Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Francisco en de zwaluw (1997)

Informatie terzijde

Titelpagina van Francisco en de zwaluw
Afbeelding van Francisco en de zwaluwToon afbeelding van titelpagina van Francisco en de zwaluw

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.83 MB)

Scans (37.40 MB)

ebook (5.51 MB)

XML (0.03 MB)

tekstbestand






Illustrator

Steve Ammersingh



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

novelle(n)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Francisco en de zwaluw

(1997)–RenĂ© de Rooy–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige
[pagina 5]
[p. 5]

[Francisco en de zwaluw]

Dit is het verhaal van Francisco, het is heel lang geleden gebeurd. Misschien wel dertig of veertig jaar geleden.

Toen was het hier heel anders. Er reden niet zoveel auto's en bussen. De straten en wegen waren nog niet van asfalt. En er kwamen geen vliegtuigen overvliegen. De mensen leefden rustig en tevreden.

Vooral in het dorp waar Francisco woonde, ver buiten de stad. Wel dertig kilometer van de stad, in het dorpje Soto.

Om bij zijn huis te komen moest je eerst de kerk voorbij. Daarna moest je rechts afslaan en nog zeker vijf minuten lopen. Links zag je dan een grote tamarindeboom. Even voorbij die boom was er een hek. En als je bij dat hek was, kon je het huis van Francisco zien staan. Het huis stond een beetje hoger dan de straat, op een kleine heuvel.

Het was geel en het had een dak van stro. De ramen waren rood en wit geschilderd en aan de zijkant stonden er bloemen en planten. Iets verder stonden er nog enkele bomen.

Op die plaats speelde Francisco graag na school.

Daar had je wat schaduw en daar had hij een tent gebouwd. Een tent van twee oude zinkplaten en houten latten.

Aan de andere kant van het huis en erachter stonden geen bomen. Dat was het veld waar de maïs geplant werd. Maar nu stond er geen maïs en het veld was kaal en droog. Als het flink regende werd het veld omgespit. En daarna kon de maïs gezaaid worden.

 

Francisco was acht jaar oud. Hij was niet groot voor zijn leeftijd, maar wel erg sterk. De jongens op school vochten niet graag met hem.

Hij zat in de tweede klas en met het leren ging het gewoon. Niet heel erg goed, maar ook niet erg slecht. Lezen en schrijven kon hij al een beetje.

Maar dat vond hij niet zo prettig als rekenen.

[pagina 6]
[p. 6]

Na school was het voor hem de fijnste tijd.

Meestal ging hij niet dadelijk naar huis. Eerst ging hij even naar het meer.

Dat was een groot binnenwater. Aan de oever zat hij te kijken naar de watervogels. Hier en daar een snip en soms zelfs een pelikaan of enkele wilde eenden. Soms ook ging hij kijken naar de krabben.

Die maakten een holletje in de modder.

Francisco nam een stok en stak ermee achter het hol. Dan kwam de krab eruit gekropen. Hij haastte zich over de modder met zijn twee scharen omhoog.

- Daar zou ik mijn vinger niet graag tussen hebben - lachte Francisco.

Op een andere keer na school ging hij naar het oude landhuis. Het stond eenzaam en verlaten op een heuvel. Op het terras groeide er onkruid en er lagen altijd een heleboel geiten. Francisco joeg ze weg of gooide ze met kleine steentjes.

- Wat doen jullie hier - riep hij.

- Vlug naar je huis, vooruit -.

En dan maakte hijzelf ook dat hij thuis kwam.

 

Op Bandabou wist Francisco goed de weg. Hij wist hoe je op Barber kon komen en nog verder naar Westpunt. De weg naar de baai van St. Kruis was heel gemakkelijk. Daarvoor hoefde je maar steeds rechtdoor te lopen. Als je de zoutpannen zag, was het nog maar een paar minuten.

Tegenover de kerk woonde de dokter. Maar daar kwam Francisco niet graag, zelfs niet met zijn moeder.

Die ging er wel dikwijls heen. Soms met zijn kleine broer of met zijn zusje of helemaal alleen.

Zijn tante woonde een heel eind terug. Nog niet bij het kruispunt, waar de grote weg naar de stad was.

Soms moest hij er een boodschap doen.

Dan mocht hij op een van de twee ezels van zijn vader. Heel trots reed hij dan langs de weg.

[pagina 7]
[p. 7]


illustratie

[pagina 8]
[p. 8]

- Hé, Francisco - riepen de mensen - Houd je goed vast, anders zien we de ezel alleen terugkomen -.

Dat vond Francisco prettig, dat de mensen hem kenden. Ze groetten hem allemaal en hij groette vriendelijk terug. Iedereen was aardig voor hem en als hij dorst had, kon hij overal water krijgen.

En als de mensen hem nodig hadden, stond hij altijd klaar om te helpen.

Met de jongens uit de buurt speelde hij ook vaak.

Voetballen en knikkeren.

Hij had een hekel aan valse en oneerlijke jongens.

En als ze vechten wilden, was hij niet bang en liep niet weg. Dat kun je aan Hildo vragen. Die weet het nu wel.

 

Regen, regen, regen!

De regentijd was gekomen. Gisteren was het begonnen met een fijne motregen. En nu had het heel de nacht door geregend, dat het een lust was.

's Morgens stond Francisco in de deur naar buiten te kijken. Alles was heerlijk fris en schoon.

- Geen stof meer, goddank - zei moeder.

De regen had alle planten gewassen, die waren nu weer groen. De bladeren waren niet meer stoffig en grijs. Over enkele weken zou er overal weer gras groeien.

Dat was fijn voor de geiten en de varkens. Alleen zou hij dan geen konijnen meer zien. Als het vaak regende kwamen die niet voor de dag. Dat vond Francisco jammer.

De volgende dagen was het zonnig weer. De zon had alle plassen weer opgedroogd.

Dat vonden de vogels zeker fijn. Vroeg in de morgen kon je de troepiaals al horen fluiten.

Ze zaten op de top van een datoe. En ze floten en zongen maar. Een lied voor de zon en de wind.

De eerste gele bloesems waren al te zien aan de kale takken. Nu werd de knoek mooi.

- Heel de wereld was prachtig - vond Francisco.

[pagina 9]
[p. 9]


illustratie

[pagina 10]
[p. 10]

Morgen was het zaterdag. Dan hoefde Francisco niet naar school. Dan mocht hij met moeder naar de stad. Dat vond hij ook heerlijk. Fijn naar de stad met de bus van de oude Pedritoe.

Hij was al een paar keer meegeweest om moeder te helpen.

Ze moest veel kopen: meel, zout en suiker en nog veel meer. En Francisco moest op de pakken letten als moeder in de winkel was.

 

Op zaterdagmorgen was Francisco al heel vroeg wakker. Bij het eerste gefluit van de vogels stond hij op.

Buiten waste hij zijn gezicht en spoelde zijn mond. Het water uit de regenton was heerlijk fris.

Moeder was al in de keuken bezig. Even later werd er gegeten. Vader ging het eerst de deur uit en nog een tijd later klonk het:

- Toet, toet, toet -.

Dat was de bus van Pedritoe. Allemaal moesten ze instappen. Moeder voor in de bus en achter Francisco met zijn broer en zus.

De kleintjes mochten meerijden tot het huis van tante Jana. Gelukkig stond die al te wachten. Ze zou op broer en zus letten tot moeder terug was uit de stad.

- Toet, toet -, daar reden ze weer.

De bus reed hard, veel harder dan een ezel of een kar. Al gauw waren ze de Kleine Berg voorbij, en de politiepost. Daarna ging de weg langzaam omhoog de Grote Berg op. Nu ging de weg omlaag en kreeg de bus een flinke vaart. Pedritoe moest remmen en toeteren als geiten de weg overstaken.

Een klein kwartier later reden ze al op de Rodeweg. Onderweg waren er nog enkele moeders ingestapt. Die moesten ook inkopen doen of naar de markt. Eindelijk stond de bus stil en iedereen stapte uit, ook Pedritoe, de chauffeur.

[pagina 11]
[p. 11]

Die ging tabak kopen voor zijn pijp.

Francisco moest mee naar de markt. Hij droeg de tas voor moeder. Die was al gauw helemaal vol.

Toen naar de winkel. Er kwamen veel mensen en moeder moest lang wachten.

Francisco bleef buiten op een lege kist zitten kijken naar de straat.

Op straat was het vroeger niet zo druk als nu.

Slechts hier en daar stond er een busje aan de kant van de weg. Dichtbij de markt was er een parkeerplaats. Daar stonden een stuk of zes taxi's.

Francisco keek naar de mensen die voorbijliepen.

Toen zag hij ze opeens. Vogels die vlak over de straat vlogen. Eerst één zwaluw, toen nog één.

Snel als de wind scheerden ze over de weg.

- Waarom vliegen die zwaluwen hier over de straat - dacht hij.

Hij stond op van de kist. Met zijn scherpe ogen volgde hij de vlugge vogels. Soms maakten ze een snelle bocht, soms even omhoog of omlaag. Een eind verder zwenkten ze weer terug. En weer vlogen ze snel voorbij.

Toen zag Francisco het.

De zwaluwen waren op jacht. Ze jaagden op vliegen en muggen. Onder het vliegen pikten ze de muggen op, soms twee achter elkaar, hup, hup.

- Wat hebben ze een honger - zei Francisco bij zichzelf.

Toen voelde hij in zijn zak en haalde er een stuk brood uit. Hij ging weer op de kist zitten en bleef maar naar de vogels kijken.

Toen dacht hij aan moeder en keek de winkel in.

Maar moeder stond te praten met een oude vrouw.

Ze was nog niet aan de beurt.

Plotseling hoorde hij jongens roepen.

- Hé, hoei, bijna - schreeuwden ze.

Het waren twee grote jongens en ze stonden half op straat bij de ingang van een steeg. Ze hadden iets in hun hand. Iets langs.

[pagina 12]
[p. 12]

Francisco was opgestaan. Hij zag dat de jongens ook naar de zwaluwen loerden. Wat hadden ze toch in hun hand.

Hij besloot er heen te gaan. Langzaam slenterde hij op ze af.

Op dat ogenblik zag hij wat de jongens deden.

Eerst dacht hij dat het een dunne tak was of een zweep. Maar nu zag hij het goed. De twee straatjongens hadden elk een stuk ijzerdraad.

Ja, het was een stuk elektrisch draad.

En daarmee sloegen ze naar de vogels. Ze wilden de zwaluwen doodslaan. Ze zwiepten met het stuk draad door de lucht als er een zwaluw voorbij schoot.

- Ha, hoera! Hoera! - juichten ze plotseling.

Francisco zag hoe de grootste van de twee naar een zwaluw sloeg.

Pats! Het was raak. En opeens viel de arme vogel neer. Vlak voor zijn voeten. Francisco schrok en werd er bleek van. Toen bukte hij zich en raapte de zwaluw op. Het beestje bewoog nog even met zijn donkere vleugeltjes. Het scheen hem bang aan te kijken met zijn oogjes. Op de witte veertjes van zijn buik rolden druppels rood bloed.

Vol medelijden keek Francisco naar 't arme diertje.

- Geef hier de vogel! - klonk een rauwe stem in zijn oor.

Francisco zag voor zich een vieze broek en voelde een hand op zijn schouder. Hij keek in de brutale en lelijke ogen van de straatjongen.

Toen werd hij opeens erg boos.

- Ga weg, vuile moordenaar! - siste hij kwaad.

Maar de beide jongens gingen niet weg. Zonder iets te antwoorden gaf één van ze hem een stomp tegen zijn borst. Toen werd hij pas echt woedend.

Hij vloog op de jongen af en met zijn vuist sloeg hij terug. Eerst tegen zijn buik en toen op zijn gezicht.

De schooier gaf een kreet van pijn.

Met zijn linkerhand hield Francisco de gewonde zwaluw tegen zijn borst.

[pagina 13]
[p. 13]


illustratie

[pagina 14]
[p. 14]

Hij zocht met zijn ogen naar de andere jongen.

Maar die stond achter hem. Juist toen Francisco zich wilde omkeren, sloeg de jongen toe.

- Au! - gilde hij.

Het stuk ijzerdraad striemde over zijn gezicht.

Toen nog eens op zijn schouder. Hij brandde van pijn en woede. Alsof hij gek geworden was, stoof Francisco op de jongen af. Huilend van pijn sloeg en schopte hij naar de ogen van de jongen.

Hij zag de mensen niet die kwamen aanlopen en hij hoorde hun stemmen ook niet.

Hij wist niet meer wat er gebeurde.

Een grote, sterke man had zijn armen om hem heen geslagen. De man hield hem vast en zei iets, heel rustig.

- 't Is genoeg zo. 't Is klaar, klaar -.

Het was een chauffeur van de overkant. De straatjongens waren weggelopen. Francisco keek hem aan.

Toen keek hij naar de zwaluw in zijn linkerhand.

Er zat bloed op zijn mouw.

De mensen rondom hem spraken bijna allen tegelijk.

- Het is een dappere jongen - zei er iemand.

Een oude vrouw zei: - De politie moest die straatjongens meenemen -.

- Wat een gemene jongens - zei een ander.

De chauffeur streelde Francisco over zijn hoofd.

- Je bent geen jongen van de stad, nietwaar? - vroeg hij.

Francisco schudde van neen met zijn hoofd.

- Ik moet naar mijn moeder, ze is daar in de winkel -.

De chauffeur liep met Francisco mee. Hij zou wel alles uitleggen aan moeder. De mensen gingen uit elkaar.

Francisco hield de zwaluw tussen zijn beide handen. Zou hij dood zijn?

- Je moet blazen onder zijn staart - raadde de chauffeur hem aan.

Francisco hield de vogel ondersteboven en blies zachtjes. Het kopje van de zwaluw lag slap tegen

[pagina 15]
[p. 15]

zijn duim. Hij blies heel zacht nog een paar keer.

Toen bewoog hij met zijn pootjes. Hij deed zijn ogen even open.

- Hij leeft, hij leeft - juichte Francisco dolgelukkig.

Toen keek hij op en zag moeder uit de winkel komen met de chauffeur. Die had haar alles verteld. Nu pas zag Francisco, dat zijn kleren vuil waren geworden.

Moeder zag de rode schram op zijn gezicht. Maar ze was niet boos. Ze was trots op haar jongen. Dat kon hij aan haar gezicht zien.

- Kom Francisco - zei ze, - het is al laat -.

- We moeten de bus van Pedritoe opzoeken -.

De weg naar huis duurde lang. Francisco was erg stil en moeder zei ook niet veel. Ze begreep dat haar jongen dat beter vond.

Francisco kon nu de zwaluw rustig bekijken. Af en toe blies hij tegen de borst en de vleugels van de vogel. Nu pas zag hij, dat de linker vleugel van de zwaluw gewond was. Daar had het ijzerdraad hem geraakt.

- Misschien is de vleugel wel kapot - dacht hij.

De wond was rood en rauw. Daarom durfde de zwaluw zich niet te bewegen. Soms trilde alleen de donkere staart even.

- Arme vogel - zei hij bij zichzelf, - je beeft van pijn -.

- Maar ik zal je goed verzorgen, totdat je beter bent -.

De bus reed intussen verder. Francisco zat stil te denken over alles wat er gebeurd was. Over de zwaluwen in de stad en over de ruwe, wilde jongens.

Hij herinnerde zich wat hij op school gehoord had: het wordt nu koud in het noorden. De trekvogels vliegen nu naar het zuiden, naar de warme landen.

- Daarom zijn de zwaluwen nu hier, anders sterven ze van de kou -.

- Jij zal niet doodgaan - fluisterde hij.

- Jij bent mijn mooie zwaluw. Als je helemaal beter bent zal ik je weer laten vliegen -.

Zo praatte Francisco zachtjes tegen zichzelf. Hij lette er niet op dat de bus stopte.

Moeder sprak met tante. Zijn broertje en zusje stapten in. Ze kwamen bij hem zitten.

 

- Francisco! Francisco!-

Dat was moeder die hem riep.

- Francisco, waar blijf je? Kom je nou? -

[pagina 16]
[p. 16]

Moeder werd ongeduldig.

- Ja moeder, ik kom al - riep hij terug.

Hij zette de doos met de zwaluw voorzichtig op een plank. Toen bukte hij zich om uit de donkere tent te lopen.

Buiten scheen de middagzon fel. Francisco kneep zijn ogen dicht en stapte door de kleine opening naar buiten. Hij wilde hard lopen om moeder niet lang te laten wachten.

Zodoende keek hij niet goed uit. Aan de zijkant van het huis lag een oud sardineblik.

Francisco trapte er op met zijn blote voet.

- Ai - schreeuwde hij en liet zich op de grond vallen.

Hij bekeek zijn voet. Er zat een flinke snee in. De roestige deksel had hem in zijn voetzool gesneden.

Er kwam bloed uit. Maar Francisco was niet kleinzerig. Hij pakte een plankje en sloeg een paar maal op de wond. Het bloeden hield op.

Toen stond hij op en ging naar moeder. Die was een beetje boos. Francisco moest haar helpen in de keuken.

- Straks komt vader thuis en is er geen eten - bromde ze.

Francisco wist wel wat hij doen moest. Hij begon te helpen. Hij dacht niet meer aan de snee in zijn voet. Voor vader thuiskwam, was het eten al klaar.

Francisco ging weer de tuin in. Daar speelden broer en zus onder de boom, dichtbij de tent.

- Ik ga wat maïs zoeken voor de zwaluw -.

Hij moest ook een bakje met water hebben voor de dorst. Hij ging eerst even kijken hoe de vogel het maakte. Die zat in een hoekje van de doos. Hij had een klein poepje gedaan op de bodem.

- Goed zo - vond Francisco, - hij voelt zich al beter -.

Daarna hinkte hij weer de tent uit. Achter het huis in de schuur, was er een zak met kleine maïskorrels.

Die zou hij aan de zwaluw geven. Hij zou ook wat vliegen vangen. Daar houdt zo'n vogel van. Zo was Francisco weer heel de tijd bezig om voor de zieke zwaluw te zorgen.

Ondertussen was vader thuisgekomen. Hij zag Francisco door de tuin hinken.

- Wat is er met je? - vroeg hij.

- Waarom loop je niet gewoon? -

Toen moest Francisco alles vertellen.

[pagina 17]
[p. 17]


illustratie

[pagina 18]
[p. 18]

Hoe hij in 't roestige blik getrapt had. Hij moest ook de zwaluw laten zien. Hij moest alles vertellen.

Aan tafel legde moeder alles beter uit. Broer en zus moesten zeggen hoe het geweest was bij tante.

Voor ze klaar waren met het avondeten was het al donker. Francisco had geen zin meer om naar buiten te gaan. Hij voelde zich moe en vreemd. Hij had het zelfs een beetje koud.

- Ga naar bed - zei moeder.

Dat hoefde ze vanavond niet twee keer te zeggen.

Francisco hinkte de kamer uit. Even later lag hij al op zijn mat.

Als iemand koorts heeft, kan hij niet goed slapen.

Dat zou Francisco wel merken. Hij was in slaap gevallen, maar hij sliep niet rustig. Zijn lichaam was warm en koud tegelijk. Maar dat voelde hij niet.

Francisco sliep en hij droomde. Hij was uit de bus gestapt in de stad. Moeder was ergens in een winkel gegaan. Maar hij kon haar niet vinden. Hij liep langs alle winkels. Toch zag hij haar nergens.

Toen liep hij de steeg in, tegenover de markt.

Het was een smal en donker straatje.

Opeens hoorde hij hard lachen. Hij keek om en zag wel tien grote jongens.

Ze hadden een wit masker voor hun gezicht met zwarte strepen. Het leken wel duivels.

Francisco begon harder te lopen maar de lelijke duivels kwamen hem achterna.

Francisco wilde hard gaan lopen, maar hij kwam slechts langzaam vooruit. Wat waren zijn voeten zwaar. Hij hijgde van moeheid.

Toen hadden de duivels hem ingehaald. Ze stonden in een grote kring om hem heen. Elk had een lange zweep in de hand. Daarmee sloegen ze naar zijn armen en zijn benen. O, wat deed het een pijn.

Toèn pakten ze hem beet en bonden hem vast.

- Wij zullen je leren vliegen, jongetje -, lachten ze.

- Wij laten je omlaag vliegen in een put -.

Ze trokken hem mee naar een put.

- Stil maar jongen, stil maar. Moeder is hier bij je, wees nou kalm -.

Francisco opende zijn ogen. Hij voelde dat moeder bij hem zat. Zijn hoofd lag op haar schoot.

Met een natte lap veegde ze over zijn gezicht. Op de grond stond een kom met water.

[pagina 19]
[p. 19]


illustratie

[pagina 20]
[p. 20]

- Je bent helemaal bezweet, je hebt hoge koorts.

Vader is de dokter gaan halen -.

Francisco voelde zich niet bang meer. Hij hield moeders hand vast. De deur van de kamer stond open. Op de tafel brandde de lamp. Maar buiten was het al licht. De nacht was voorbij en het was weer dag geworden.

- Je bent heel ziek geweest vannacht - zei moeder.

- Je hebt geschreeuwd en gevochten in je slaap. Je brandde van de koorts, maar gelukkig is het niet meer zo erg -.

Francisco voelde zich blij, maar toch erg zwak. Zijn voet was gezwollen. Hij hoorde heel ver de stemmen van de mensen, die op straat passeerden.

Even later kwam vader met de dokter. Die bekeek de wond aan zijn voet. Hij wist direct wat Francisco mankeerde. Uit zijn tas haalde hij een spuitje en een klein flesje.

Wat er toen gebeurde zag hij niet. Vader hield hem tegen zich aan en hij voelde een flinke prik in zijn dij. Het deed wel een beetje pijn, maar hij gilde niet.

Daar was hij te moe voor.

- Zie zo - zei de dokter.

- Geef hem maar wat soep te eten, daarna mag hij weer wat slapen -.

Toen moest de dokter de wond nog even schoonmaken. Francisco kreeg een helder verband om zijn voet en zijn enkel. De dokter vertrok en moeder bracht een kom soep voor Francisco. Na het eten viel hij in slaap. En nu droomde hij niet meer angstig.

 

De zon scheen blij en warm door het raam naar binnen. Hij voelde zich vandaag beter, maar toch was zijn hoofd nog licht en leeg.

Hij voelde zich bijna gewoon al kon hij nog moeilijk denken. Het eerste waaraan hij vanmorgen gedacht had was aan zijn zwaluw.

- Ik moet naar mijn zwaluw gaan kijken - had hij gedacht.

Toen wilde hij vlug naar buiten, maar hij werd duizelig. Hij moest zich aan de rand van de tafel vasthouden. Moeder had het gezien.

- Nee Francisco, dat hoeft niet -.

- Vader heeft al voor je zwaluw gezorgd, voor hij wegging. Hij heeft weer eten en vers water -.

[pagina 21]
[p. 21]

Dat stelde Francisco gerust. Moeder gaf hem een prentenboek. Daar zat hij aan tafel in te kijken. Er stonden allerlei vogels in. Kippen en kalkoenen, eendjes in het water en een witte zwaan. Ook hele kleine vogels, dat waren kolibri's. En een grote arend op de top van een berg. Francisco werd moe van het kijken. Zijn ogen deden er pijn van. Hij deed het boek dicht.

Naast hem op tafel stond een kop thee. Dat was lief van moeder. Hij had er niets van gemerkt. Francisco dronk het kopje thee helemaal op. Het smaakte heerlijk. Morgen zou hij weer beter zijn. Dan kon hij zelf voor zijn zwaluw zorgen.

Francisco vond dat de dag lang duurde.

Zo is het altijd als je ziek bent geweest. Dan gaat de tijd maar langzaam voorbij.

 

Op zijn sloffen liep Francisco naar buiten. Eindelijk mocht hij zelf naar zijn zwaluw gaan. Hij stond even stil en keek rond. Wat was alles mooi! Terwijl hij ziek in bed lag had het weer geregend.

De heuvels waren niet meer bruin. Er lag een groen tapijt van jong gras. Ook de cactushaag was veel groener. En de vogels zongen nog veel mooier dan anders.

Achter het huis hoorde hij de stemmen van zijn broer en zus.

Francisco liep naar de tamarindeboom. Voor de opening van de tent stond hij even stil. Hij dacht dat hij de zwaluw hoorde. Toen ging hij vlug naar binnen. In het halfdonker kon hij de doos zien staan.

Hij boog zich over de open doos.

Toen werd hij bleek van schrik. De doos was helemaal leeg. De zwaluw was weg.

Francisco voelde zijn hart in zijn keel kloppen.

- Zou de zwaluw dood zijn? Of opgegeten door een wilde kat? Dat zou verschrikkelijk zijn -.

Francisco wist niet wat te doen. Hij keek maar in de lege doos. Langzaam liepen zijn ogen vol tranen.

Het was doodstil.

Toen hoorde hij iets bewegen. Hij dacht dat hij de vleugels van de zwaluw hoorde. Gauw bukte hij zich en zocht achter de doos op de grond. In de hoek van de tent zag hij iets zwarts.

[pagina 22]
[p. 22]


illustratie

Ja, ja, het was de zwaluw. Voorzichtig stak hij zijn handen uit. De zwaluw liet zich vangen.

Wat was Francisco blij! Hij hield de zwaluw tegen zijn gezicht. Hij voelde de vleugels tegen zijn natte wangen.

Francisco hield de zwaluw in het kuiltje van zijn beide handen. Hij fladderde even met zijn vleugels.

Francisco bekeek de zwaluw goed.

- Moeder - riep hij en liep de tent uit naar buiten.

- De zwaluw is genezen. Hij is weer beter -.

Broer en zus kwamen aanlopen.

- Wat ga je doen? - vroegen ze.

Maar Francisco antwoordde niet. Hij hield de zwaluw tegen zijn borst en liep naar het hek.

Met zijn schouder duwde hij het hek open en liep de weg op. Broer en zus kwamen hem achterna.

Moeder verscheen in de deur.

Zonder iets te zeggen liep Francisco over de weg.

Daar was een paadje van de geiten tussen de cactusplanten. Francisco liep over het smalle paadje de heuvel op.

Hij voelde de wind om zijn hoofd. Hij voelde de frisse wind in zijn gezicht. Zijn tranen waren gedroogd.

Op de top van de heuvel bleef hij staan. Hij stond alleen op de top van de heuvel met zijn zwaluw.

[pagina 23]
[p. 23]


illustratie

[pagina 24]
[p. 24]

Toen hief hij zijn handen omhoog. Tot boven zijn hoofd.

Francisco opende zijn handen en riep: - Vlieg weg, kleine zwaluw -.

Hij gooide de zwaluw omhoog.

Even dacht hij, dat de zwaluw weer omlaag zou vallen. Maar neen. De vogel sloeg met zijn vleugels.

Toen sjilpte hij luid en zeilde de blauwe lucht in.

Francisco bleef hem nakijken. Nooit had hij zich zo gelukkig gevoeld.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

landen

  • Caribisch deel van het Nederlandse Koninkrijk