Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De schippers van de Kameleon (1948)

Informatie terzijde

Titelpagina van De schippers van de Kameleon
Afbeelding van De schippers van de KameleonToon afbeelding van titelpagina van De schippers van de Kameleon

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.86 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.20 MB)

tekstbestand






Illustrators

Gerard van Straaten

Pol Dom



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De schippers van de Kameleon

(1948)–H. de Roos–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 98]
[p. 98]

Hoofdstuk 6.
De verjaardag van Mijnheer Siegerdsma.

Wanneer men vanaf het meer naar het dorp wandelt, komt men, na de woningen van de smid en de dokter gepasseerd te zijn, aan een groot, somber huis. Voor een der ramen naast de sombere voordeur hangt een kaart en daarop stond te lezen, dat de bewoners niets aan de deur wilden kopen.

En toch kon de bewoner veel geven, héél veel zelfs, want hij was zeer rijk. Al de landerijen rondom het dorp waren zijn eigendom. Mijnheer Sieger Siegerdsma was de rijkste man van de gemeente, maar wie hem ontmoette, zou dat niet zeggen. Steeds droeg hij een lange, zwarte jas, die al veel keertjes versteld was en die groen zag van ouderdom. Zomer of winter maakte voor Siegerdsma geen verschil. De jas hing onafscheidelijk om zijn schouders.

‘Die arme man,’ spotten de mensen, ‘hij kan zeker geen nieuwe kopen.’

Siegerdsma had één zoon. Deze zoon verveelde het danig, dat zijn vader zich zo arm hield en op zekere dag, toen hij alleen thuis was, plakte hij honderden bankbiljetten tegen de ruiten, om daarmee de wereld te tonen, dat ze toch heus niet zo arm waren. Ooggetuigen verklaar-

[pagina 99]
[p. 99]

den, dat er minstens voor een bedrag van tweehonderdduizend gulden tegen de ramen was geplakt. Toen Siegerdsma thuiskwam, kreeg zoonlief er verschrikkelijk van langs en na die tijd heeft men de jongen nooit meer gezien. Alleen de brugwachter wist te vertellen, dat de jongen 's morgens heel vroeg, met een klein koffertje bij zich, in de richting van de stad vertrokken was.

Na dit voorval zonderde Siegerdsma zich nog meer van de wereld af en samen met een huishoudster leefde hij onopgemerkt in dat grote huis. Zijn gierigheid werd steeds erger.

's Winters was hij te zuinig om een kachel te stoken en daarom liep hij in huis ook steeds met die lange jas aan. Er waren mensen, die beweerden, dat hij hem 's nachts in bed ook aanhield, maar dat was natuurlijk maar een fabeltje.

Waarom Siegerdsma zo gierig was, begreep niemand. Hij was al bijna zeventig jaar en bezat meer geld, dan hij kon verteren. Toch bleef hij zo zuinig leven, alsof hij een der armsten van 't dorp was.

‘'t Is een ziekte van hem,’ zeiden de mensen.

Hoe erg deze ziekte was, ondervond op zekere dag Klinkhamer. 't Was Woensdagmiddag. Hielke en Sietse hadden hout gehaald voor een boothuis en wilden een begin maken met het bouwen. Aan weerskanten van het haventje plaats-

[pagina 100]
[p. 100]

ten ze vier palen. Daarover legden se dwarsbalken en zo was het geraamte op heel eenvoudige wijze in elkaar gezet. Ze spijkerden nu rondom planken, behalve aan de waterkant, want daar moest natuurlijk een doorgang blijven voor de boot. In de ene zijkant zaagden ze vervolgens een deur en net hadden ze de scharnieren er op gespijkerd en keken ze vol trots, hoe precies de deur sloot, toen vader hen riep: ‘Jongens, werk aan de winkel! Komen jullie?’

‘Natuurlijk weer iemand met een lekke band,’ mopperde Sietse.

Gezamenlijk stapten ze de smederij binnen en zagen daar mijnheer Siegerdsma naast een oude fiets staan.

‘Lekke band?’ vroeg Hielke, wijzend op het voorwiel, waar een oude band slap om heen lag.

Siegerdsma keek de jongens minachtend aan en vroeg dan aan Klinkhamer: ‘Moeten die kwajongens m'n fiets repareren?’

‘O, dat kunnen ze best, mijnheer Siegerdsma,’ verzekerde Klinkhamer, ‘ze hebben het al heel dikwijls gedaan.’

‘Dan is het zeker ook goedkoper,’ zei Siegerdsma. ‘Zulke jongens hoeven toch niets te verdienen, wel?’

‘We werken volgens vastgestelde prijzen, mijnheer,’ antwoordde Klinkhamer stroef.

‘En wat kost het plakken van zo'n band?’ wilde Siegerdsma weten.

[pagina 101]
[p. 101]

‘Veertig cent,’ sprak Klinkhamer kortaf. Die gierigaard begon hem te vervelen.

‘Kan het niet voor een kwartje?’ vroeg Siegerdsma. ‘Materiaal gaat er zo goed als niet aan en zo gezegd, die jongens hoeven toch geen loon te hebben?’

‘Maar ik....’ begon Sietse.

‘Stil, Sietse, bemoei je er niet mee,’ snauwde Klinkhamer en dan met flikkerende ogen Siegerdsma aankijkend, vroeg hij: ‘Moet de fiets nog gerepareerd worden, ja of neen?’

Na enig nadenken zei Siegerdsma zuchtend:

‘Vooruit dan maar, al is 't afzetterij.’

Hielke en Sietse grepen de fiets en hingen hem aan twee haken. Handig trokken ze de voorband los en haalden de binnenband te voorschijn. Dan pompten ze er lucht in en dompelden hem in een teil met water.

‘Die band is totaal poreus,’ verklaarde Sietse, toen in het water een massa bellen opstegen, ‘dat ding is niets meer waard.’

Klinkhamer bekeek de band ook eens en moest de jongens wel gelijk geven. Hij was overal even lek. Het was zeker al een oudje, want er zaten wel twintig lappen op.

‘U zult een nieuwe moeten nemen,’ zei Klinkhamer, ‘deze is niet meer te repareren.’

‘En ook een nieuwe buitenband,’ vulde Hielke aan. ‘Kijk maar, hij is zó afgesleten, dat je er doorheen kunt zien.’

[pagina 102]
[p. 102]

‘Maarrr,’ sprak Siegerdsma onthutst, ‘wie zal dat allemaal betalen?’

‘Zoete, lieve Gerritje,’ lachte Sietse.

‘Zwijg, Sietse, geen grapjes,’ verbood Klinkhamer en dan tot Siegerdsma: ‘U kunt voor drie en een halve gulden een nieuw stel van me krijgen. Goedkoper heb ik ze niet.’

‘Misschien in de stad op de markt?’ merkte Siegerdsma op. ‘Of een paar gebruikte. Heeft u die ook? 't Hoeft juist niet allemaal nieuw te zijn. Als ik maar weer kan rijden.’

‘Voor een koopje,’ vulde Sietse ondeugend aan.

‘Voor een koopje, juist jongen,’ herhaalde Siegerdsma.

De joviale Klinkhamer ergerde zich verschrikkelijk aan zoveel gierigheid en zonder verder nog een woord te spreken, draaide hij Siegerdsma kwaad de rug toe en ging aan het vuur staan te smeden, alsof er geen klant in de werkplaats was.

‘Wat moet ik nu?’ vroeg Siegerdsma aan de tweeling.

‘Nieuwe kopen of niet,’ antwoordden dezen glunderend.

Ze hadden de grootste pret om het zure gezicht, dat die rijkaard trok.

‘Of niet, zeg je?’ vroeg Siegerdsma, met de stille hoop, dat er nog een andere mogelijkheid was. ‘Maar hoe dan?’

[pagina 103]
[p. 103]

‘Zonder banden, bijvoorbeeld,’ lachte Sietse. ‘'t Rammelt alleen maar een beetje.’

Daar gaf Siegerdsma geen antwoord op. Zwijgend staarde hij enige tijd door 't raam naar buiten, terwijl de jongens er verwonderd bij stonden. Dan draaide hij zich met een ruk om en sprak met gebiedende stem:

‘Leg er dan maar een nieuwe om!’

‘Vader, een stel nieuwe,’ riep Sietse.

Klinkhamer z'n gezicht klaarde helemaal op en vlug haalde hij de banden.

‘Ze zijn werkelijk goed, bekijkt u ze maar,’ zei hij tot Siegerdsma.

Deze onderzocht de banden aan alle kanten en toen er werkelijk geen foutje aan te vinden was, reikte hij ze de jongens over. Die begonnen onmiddellijk met het omleggen.

Mijnheer Siegerdsma stond hen daarbij gedurig op de handen te kijken. Doch daar trokken ze zicht niets van aan. Vlug en handig legden ze de banden om het wiel, dan even pompen en mijnheer kon weer fietsen.

Klinkhamer kwam het werk controleren en toen hij zag, dat alles in orde was, zei hij:

‘Alstublieft, mijnheer Siegerdsma, uw fiets kan weer een jaartje mee.’

‘'t Is anders maar een duur grapje,’ antwoordde Siegerdsma met een zuur gezicht. ‘Toevallig ben ik vandaag jarig, anders had ik die banden niet genomen.’

[pagina 104]
[p. 104]

‘Zo, is u jarig? Nu, dan wel gefeliciteerd. Hoe oud is u nu al, als ik vragen mag?’ vroeg Klinkhamer belangstellend.

‘Twee en zeventig,’ antwoordde Siegerdsma. ‘Dat is een hele leeftijd, hè?’ Hij streelde met trillende hand over 't stuur van zijn fiets, herhaalde: ‘Dat is een hele leeftijd,’ en liet er dan meteen op volgen: ‘Deze band krijg ik zeker wel van u op m'n verjaardig, hè?’

‘Ja....,’ lachte Klinkhamer, ‘dat zou....’

‘Mooi, dank u wel,’ antwoordde Siegerdsma vlug en verdween dan verbluffend snel de smederij uit, de smid en zijn jongens hoogst verbaasd achterlatend.

‘Wel heb ik ooit van m'n leven!’ bulderde Klinkhamer. ‘Wat een gladde oplichter! Nog te gierig om de goedkoopste band te betalen. Zo'n afzetter! Maar nu doe ik ook nooit meer iets voor hem, die vrek.’

Hielke en Sietse lieten hun vader maar stil uitrazen. Hij was nu zeker het eerste uur niet te spreken. Daarom gingen de jongens hun boothuis maar verder afbouwen.

's Avonds aan tafel werd het hele voorval aan moeder verteld.

‘Die Siegerdsma is een deugniet,’ vond juffrouw Klinkhamer, ‘en toch heb ik medelijden met hem. Hij is met recht een arme rijke.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken