Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
't Is lang geleden (1893)

Informatie terzijde

Titelpagina van 't Is lang geleden
Afbeelding van 't Is lang geledenToon afbeelding van titelpagina van 't Is lang geleden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.93 MB)

XML (0.04 MB)

tekstbestand






Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

sprookje(s)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

't Is lang geleden

(1893)–A.L. de Rop–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

keur van tooversprookjes en gedichtjes


Vorige
[pagina 28]
[p. 28]


illustratie

De schoone slaapster in het Bosch.

ER was ereis een koning en een koningin, die geld en goed in overvloed bezaten, maar geen kindertjes hadden, en dat speet ze geducht.

Op zekeren morgen wandelde de koningin in den tuin, toen op eens uit den vijver een kikvorsch op den kant sprong, die haar beleefd groette en zei: ‘Majesteit! als weer de lente in 't land komt, zal een lief prinsesje u tegenlachen op uw schoot.’ En toen sprong hij weer het water in.

Nauwelijks was de mei daar, of de koningin hield een dochtertje in haar armen, waarmeë zij erg gelukkig was. En de koning sprak: ‘Een groot feest moet aangericht worden; ook moeten de dertien feeën, die in mijn wonderland wonen, genoodigd worden; maar ongelukkig bezit ik slechts twaalf gouden eetborden; een van de dertien kan ik dus niet verzoeken.’

De twaalf genoodigde feeën aten elk van een gouden bord, en zij boden 't prinsesje elk een gave aan. Maar toen de elfde fee

[pagina 29]
[p. 29]


illustratie

haar gift had gegeven, verscheen opeens de fee, die niet genoodigd was, en riep:

‘De koningsdochter zal op haar zestiende jaar zich de hand wonden aan een spinnewiel en - sterven.’

Gelukkig had de twaalfde fee haar voorzegging nog niet gedaan. Zij trad op het wiegje toe en zei: ‘gij zult niet aan dat wondje sterven, lief kind! maar honderd jaar blijven slapen.’

De koning gebood nu dat overal in het land elk spinnewiel moest verbrand worden. 't Prinsesje groeide voorspoedig, en zoo kwam eindelijk haar zestiende verjaring aan. De koning en de koningin waren uitgereden, en hun dochtertje dwaalde het paleis eens door, en zoo kwam zij ook voor een kleine deur; zij draaide den sleutel om, en nu zag zij een hooggewelfde kamer, waarin een oud vrouwtje zat te spinnen. Zij vroeg dan ook: ‘Wat doet gij daar, moedertje?’ - ‘Ik spin mijn vlas, mijn mooie kind!’ - ‘Zou ik ook niet kunnen spinnen? Mag ik het even doen, moedertje?’ ‘Wel zeker, beste meid! ga je gang maar;’ sprak het oudje. Meer dewijl de prinses spil en garenklos te stevig vasthield, bezeerde zij haar vingertjes en - op eens overviel haar een geweldige slaap, en evenzoo geheel het hof; en dat zou honderd jaar duren.

Om het trotsche kasteel begon een dorenhaag te groeien, tot men eindelijk geen muur of ingang meer kon zien. Maar de bewoners van den omtrek wisten toch wel, dat daar midden in het dorenbosch een paleis was. Men vertelde, dat zich daarin een wonderschoon prinsesje slapende bevond, en noemde haar ‘Dorenroosje,’



illustratie

[pagina 30]
[p. 30]


illustratie
De Schoone Slaapster.


[pagina 31]
[p. 31]

Na vele, vele jaren kwam er eens een prins in die streek; en toen hij van het vreemde geval hoorde, nam hij zich stellig voor door het dorenbosch te dringen om het kasteel te bereiken. Wel raadde een sprokkelaar het hem af; maar de prins luisterde niet naar dien raad, en stout drong hij de wildernis in.



illustratie

Toevallig was het toen juist honderd jaar geleden, dat de prinses in slaap viel; en derhalve weer zou ontwaken; maar daarvan wist de vreemde prins niets. Hij wrong zich door de takken heen, en zag een breede laan voor zich, die hij gemakkelig kon afwandelen. Aan het einde lag het kasteel. De prins liep het voorplein over, waar jagers en honden slapend door elkander neerlagen, en trad de openstaande poort van het slot binnen, waar dikke, zware ranken van klemmerkruid en klimop langs boog en wanden groeiden. De koningszoon daalde eindelijk een breede, eikenhouten trap af, en bevond zich toen aan het eind van een lange zaal, waar hem nog vreemder schouwspel trof. In het midden van de zaal stond een geheel gedekte tafel met kostelijk eten, maar al de aanzittenden sliepen zwaar; de koning zat slapende naast de slapende koningin; de kamerheeren en dames van het hof bogen slapende het hoofd; en de bedienden stonden te slapen met de bereide schotels en wijnflesschen in de handen. Jarenoude spinnewebben bedekten zoldering en wanden, en paddestoelen groeiden tot onder de stoelen van de gasten. Nog verder ging de prins en zoo bereikte hij den toren. Hij steeg de trap op en - daar zag hij een hooge kamer in, en daar lag in een groot ledikant de slapende prinses.

De koningszoon stond verbaasd; wat vond hij die prinses mooi! - Juist viel een zonnestraal op haar blozend gelaat en - zij deed haar oogjes open, want de honderd jaren waren om. Vriendelijk lachend keek zij den prins aan, die haar bij het handje vatte en hielp opstaan, en naar beneden geleidde.

[pagina 32]
[p. 32]


illustratie

Ook daar was de tooverslaap verbroken. De koning ontwaakte, en de koningin ontwaakte, en het geheele hof ontwaakte, en allen keken malkander verwonderd aan; maar geen van allen wist, dat men een eeuw lang geslapen had.

Doch het meest verwonderd werden de koninklijke ouders, toen hun geliefde dochter hen al kussende in haar armen sloot, en zij een vreemden prins zagen, die hen eerbiedig groette. De prins vertelde aan den koning, wat hij van de bewoners van die landstreek vernomen had, en dat hij toen het dorenbosch was doorgedrongen, en het prinsesje had gevonden. En de koningin herinnerde zich nu de voorspelling van de fee, en dankte den prins wel. De koning noodigde hem te gast, en het feestmaal, dat voor honderd jaar was aangericht, werd nu ten einde gevierd.

En Dorenroosje werd de bruid van den moedigen prins, en bij hun verloving werd er op nieuw feest gevierd; maar toen groeiden er geen paddestoelen meer op den vloer, en waren de spinne webben weggevaagd. En al de boeren en boerinnen uit den omtrek dansten op de bruiloft van mooi Dorenroosje en den knappen prins, en - hiermeë is 't sprookje uit.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken