarom!’

Hij diepte een pakje sigaretten op en hield het in het holle van zijn hand ver van zich af naar Peter toegekeerd.

‘O nee, jij rookt niet.’ Zakte door een knie, maakte een armzwaai om een lucifer aan te strijken. ‘Ik was daar helemaal van onderste boven,’ zei hij, ‘dat die jongen zich onvolwaardelijk solidair kwam verklaren. En ik ben daarvan ook helemaal ondersteboven, dat jij die boom wilt kopen.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken