Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Lieve Zuster Ursula (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van Lieve Zuster Ursula
Afbeelding van Lieve Zuster UrsulaToon afbeelding van titelpagina van Lieve Zuster Ursula

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.35 MB)

Scans (11.97 MB)

XML (0.54 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Lieve Zuster Ursula

(1969)–Henk Romijn Meijer–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

XVIII

Toen belde uit een onverstaanbaar gat een juffrouw om te vragen of die schilderijen nu verpakt en goed verzekerd naar haar gat werden opgestuurd, er waren toch nog schilderijen?

‘Want ik ben de enige overgebleven volle achternicht van Lo Uienkruier van de kant van zijn eerste vrouw,’ insinueerde ze.

‘En moet je regenen,’ wond Gabriel zich zienderogen op, ‘Lo Uienkruier had helemaal geen eerste vrouw - hij was gewoon met die weduwe getrouwd die nu is doodgegaan.’

Die middag belde alles wat familie was of voer onder die vlag en Gabriel gaf hun hebzucht, naam en toenaam, door aan de advocaat die geen gelegenheid had om persoonlijk even langs te brommen.

‘Die draagt altijd zo'n klein alpinopetje,’ vertelde Gabriel over die advocaat.

Een advocaat uit Düsseldorf diende zich aan in strijdbaar Duits uit naam van een cliënt, familielid van Lo, welja, die al een treinkaart had gekocht naar Nederland.

Hilde vloekte donker in haar rulle keel.

Een dokter uit de Betuwe had, zei hij, tussen twee patiënten, recht op eerste keus, r-recht, zei Gabriel, r-recht heeft iedereen, maar wie ze krijgt, daar gaat het om!

‘Jij dacht, dat ik dat niet zeker wist,’ kwam Gabriel terug op Hildes twijfel, ‘m-maar als die vrouw noe niet dood is, begin ik me toch roesachtig af te vragen w-wat er dan wel met haar aan de gang is! O zo!’

Iedereen was dronken om zes uur en Bob van Dantzig reed zijn nieuwe stationwagen voor op het moment dat Gabriel een been verzette om de zaak te sluiten. Bob bleek verwittigd, bloosde, struikelde blozend met de deur in huis.

‘Vannacht?’ zei Gabriel bedenkelijk. ‘Nee nee, dat gaat niet, dat is lijkschennis.’

[pagina 210]
[p. 210]

‘Dat is juridisch geen lijkschennis, die vrouw wordt bij haar zuster opgebaard en als wij het niet doen dan doet een ander het. Ik wed je dat de Koehoorn al een wagen klaar heeft staan! De voordeur heeft een ouderwets slot, daar kom je met een loper wel in of anders weet ik er wel wat op.’

‘Ik kan daar niet op ingaan,’ zei Gabriel spijtig.

‘Waarom niet? Jullie hebben er recht op, een mondelinge afspraak is even bindend als een schriftelijke, als je getuigen hebt, en getuigen kun je altijd vinden of maken.’

‘Nee nee nee,’ zei Gabriel.

‘Het is juridisch de enige verantwoorde manier die effectief is. Je laadt ze gewoon allemaal achterin, niemand komt erachter, niemand weet waar die dingen zijn, die familieleden proberen je toch maar te overbluffen, ze hebben geen enkel juridisch bewijs dat er nog schilderijen zijn, ze gaan er gewoon van uit. Als iemand moeilijkheden maakt bewijzen wij dat wij het alleenrecht van verkoop hebben.’

‘Ja! Bewijzen!’ Gabriel zakte weg. Hij lachte plotseling en schonk een rondje in. ‘Bewijzen! Ha ha!’

‘Desnoods haal je er een tweede advocaat bij, ik weet een hele goeie -’

‘Ha ha! Een tweede advocaat! En een derde!’

‘Als jij die schilderijen in huis hebt, dan moeten zij bewijzen dat jij daar geen recht op hebt en dat zal ze niet meevallen!’

‘Zeker niet! Dat zal zeker heel moeilijk zijn!’

Hoewel Bob zijn betoog voldoende redelijkheid had mee gegeven om Gabriel onder niet-eens-zo-gunstige omstandigheden te kunnen overreden, bleef hij ongrijpbaar, onbereikbaar ver.

‘Ik doe het zo,’ beloofde Bob en Gabriel trok zijn broek omhoog. ‘Maar ik heb er wel een beetje hulp bij nodig.’

Hilde hoestte.

‘Ik zou het ontzettend stom vinden, als je het niet deed. En ik ben niet de enige die dat stom vind.’

Telefoon.

 

‘Ja ja, vanmiddag om half drie of om half vier, ik weet het niet meer precies.’

Zijn hand rees groetend naar een lang verlopen zwartkijker aan de overkant van de straat. De straat was recht en smal. De zwartkijker liet als tegengroet zijn onderkaak een stukje zakken.

‘Dat wordt een hele drukke begrafenis,’ voorspelde Gabriel, ‘dat voorzie ik, je moet er beslist naar toe gaan.’

[pagina 211]
[p. 211]

‘Maar hoe laat is het nou precies?’ vroeg Peter.

De grauwte van de dag weerspiegelde zich getrouw in winkelruiten.

‘Je moet daar Hilde even over opbellen.’

‘Hoe gaat het met Beer?’

‘Met Beer!’ Verbaasd, alsof Beer niet bestond. ‘Goed! Goed! Heel goed zelfs! Dank je wel! Dank je wel! Ik denk wel dat ze je de groeten stuurt!’ ‘En de kinders?’

‘Voortreffelijk! Meer dan voortreffelijk zelfs! Gerritje heeft een schilderij voor mij gemaakt, dat leek volkomen in alle opzichten op een schilderij van mij, dat was heel erg frappant!’

Een schoenenwinkel, een terras van zich steeds verder wegcijferend winters schoeisel, en Gabriel boog zich hier intiem naar Peter over. De randen onder zijn ogen waren bruin, het bruin van nicotine. Half fluisterend, grinnikend, glimlachend:

‘Peter, ik heb nog heel veel meer kinderen dan Gerritje en Annetje. Overal. In alle delen van de wereld! Ha ha! Ik zal je daar later alles over vertellen, maar je mag daar nooit met iemand over praten. Niemand weet daarvan en die kinderen weten daar zelf helemaal niets van. Als ik die allemaal 's morgens meenam om te zwemmen dan zou dat zwembad helemaal vol zijn! Dan zou die badmeester staan te kijken op zijn neus! Ha ha!’

Zijn haviksoog bleef haken bij de juwelier.

‘Peter, welke kant ga jij?’

‘Dezelfde kant. Is er voor Gijs nou nog een kans dat hij je huis krijgt?’ Ze liepen een sigarenwinkel binnen.

Het meisje in de winkel knikte. Ze had lange blonde haren en droeg een uitgesneden truitje. Haar lange dunne vingers hielpen een klant.

‘Hij kan daar morgen in,’ fluisterde Gabriel. ‘Maar Gijs is eigenwijs!’

Een gouden aansteker hield zijn aandacht staande.

‘Een kunstenaar is iemand die zich alles toeëigent wat de klok slaat,’ filosofeerde Peter ter zake.

Ha ha!

Pieczuro liet het goud gemakkelijk schieten voor het diepe truitje.

‘Drie zeventig,’ zei wat er boven zat.

‘Die brief verstuur ik morgen aan die instantie en een aftreksel daarvan gaat naar de man die dat huis beheerst,’ zei Gabriel tam.

Zachte beweging van kleuren van een lichtreclame - ze vloeiden zijn ogen binnen, beroerden zijn hart.

De klant betaalde, groette kort en goed. Het meisje trok haar wenkbrauwen op voor Gabriel.

[pagina 212]
[p. 212]

Hij richtte zijn paraplu op het merk dat hij rookte.

‘Deze?’ vroeg ze. Ze legde het pakje op de toonbank neer, ‘een veertig.’

Hij zocht zijn portemonnaie. De kleuren vloeiden zijn begrip voorbij. Snoer, stekker, stopcontact. Lui vlammend vloeiden kleuren en ze knikte naar twee nieuwe klanten.

‘Dag juffrouw,’ riep de laatste met de spot van de oude bekende.

Gabriel gaf haar een bankbiljet van een rijksdaalder in de hand.

Bing bing, sloeg ze een veertig aan.

‘Een veertig,’ telde ze, ‘een vijftig, twee vijftig, vijf gulden, zeven vijftig, tien gulden.’

Haar smal gezicht, vermoeide ogen. Te laat naar bed, haar mond te moe om te gapen.

Hij schoof het geld zijn handpalm in, deed het los in zijn zak.

‘Twee tachtig,’ zei het meisje tegen de volgende klant.

Hij hield de deur voor Peter open, groette vrolijk.

‘Twee tachtig. U bedoelt die lange?’

Geruisloos vloeiden de kleuren.

Hij trok de deur achter Peter dicht, hij zei:

‘Even een krant kopen aan de overkant.’

‘Ga je het niet terugbrengen?’ vroeg Peter.

Hij nam de krant die hij zocht uit het rek, hij vouwde hem open.

‘Zo'n meisje moet dat bijpassen,’ zei Peter.

‘Ja ja! Vind je me niet slecht? Vind je me niet ontzettende slecht? Maar moet je horen - moet je hier eens eventsjes kijken! Publieke veiling,’ las hij voor, niet zonder moeite, ‘een meesterwerk verandert van eigenaar! Luister hier eens eventsjes! Honderdvijftigduizend pond - anderhalf miljoen gulden voor zo'n meesterwerk maar eventsjes! Daar is de bodem uitgeslagen, dat is een groot schandaal! Peter, dat is een hele middelmatige schilderij! Pardon! Dat is een verkoop voor zo'n schilderij, daar komt de hele wereld eventsjes bij kijken!’ Hij grinnikte. Een rijk geïllustreerd Duits tijdschrift grinnikte kleurig terug. ‘Wie weet,’ zei hij, ‘over een jaar of tien misschien, wie weet! Tien, vijftien jaar! Misschien ben jij dan ook nog wel steeds onze beste klant!’

 

Zo loopt alles af. Zo lopen winkeliers en liefdes af, tramconducteurs, hobbies, chirurgen. Jalousieën, pesterij. Zo graaft de een een grafkuil voor de ander. Freekje voor Gijs, ik voor jou. Zo lopen badmeesters, schilders af, hun vrouwen, hun vriendinnen. Kinders, echt, onecht. En heertjes, zakenmannen, vreemde snoeshanen uit het buitenland, zo loopt de kriticus af.

[pagina 213]
[p. 213]

Zo loopt dat alles af.

Ze schuifelden de kapel van nieuwe baksteen binnen.

‘Toen zei hij, geef die opdracht dan aan Kareltje, iedereen weet dat Kareltje geld nodig heeft.’

Beschaamd droeg Gijs zijn nieuwe fototoestel, waarmee hij al een paar modellen had genomen.

‘Weet je dat Hilde en Gabriel om twee uur naar Engeland zijn gevlogen?’ fluisterde hij. ‘Ze moesten opeens dringend weg en daarom moet ik van iedereen foto's maken voor hun documentatie en Bob van Dantzig moet de namen opnemen. Ik durf dat ding hier haast niet vast te houden.’

‘Maar,’ zei gekke Kareltje, of ‘Karel de Lawineuse’, dichter-kriticus, ‘ze hebben eens wat van mij gehad voor zo'n stuk muziek waarop gedeclameerd moet worden, hoe heet dat, een oratorica of -cum, voor de bevrijding.’

Het orgel bromde zacht. Discreet voorkomend bewoog Van Dantzig zich discreet mompelend onder de mensen. Discreet schreef hij de namen op. ‘Roskam,’ hielp Peter hem. ‘Hier sta ik.’ Hij wees.

‘Ja ja, natuurlijk,’ bloosde Van Dantzig zijn gêne om het vergeeflijk klein defect in zijn geheugen.

‘Komen Hilde en Gabriel niet?’

‘Ze hadden plotseling een telefoontje uit Londen gekregen, iets dringends, daarom moesten ze plotseling weg.’

Van Dantzig vervoegde zich bij twee vrouwen.

‘Hebben ze zonder mijn toestemming of medeweten of goedvinden opgevoerd en toen dacht ik, nou zullen ze er ook voor bloeden. Weet je wat ik toen heb gedaan?’ vroeg Kareltje onbekommerd in de kapel. De baard en zwarte hoed waartegen hij het woord voerde probeerde niets te horen. ‘Heb ik je al verteld dat Eugenietje laatst bijna is weggeraakt onder de douche?’ fluisterde Gijs. ‘Ze zong niet, ze maakte helemaal geen geluid, en het water stroomde nog steeds volop, het hele badhuis stond wit van de stoom. Toen ben ik op de deur gaan bonken, toen vroeg ze wat er was, ze stond zich nog steeds gewoon te douchen.’

Zacht grinnikten ze.

Ssst, siste Peter zacht.

‘Maar de laatste keer dat ik hem zag was hij toch nog heel behoorlijk fit en ook nog heel wat mans,’ zei krakerig de oude man die dacht dat Lo Uienkruier opnieuw gestorven was.

‘Toen heb ik tienduizend gulden geëist,’ zei Kareltje.

De kraaien traden aan. Stelden zich op. Vier rechts vier links van

[pagina 214]
[p. 214]
diep geschokt door het overlijden van mevrouw Uienkruier, tijdens het leven de onmisbare en trouwe steunpilaar van de grote meesterschilder Lo Uienkruier.

Hun kraaienhielen zwart aaneengesloten, tenen naar rechts, tenen naar links.

Tegelijk knikten hun knieën, zakten ze, zetten ze hun schouders onder de vracht, tilden ze. Toen, op een teken van de hoofdkraai, deden ze de eerste stap, de tweede kwam vanzelf, vanzelf stapten ze slepend achter de hoofdkraai aan, regelmatig rechts links schaatsend in de richting van de hoofdkraai, de kop als op de wind licht wijkend naar het Oosten. De lange stoet erachter mompelde zwijgend.

‘Heb je Cannegieter gezien?’ fluisterde Gijs. ‘Hij heeft geloof ik spijt dat hij gekomen is.’

Het woei tegen de rechte groene bomen aan. Er scheen een beetje zon, er hing de lucht die Lo Uienkruier geschilderd had. Oase in het holst van snelwegen. Het pad was stil. Het knarste niet. De hoofdkraai sloeg een hoek om en ze volgden langs de uniforme grijze stenen, degelijk, dik, gezapig in een wijde halve cirkel, breedgeschouderd. De schilders wiegden woordeloos in de stoet.

Onze innig geliefde moeder en grootmoeder
in de ouderdom van 89 jaar.

De zon brak verder door.

‘Hoe oud was mevrouw Uienkruier eigenlijk?’

‘Negen en zestig,’ zei Gijs, ‘dat zou je nooit hebben gedacht. Ik kan dat niet, hier foto's maken, ik word daar zo harstikke zenuwachtig van, ik heb er al een paar over elkaar genomen en ook al een paar pal tegen de zon in, ik vind het eigenlijk zo ontzettend schofterig -’

Johan oud negen jaar.

‘Moesten ze werkelijk plotseling weg?’

‘Ik denk eerlijk gezegd dat ze het allang wisten, maar ze wilden natuurlijk niet laten merken dat ze voor die begrafenis niets opzij wilden zetten.’ ‘Misschien was de emotie te groot.’

Een paar vogels vlogen rond.

‘Vind je die krans niet goed?’ vroeg Gijs.

[pagina 215]
[p. 215]
De kunstenaars van de Santekraam zijn diep geschokt door het overlijden van mevrouw Uienkruier, tijdens het leven een onmisbare

‘Weet je dat hij f 200 heeft gekost? Ik heb weer een hele smerige tekening gemaakt.’

‘Ik heb mensen ontmoet die de verschrikkelijkste dingen deden en uithaalden,’ hoorde Peter een jonge vrouw vertellen aan een jonge vrouw. ‘Maar die hadden de meest pure uitdrukking, kun je je dat voorstellen? Begrijp je wat ik bedoel? Hun ziel is ongekwetst, onbeschadigd, ongekneusd -’

‘Hij heet: de hoop opgeven,’ zei Gijs zacht. ‘Een vent in een ouderwetse leunstoel, de stoel van mijn vader. Zijn tong zo ver mogelijk uit zijn bek, zijn bek wijd open en vóór hem op een tafel ligt zo'n grote drol.’

‘Begrijp je wat ik bedoel?’ vroeg de jonge vrouw.

Gijs hield de camera binnen zijn dichtgeknoopte jas.

‘Was u ook met haar bevriend?’

‘Bevriend, nou ja. Eigenlijk waren we zakenrelaties, maar mede daardoor ook zeer bevriend, ja.’

De kunstenaars van de Santekraam zijn diep geschokt door het overlijden van mevrouw Uienkruier, tijdens het leven de onmisbare en trouwe steunpilaar van

meesterschilder Gabriel, de prijzen opgejaagd, stof weggeblazen, Gijs knoopte zijn camera los.

Hij hield zijn hand boven de lens en loerde somber in de zoeker.

De mensen bleven staan waar stenen ophielden. Achter de kuil lag een kameelrug van vers geel zand.

De kraaien hadden de baar op de grond geplaatst, ze grepen de gepoetste handvaten en zetten hun bagage op het raam van zwart hout dat over de kuil was gelegd. De hoofdkraai had zich opgesteld achter een lange staaf die op een wieltje uitdraaide. Hij wachtte tot de stoet verbroken was, ineengeschoven tot publiek, wachtte nog even, kreeg een teken. Hij draaide aan het wieltje, dat was zijn werk. Op haar matras van veren zakte Mien.

De kunstenaars van de Santekraam

gleden uit zicht.

[pagina 216]
[p. 216]

Wie had dat ooit gedacht?

Iedereen die even nadacht.

Gijs nam een groepsfoto.

‘Het is eigenlijk ook een veel te omslachtig toestel voor dit soort foto's,’ kankerde hij nauwelijks hoorbaar in zichzelf. Hij fluisterde:

‘Weet je dat die zuster eigenlijk het enige bonafide familielid is? Jij hebt je schoenen ook niet erg gepoetst,’ zei hij met leedvermaakt.

De kraaien knipoogden geplaagd tegen de zon.

Vervreemd, verwezen bij het open graf.

‘Zie je die vent, met die sjieke vrouw? Die wou beweren dat het toch allemaal waardeloze rommel was die ze net zo goed op zolder hadden kunnen laten staan, die vent heeft thuis verdomme den Kandinsky's.’

Mijnheer Kandinsky vouwde zijn handen boven de groeve.

Toen kreeg iemand het woord.

‘Thans moet ik voor u spreken over Mien Uienkruier,’ zei een ontzaglijk harde stem, ‘want het is zo dat Mien Uienkruier haar laatste rustplaats heeft bereikt. Wij staan hier met zijn allen om het graf van Mien Uienkruier. Nu Mien van ons is heengegaan, weten wij allen zeker dat een lieve, zorgzame vrouw vol levenslust van ons is heengegaan die wij op dit treurige uur van de dag samen moeten herdenken.

Dat is ons een dure plicht. Ons allen was Mien Uienkruier bekend en bemind als een vrouw vol levenslust die zichzelf nooit ofte minder boven een ander uitstak en die bovenal altijd zichzelf en altijd dezelfde was. En wie van ons weet niet maar al te goed hoe moeilijk of het is om altijd onszelf te zijn. Want dat was Mien! Een uitzonderlijke psychische kracht ging uit van Mien Uienkruier!’

Vooraan duwden twee vrouwen grote witte zakdoeken tegen neus en lippen.

‘Wij allen kenden Mien als vrouw van een uitzonderlijk mede-leven die niemand ooit alleen liet staan. Een vrouw van grote solidariteit. Een vrouw waarvoor het ik geen grenzen kende wanneer het de een of de ander van dienst kon zijn. Zo heeft ze ook haar echtgenoot terzij gestaan, de grootmeester van het palet!’

Hij vouwde zijn handen en keek in het graf.

‘Mien, meid, we zullen je missen. Zo mede-levend, levenslustig, zo vol grappen!’

Veel mensen knikten, plechtig, zwijgend, heftig. Een vrouw was zacht gaan huilen.

‘Want al is dit in de eerste plaats een samenzijn van droefheid, mogen wij

[pagina 217]
[p. 217]

ook aan Miens vreugde niet voorbij gaan. Dat is geheel in de geest van Mien Uienkruier. Mien wàs die geest, die vreugde!’

De schouders schokten van de vrouw. De spreker stokte en herstelde zich. ‘Nog nooit heb ik persoonlijk Mien zo vol van uitgelaten vreugde aangetroffen dan toen ze hoorde dat het museum een schilderij van Lo gekocht had. Lo, riep ze toen in de kamer, Lo, heb je het al gehoord? Nou word je werkelijk beroemd! Zo vrolijk was ze toen! Want zo was Mien Uienkruier!’

Het was de magazijnbediende in de kunsthandel waar heel veel geld omging.

‘Mien,’ zei hij, ‘jij ruste in vrede.’

Hij snikte.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken