Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De schippers van de Kameleon (1948)

Informatie terzijde

Titelpagina van De schippers van de Kameleon
Afbeelding van De schippers van de KameleonToon afbeelding van titelpagina van De schippers van de Kameleon

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.86 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.20 MB)

tekstbestand






Illustrators

Gerard van Straaten

Pol Dom



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De schippers van de Kameleon

(1948)–H. de Roos–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 156]
[p. 156]

Hoofdstuk 12.
Een vrolijke middag, die eindigde in de cel. Het afscheid van Cor.

Het cadeau gekregen rijwiel van Siegerdsma hadden de jongens keurig gelakt. Vader gaf hun nog een stel nieuwe banden en zo konden ze dus fietsen. Nadat ze eerst om de beurt om het hardst door het dorp geraced hadden en ze het er over eens waren, dat de fiets goed berijdbaar was, begonnen ze er allerlei acrobatische toeren op te verrichten. Want om zo gewoon langs de weg te fietsen, dat was geen kunst, maar om onder het rijden op het zadel te gaan staan en dan met één been op het stuur, dat was iets heel anders.

Cor, die in de stad eens had zien vertonen, hoe iemand achteruit fietste, wilde dit eens demonstreren. Maar toen hij met de rug tegen het stuur stond en zo de trappers in beweging bracht, kwam hij niet verder dan de heg, waarin hij hals over kop terechtkwam en er bijna geheel in verdween.

Lachend trokken zijn vrienden hem er uit, waarbij Cor's broek in het prikkeldraad haakte en van onder tot boven openscheurde.

‘Dat is een strop,’ mompelde hij beteuterd. ‘Wat zal tante weer te keer gaan.’

[pagina 157]
[p. 157]

‘Weet je, wat we doen?’ zei Hielke. ‘We vlechten het dicht met ijzerdraad. Kom maar even mee.’

Klinkhamer keek lachend naar deze nieuwe manier van naaien.

‘Jij bent ook heel wat veranderd, Cor,’ merkte hij op. ‘Je leek zo'n model jongetje, maar als je zo doorgaat, zie je er gauw nog erger uit, dan m'n eigen, brave zoons.’

Cor groeide er zichtbaar in en inplaats van bang te zijn, was hij nu trots op zijn gescheurde broek.

Dapper ging hij met zijn vrienden verder met het maken van halsbrekende toeren. Midden in het spel kwam tante voorbij, vergezeld van mevrouw van de dominee.

‘Dat is m'n neef....,’ wees tante naar Cor, maar toen ze zijn toegetakelde broek zag, zweeg ze verschrikt.

‘Is dat uw neefje?’ vroeg mevrouw.

‘Ja, die lelijke kwajongen!’ bastte tante woedend los. ‘'t Is een schande. Al z'n kleren gaan hier naar de maan. En thuis was het altijd zo'n nette jongen. Maar dat gaat zo niet langer. Hij heeft geen goed gezelschap. Ik stuur hem zo gauw mogelijk naar huis terug.’

Natuurlijk moest Cor dadelijk binnen komen. Schoorvoetend gehoorzaamde hij. Het ging juist zo fijn. Hielke en Sietse hadden ieder al twee builen opgelopen en hij nog geen.

[pagina 158]
[p. 158]

Even later zat hij somber bij tante en die vreemde mevrouw in de kamer en moest daarbij telkens nette antwoorden geven. Telkens keek hij verlangend naar buiten, waar zijn vrienden zo lekker speelden. Hielke zat nu op de bagagedrager te trappen, terwijl Sietse stuurde. Dat was een prachtige oplossing. Zo konden ze samen fietsen. Vrolijk reden ze rond en daarbij stak Sietse iedere keer, als ze voorbij kwamen, zijn hand op tegen Cor, die evenwel van tante niet terug mocht groeten.

‘Bemoei je maar niet meer met hen,’ zei ze, ‘'t zijn van die wilde jongens.’

Er kwam een arbeider van de boterfabriek bij Klinkhamer om twee stukken ijzer te laten lassen.

‘Er is haast mij,’ zei de man. ‘Als de melk straks komt, moet het klaar zijn.’

‘Goed,’ beloofde Klinkhamer, ‘de jongens brengen het wel even.’

Hij waarschuwde Hielke en Sietse, dat ze bij huis moesten blijven en laste toen de stukken weer aan elkaar. Daarop nam hij het gloeiende voorwerp tussen een tang en legde het voor de smederij om te laten afkoelen.

‘Als het koud is, brengen jullie dit wel even naar de machinist van de boterfabriek, hè?’

‘Tot uw dienst, vader,’ was het vrolijke antwoord. Ze vermaakten zich nu, door telkens zo dicht mogelijk langs de ramen van buurvrouw

[pagina 159]
[p. 159]

Bleker te rijden en trokken dan lange neuzen en lelijke grimassen tegen Cor, die zich bijna niet meer goed kon houden. Mevrouw Bleker ergerde zich danig en de vrouw van de dominee zei: ‘Gut, wat zijn dat typische jongens.’

‘Wacht maar 'ns.’ Mevrouw Bleker stond woedend op en ging achter de voordeur staan, die ze op een kier zette.

Hoe lang ze daar gestaan heeft, is niet bekend, maar het was vergeefse moeite, want Hielke en Sietse waren ondertussen met het stuk ijzer naar de boterfabriek gefietst.

Hier wachtte de machinist hen reeds op. Haastig nam hij het ijzer over en liep er, gevolgd door de jongens, mee naar de botermakerij.

‘Buiten blijven hoor, 't is hier verboden toegang,’ waarschuwde hij.

Hielke en Sietse gingen voor een geopend raam staan kijken. De machinist bevestigde het ijzer en dan zette de botermaker de volle karn met room in beweging.

Belangstellend hingen de jongens door het raam te kijken. Af en toe keek de botermaker op het ruitje, dat in de karn was aangebracht en plotseling vertoonden zich kleine deeltjes boter op het glas. Toen werd de karn gestopt en liet de man de karnemelk er uit lopen. ‘Kalverenpap’, noemde Sietse dat. In de geopende karn zagen ze grote kluiten boter liggen. Daarna werd de boter gekneed, zodat er geen druppeltje kar-

[pagina 160]
[p. 160]

nemelk in achterbleef. Vervolgens nam de man een waterslang en begon alles goed schoon te spuiten.

Onverwachts richtte hij de straal op de jongens. Die doken gauw weg. Toevallig passeerde net de directeur en de botermaker spoot hem precies de hoed van het hoofd.

‘Drommels, wat doen jullie hier ook?’ mopperde de directeur, z'n hoed oprapend. ‘Maak, dat je van het terrein afkomt!’

De jongens holden hals over kop weg. Dan herinnerde Hielke zich plotseling, dat hun fiets nog tegen de fabriek stond en ze gingen terug, om hun eigendom te halen. Vanuit het kantoor zag de directeur hen naderen en hij dacht: ‘Wat een brutaliteit, om hier terug te komen.’ Toen zag hij tot zijn verontwaardiging dat ze een onbeheerde fiets grepen en er snel mee vandoor gingen. ‘Neen maar,’ schrok hij, ‘dat gaat te ver.’

Driftig greep hij naar de telefoon en belde de politie op.

‘Hallo, Zwart, de jongens van Klinkhamer hebben net een fiets bij de boterfabriek gestolen. Als je vlug bent, kun je ze meteen opvangen.’

Zwart vergat zijn uniformpet op te zetten en met zijn jasje nog los, holde hij de deur uit. Daar zag hij de beide dieven naderen. ‘Kijk Zwart eens,’ lachte Sietse, ‘hij heeft het zeker warm.’

[pagina 161]
[p. 161]

‘Wat doet hij vreemd,’ vond Hielke. ‘Zouden ze zijn pet gestolen hebben?’

Vlak voor de jongens ging Zwart op weg staan, stak een hand omhoog en bulderde met zware stem: ‘Halt! In naam der wet!’

‘Stop, Hielke.’ Maar omdat ze nogal een flinke gang hadden, kon Hielke zo vlug niet remmen en ze reden Zwart bijna omver. Deze greep met een ruk het stuur vast, met het gevolg, dat ze alle drie over de grond rolden.

‘Daar heb ik jullie, lelijke fietsendieven!’ snauwde Zwart en greep de jongens stevig in hun kraag.

‘Maar man, 't is onze eigen fiets,’ riepen de jongens.

‘Maak dat je grootje maar wijs,’ zei Zwart. ‘Ik herken duidelijk de oude fiets van Mijnheer Siegerdsma, want zo'n model heeft niemand.’

‘Dat klopt. Siegerdsma heeft een nieuwe gekocht en wij hebben deze van hem cadeau gekregen.’

‘Cadeau!’ smaalde Zwart. ‘Och, wat aardig van hem. Siegerdsma is nogal royaal, dat is bekend. Vooruit, leugenaars, we zullen jullie wel eens anders leren.’

Zwart sleepte de hevig tegenspartelende jongens het plein over, naar het gemeentehuis, waar achter enige cellen gebouwd waren. Mevrouw Bleker, die de vrouw van de dominee naar huis bracht, zag met verbazing, hoe haar

[pagina 162]
[p. 162]

buurjongens werden opgebracht en vol afschuw zei ze:

‘Ziet u dat? Ik ril bij de gedachte, dat Cor met zulke jongens omging. We zullen hem morgen meteen naar huis sturen.’

Ondertussen werden Hielke en Sietse achter slot en grendel gezet en ging Zwart met het rijwiel op weg naar mijnheer Siegerdsma. Zwart belde aan en allervriendelijkst lachend vertelde hij de verbaasde Siegerdsma, hoe, door zijn kordaat en handelend optreden de jongens van de smid waren ingerekend voor de diefstal van Mijnheer's fiets. ‘Want,’ zo besloot hij zijn relaas, ‘het is toch uw fiets, nietwaar?’

Siegerdsma, die het verhaal met stijgende verbazing had aangehoord, antwoordde kortaf:

‘Je vergist je. Die fiets is van de jongens. Ze hebben hem werkelijk van me cadeau gekregen.’

Zwart keek de oude man met open mond aan.

‘Dus,’ vervolgde Siegerdsma, ‘ga je fout maar gauw herstellen.’

‘Tot uw dienst, mijnheer.’

Zwart ging héél wat minder verheugd terug, dan hij gekomen was. Zwijgend maakte hij de celdeur open en zonder een woord te spreken, wees hij de jongens hun fiets en ging dan meteen weg. Hielke en Sietse keken hem verbaasd na.

‘Hij is niet meer helemaal normaal, denk ik,’ zei Hielke.

[pagina 163]
[p. 163]

‘Laat hem voor mijn part in de lucht vliegen,’ mopperde Sietse en greep de fiets.

Even later snorden ze vrolijk door het dorp.

Toevallig zag de directeur hen weer rijden en nogmaals belde hij Zwart op: ‘Hallo Zwart, met de boterfabriek. Die twee jongens reden hier net weer voorbij met de gestolen fiets.’

Zwart antwoordde toen iets oneerbiedigs en smeet woest de hoorn op de haak.

‘Jullie hebben vandaag heel wat rondgefietst,’ lachte Klinkhamer, toen de jongens aanstalten maakten, om naar bed te gaan.

‘En we hebben ook tien minuten in de cel gezeten,’ vertelde Hielke, ‘omdat Zwart dacht, dat we de fiets gestolen hadden.’

‘Die is goed!’ lachte Klinkhamer. ‘Zwart is toch maar een wakkere agent. Enfin, vergissen is menselijk.’

Maar Cor werd de dupe van de historie. De volgende morgen kwam hij met tranen in de ogen afscheid nemen.

‘Waarom ga je zo plotseling weg?’ vroeg juffrouw Klinkhamer.

‘Omdat Hielke en Sietse gisteren werden opgepakt,’ snikte Cor. ‘Tante zegt, met zulke jongens mag ik me niet inlaten.’

Klinkhamer bromde iets in zijn baard over tante Bleker. Ze konden niet verstaan, wat hij zei, maar ze waren er zeker van, dat het niet veel moois was.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken