Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dochter des visschers (1855)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dochter des visschers
Afbeelding van De dochter des visschersToon afbeelding van titelpagina van De dochter des visschers

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.91 MB)

ebook (3.00 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dochter des visschers

(1855)–Jan Baptist Antoon van Rotterdam–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 117]
[p. 117]

XI.

De oude visscher Bout Dillewyns lag op een stroozak in het benedenvertrek van het kleine huisken dat vroeger door de weduwe van Jakob Bambeke werd bewoond, en waer men hem had nedergelegd, onmiddelyk na het ongeluk dat hem deerlyk had verbrand, toen hy alles in het werk stelde om Raphaël Monk, den armen krankzinnigen kunstenaer, te redden. Daer was het dat hem door den geneesheer en door eenige brave lieden van Adinkerke de eerste hulp was toegediend geworden. De goede ouderling bevond zich in eenen staet, die elkeen, zelfs de minst meêwarigen, medelyden inboezemde, en hen allen zoo diep ontroerde dat zy onwillig tranen in de oogen voelden opwellen. En geen wonder! de vlammen

[pagina 118]
[p. 118]

hadden den onverschrokken grysaerd zoodanig gehavend, dat zyn lichaem slechts eene wonde geleek. Wat de goede Dorothea, de liefderyke dochter van den ouden visscher, leed, by het gezicht van haren deerlyk gewonden vader, by het hooren van de luide kreten die hy pynlyk slaekte, telkenmale dat hy zich op zyn ziekbed verroerde, zal ik u wel niet moeten zeggen; licht zult gy zulks begrypen, wanneer gy weten zult wat de geneesheer haer had geantwoord, toen zy hem met tranen in de oogen had gevraegd:

- Zal vader spoedig herstellen, mynheer?

Ho! toen had zich haer troosteloos verdriet in een luid snikken lucht gegeven, toen was zy als machteloos ineen gezakt; want het antwoord des doktors luidde:

- Uw vader zal genezen, goed kind; ten minste, ik hoop zulks.... maer ik vrees dat hy zyn gansch leven blind zal zyn!...

Wanneer men een geneesheer die woorden over eenen vreemde hoort zeggen, dan voelt men zich gewis medelydend aengedaen; maer, wanneer zy tot eene dochter die haren vader bemint, zooals Dorothea den haren lief had, gericht zyn, en dat het dien vader zelve geldt, ho! voorwaer, dan toch is geene menschelyke macht tot zalving in staet.

Dorothea zat op eenen lagen houtblok naest den stroozak haers vaders, met het hoofd in de handen; hare tranen hadden opgehou-

[pagina 119]
[p. 119]

den te vlieten, maer de droeve zuchten die zy slaekte, telkenmale dat zy het oog op den lydenden gry aerd liet vallen, zegden genoeg, hoe diep en troosteloos haer verdriet was. Het goedhertig kind lette met de stiptste nauwgezetheid op de minste wenken van den gewonde en verzorgde hem zoo goed het in hare macht was. Meermalen ging de deur van het kleine huisken open, want vele der inwooners van de Panne en zelfs van Adinkerke kwamen den ongelukkigen Bout, die van allen bemind werd als een vader of een broeder, bezoeken. Doch op alle die bezoeken sloeg de maegd weinig acht; de schrikkelyke slag, die haren gryzen vader op het bed des lydens geworpen had, vervulde alleen en gansch haer herte. Die slag was inderdaed zwaer genoeg, en wat men ook in het werk stelde om haren geest door vertroosting op te beuren, was vruchteloos; want op haer gemoed hadden alle poogingen die men daertoe wilde aenwenden, juist het tegenovergestelde uitwerksel. Al wat men zegde of deed, had slechts tot gevolg dat Dorothea op nieuw in droevig snikken losborst.

Daer werd op eens weêr de deur van het kleine huisken geopend en een zóo luid gerucht, verwekt door het verwarde geroep en geraes van verscheidene persoonen, trof eensklaps het oor der maegd, die in droeve gedachten verdiept, nog altoos naest het lydensbed haers vaders zat, dat zy verwonderd rechtsprong en het hoofd naer

[pagina 120]
[p. 120]

den ingang der deur keerde, om te zien wie het zyn mochten die den zieke, op zulke ongewoone wyze, stooren kwamen. Groot was hare verwondering toen zy eenen hoop mannen en vrouwen bemerkte, aen wier hoofd zich de twee visschersgezellen Pieter Segers en Klaes Hermans bevonden, die de weduwe van Jakob Bambeke op de schouders droegen.

- Hemel lief! een nieuw ongeluk! - kreet zy, terwyl zy angstig de handen voor de borst saêmvouwde, en gansch buiten staet een stap vooruit te doen, te midden van het vertrek bleef staen. - Moeder Amelberga! wat heeft zy toch?...

- Niets, het is niet erg, - antwoordde Pieter Segers, - zy heeft slechts een weinig de koorts.... eene lichte ylhoofdigheid.... spoedig zal zy beter zyn....

Men bracht de weduwe van Jakob Bambeke in het eigen huisken dat eens haer en haren Simon tot wooning verstrekte; een stroozak door eene buervrouw aengebracht, werd in het benedenvertrek, tegenover dien waerop vader Bout uitgestrekt lag, ten gronde gelegd; die stroozak werd het ziekbed der weduwe. Eenige stonden later trad de geneesheer van Adinkerke binnen, dien men naer het dorp was gaen roepen, en stapte aenstonds tot by de weduwe. Pieter Segers zegde dat men haer, na lang zoeken, te midden eener weide had vinden liggen, en zichtbaer was het dat

[pagina 121]
[p. 121]

zy door eene ylkoorts was aengetast; want hare oogen stonden steil in hunne holten, en zy morde allerhande onsamenhangende woorden, terwyl zy niemand scheen te herkennen. De doktor voelde haer den pols en de slapen, en terwyl hy dit deed, schudde hy telkens bedenkelyk het hoofd, alsof hy niet te vreden scheen over zyne waernemingen. Toen schreef hy eenige geneesmiddelen voor, en zegde op welke wyze men haer verzorgen moest, waerop hy het kleine huisken der enge steeg verliet. Eene buervrouw was hem tot aen de deur gevolgd, en toen hy verder stappen wilde, vatte de vrouw hem hy den arm en vroeg hem:

- Is de weduwe van Jakob Bambeke erg ziek, heer doktor?

- Ik weet niet, - stotterde hy; - ik moet zien.... wy moeten wachten.... straks kom ik terug.... misschien....

- Wat wilt gy zeggen, heer doktor? - hernam de vrouw met nieuwsgierigen angst.

- Ik vrees dat zy zal krankzinnig zyn....

De doktor stapte daerop spoedig verder, terwyl hy een snuifken uit zyne zilveren doos nam, en liet de vrouw die hem uitgeleide had gedaen, met het herte vol verslagenheid, als aen den drempel der wooning genageld staen.

Nu lagen er twee zieken in het kleine huisken; twee zieken die Dorothea lief waren en waervoor zy zorgen moest.

[pagina 122]
[p. 122]

Even als men naer de weduwe van Jakob Bambeke had rondgezocht, zoo ook liep men de velden en weiden af, om Raphaël Monk ergens op het spoor te komen; doch alles was vruchteloos; nergens kon men hem vinden, en toen men tegen den avond het zoeken opgaf, dacht men dat hy wellicht in de vaert, in de Langhelis of in de zee was omgekomen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken