Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het schouwtoneel des doods (1726)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het schouwtoneel des doods
Afbeelding van Het schouwtoneel des doodsToon afbeelding van titelpagina van Het schouwtoneel des doods

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.01 MB)

XML (0.48 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het schouwtoneel des doods

(1726)–Salomon van Rusting–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 260]
[p. 260]
 
Staa Mars-man! gy moet mee met my.


illustratie

 
De kramer, moe door zware lasten
 
Te dragen, wenst wel om de Doot:
 
Maar, als de Doot hem aan komt tasten,
 
Zoekt hy noch uytvlugt in die noot.
[pagina 261]
[p. 261]

Dooden dans, Verbeeldende Een Mars-man. Die, op zyn weg, van de doot aangegrepen wort. Drie-en-twintigste Plaat.

 
OP alles wat den mens tot onderhout van 't leven
 
Van noden is, is ook van noden agt te geven:
 
En 't is welvoeglyk voor een ider moeite en vlyt,
 
Na zyn bequaamhyt, en na zyn gelegenthyt,
 
En na gelegenthyt van tyd, een zaak, met eeren,
 
Wel aan te wenden, om zig zelven wel te erneeren.
 
Bequaamhyt heeft elk een van noden tot zyn deel:
 
Maar die is niet, in elk, tot alles, even veel.
 
Bequaamhyt kan ook wel gelegenthyt ontbreeken,
 
En blyven daar door van haar regte wit versteeken,
 
Gelegenthyt van tyd wel waar te nemen, past
 
Een ider; die daar niet op let, heeft mis getast.
 
Zig wel te voegen na gelegentheit van zaken,
 
Is nut, voor die sig niet elendig poogt te maken.
 
Met eeren moet men 't al betragten, wat men tragt;
 
Of 't is gevaarlyk, en daar mee gemeenlyk nagt.
 
Ontelbre middlen zyn 'er daar men mee beginnen
 
Kan, om de middlen tot 's lyfs onderhout te winnen.
 
Wat middel vint men zo gemeen als koopmanschap?
 
En wat verscheelt doch meer in onderschyt van trap!
 
De grooten handelen met landen, en met steden:
 
Maar andren zyn met veel geringer zoort te vreden.
 
Een boer dryft handel met zyn zuivel, en zyn graan,
[pagina 262]
[p. 262]
 
En aangeteelde vee: maar anderen, in waan
 
Veel grooter als dit slegte en nutte zoort van boeren,
 
Doen andre waaren, ver in andre landen, voeren,
 
Op Keemlen, Muildier, Paart, en ander dienstbaar vée:
 
Maar andren voeren zulks in Schepen, over zee,
 
Met groter menigte, als een Duitsche Kar, een Wagen,
 
Een Kemel, Muildier, Paart, en Esel, kunnen dragen.
 
Maar weer een ander, doch een veel geringer zoort,
 
Strekt zelf tot paart, en trekt hun ygen wagen voort,
 
Of voert die voor hen uit, met kool, en wortelen, uyen,
 
En raapen, door de Stad, en straaten, om te kruijen:
 
Al kooplui, en op hun manier noch taamlyk bars.
 
Maar andren strekken zelf ten Muildier door een Mars,
 
Op hunne bochel, hier en daar her-om te torssen,
 
Om daar door midlen, tot 's lyfs orber, uit te vorssen.
 
Hem noemt men Kramer, of wel Mars-man; en hy reist
 
Het platte lant door, daar 't zyn koopmanschap vereist.
 
Hy zoekt, op zyne wys, daar zyde by te spinnen;
 
En, 't geen hem nodig is, weet hy zo wel te winnen,
 
Als menig koopman, die, in 't groot, een grooter lot
 
Zoekt; en hy raakt, zo ligt als deze, niet bankrot:
 
En, zo 't gebeurde, dat hy zyne crediteuren
 
Niet kond voldoen, het zal niet ligtelyk gebeuren
 
Dat hier een ander door bankrot zal raken, schoon
 
In andre koopluy zulks al door gaat voor gewoon.
 
En schoon hy zelfs, gelyk zyn koopmanschap, veel slegter
 
Als grote koopluy is, zo wort hy, voor den Regter,
[pagina 263]
[p. 263]
 
Getuige strekkende, in geen minder graat gestelt,
 
Van eer en agting, als een koopman van gewelt.
 
Syn agting vint hy niet alleen by zyns gelyken,
 
Maar by zyn meerder, alzo groot, als veele ryken,
 
Indien hy, regt door zee gaande, om de winst niet liegt,
 
Als menig koopman, die, op hoop van winst, bedriegt;
 
Om voor zyn erven gelt en schatten te vergaren.
 
Syn winst is jaarlyks niet zo groot op zyne waren;
 
Maar, tot zyn staat, heest hy zoo veel ook niet van doen;
 
Hy heeft geen maakelaar, nog knegt, nog myt, te voen,
 
Om hem zyn mantel en zyn dasjen, om te knopen,
 
Wanneer hy gelt heeft, om zyn Mars weer vol te koopen,
 
En zig te erneeren als een man van zyns gelyk;
 
Zo is de Marsman, in zyn mening, al schier ryk;
 
En zal, wanneer hy, met een zoopjen, in een smokkel
 
Zit, met zyn swaare Mars ontladen van zyn, bokkel,
 
Indien hy met een volk van klynen omslag spreekt,
 
Wel roemen, dat hem gelt, nog goet, nog niets, ontbreekt,
 
Zo wynig, als die elk dan stelt in hoger graden:
 
Maar, als hy, over berg en dal, zeer swaar geladen,
 
Moet fadzen, om zyn waar te slyten, met profyt,
 
Raakt hy vermoeit, en daar door zyn courasie quyt:
 
In plaats van dan op zyn geluk en winst te roemen,
 
Zal hy zig armlyk, en gants ongelukkig, noemen;
 
En, in zyn ongedult, wel wenschen om de doot:
 
Om daar door, van het geen hem drukt, zyn last, ontbloot
 
Te raken; en hy stelt zyn moeilykheit on endig;
[pagina 264]
[p. 264]
 
En agt zig, boven al wat handel dryft, elendig.
 
Wat ben ik? (zeit hy) 'k word gedurig afgemat,
 
Met eeuwig torssen van die Mars: ik word door-nat
 
In 't oop'ne vlakke velt, gedurig, door de regen:
 
Myn voeten glibb'ren, of bekleven, in de wegen:
 
De wint, en hagel, Vorst en kroksnee, heb ik toe:
 
Myn rug wort krom, en ik, door dragen, deerlyk moe:
 
Dan word ik nog zomtyts geplondert door een rover:
 
Onaangezien my, van myn winst, geen bek vol over
 
Schiet, als by hooy en gras een zoopje brandewyn:
 
Indien ik ziek word, zo kan ik, voor ziekt, en pyn,
 
De Medicynen, nog de Doctor, niet betalen:
 
Myn sober kostje moet ik met veel moeiten halen;
 
Zo dat ik zelden kaas en broot, een mont vol, eet,
 
Of 't is met sweet verdient, en zelf bedaut met sweet,
 
En dan moet ik nog aan verdroogde korsten knagen:
 
Ik kan niets winnen, als door eeuwig lasten dragen,
 
Gelyk een muildier; en als d'avont aankomt, zo
 
Moet ik myn matte lyf slegts op een weinig stro,
 
Of op wat hooy, tot rust, en slapen, neder leggen:
 
Ik weet alleen maar slegts van ongemak te zeggen;
 
Gemak is by my niet, als met de naam, bekent:
 
Verdriet gaat met my, en noit komt my weelden ontrent:
 
Met zwaare lasten, om een weinig te verkopen,
 
Moet ik het gantsche Land, van Dorp tot Dorp, doorlopen;
 
En moet nog vaardig al myn waaren zeer goet koop
 
Verkopen, of 'k verlies myn gantsche winnings-hoop:
 
Ik moet een klyne winst of niemendal verkiezen:
 
Zo 'k veel wil winnen, sta 'k gevaar van veel verliesen,
 
Want niemant is gezint om duur te kopen; en
 
Ik weet wel, dat myn waar allengs bederven ken;
 
En in verdorven waar heest zelden imant gading:
[pagina 265]
[p. 265]
 
Op die manier zoud ik dan wel myn heele lading
 
Verliezen kunnen: ik dan, waar ik ga, of sta,
 
Verdriet is voor my, of het volgt my altyt na:
 
Zo dat het my nu ook al schier gaat, na myn gissen,
 
Als 't zeekre Moor ging, in d'Arabische Wildernissen:
 
't Was ook een arme hals, als ik, die daaglyks hout
 
In stee te koop droeg, uit een ver-gelegen wout:
 
Zyn last was swaar, en ver te dragen; 't loon schier nietig:
 
Al dragende wierd hy, gelyk als ik, verdrietig;
 
En wyl hy ook, als ik, het klagen steunsel gaf,
 
Worp hy zyn houtbos, door verdriet, ten bochel af;
 
En zeid: de Duvel mag dit hout en my wel dragen:
 
Juist quam de Duvel en begond terstont te vragen
 
Met forsse stem: wat wilt gy? ziet hier ben ik! gy
 
Hebt na myn komst gewenst! wat wilt gy nu van my?
 
De Moor hem ziende, zeid: heer duvel, u genade
 
Help my die hout-bos eens weer op myn bokkel laden;
 
Ik heb u anders niet van node. Maar 't verscheel
 
Is, tussen deze Moor en my, al even veel,
 
Als tussen myn kleur, en de zyne: 'k wil niet zoekken
 
Uit moeylykheit myn voor den duivel te vervloeken;
 
Ik heb geen zin in die afgrysselyke vent:
 
Maar 'k woud wel dat de doot van myn verdriet een ent
 
Quam maken; want die zoud my nu veel aangenaamer
 
Syn als het leven. Maar wanneer die zelve kraamer
 
Sig, door de doot, bevint, op 't onverzienst, gevat
 
En aangegrepen, hoe vermoeit, en hoevermat,
 
En hoe verdrietig hy tot nu toe ook mogt wezen,
 
So toont hy nu de Doot, meer als 't verdriet, te vresen
 
Het schynt of hem, gelyk de droes die Moor, de doot
 
Nu aanspreekt, zeggende: gy hebt my hier genoot!
[pagina 266]
[p. 266]
 
Hier ben ik! ik kom, op u wens, met snelle schreden
 
Ik zal terstont, van u verdriet, en moeielykheden,
 
Een end gaan maken! maar de Kramer, die nu ziet,
 
Dat hem de doot (gelyk een rover) zyn verdriet
 
Niet slegs, maar ook zyn Mars, te zaamen met het leven,
 
Poogt af te nemen, kan, tot alles op te geeven,
 
Niet resolveren; tot verschoning zeit hy: 'k weet
 
Wel ik heb de doot gewenst; maar 't was slegts, om myn leet;
 
Myn moeilykhyt, en myn verdriet, daar door te mindren;
 
Maar niet, om my, gelyk een rover, te verhindren
 
Dat ik de weg gebruik; 't was daar niet toe gepast:
 
Myn leven strekt my nu nog zo niet tot een last
 
Maar wel myn moeilykheit. Indien de doot nu zeide,
 
Gy hebt gebeeden om 't verlies van alle beide,
 
Zo dunkt my zoud al strak de Kramer zeggen: 't was
 
Van my zo niet gemeent; en 't komt my niet te pas
 
Om nu te sterven. Maar indien de doot dan weder
 
Sprak, tot de Kramer, gy zult nimmermeer gereder
 
Zyn, om te sterven, als gy tegenwoordig zyt;
 
Hy zoud weer zeggen: 'k heb waaragtig nu geen tyt:
 
'k Heb in dat Dorp, dat daar voor uit is, aangenomen,
 
Van dezen dag nog, met een volle Mars, te komen;
 
En 'k heb my altyt streng verbonden aan myn woort,
 
Gelyk een man van eer en reputatie hoort;
 
Maar, moet ik sterven, zoo laat my die gonst verwerven
 
Dat ik hier niet in slik en drek moet leggen sterven:
 
Want hier is immers geen gelegenthyt, om met
 
Fatsoen te sterven: in dat Dorp zal ik te bet
 
Gaan leggen, als het juist expres zo moet geschieden,
 
En sterven daar dan, in presentie van de lieden.
 
Maar hier, in slik en drek maar heen, in 't oopen velt,
 
Te sterven, ik wil myn Mars, myn hont, en al myn gelt,
[pagina 267]
[p. 267]
 
Wel geven, dat ik zo lang uitvlugt mag genieten.
 
Maar als de Doot komt, wil dat boogje zoo niet schieten,
 
Wat meent gy (zeit hy) dat een kramer, met zyn Mars
 
Meer voorregt heeft, al wel een Krygsman, die zoo bars
 
Als schoppen-knegt ziet? neen. Die moet in d'oop'ne velden,
 
In slik en drek, zo wel als gy, de doot vergelden.
 
De tyt, wanneer, en waar men sterven moet, is, als,
 
En daar, de doot ons treft. Die regel is niet vals,
 
De Kramer, door de Doot, op weg, dus aangegreepen,
 
Moet zig, uit zielen-huis, na dootburg laten slepen:
 
Hy wenst dan om de Doot, of niet, dat's even veel.
 
De Doot komt op zyn tyt, en neemt zyn wettig deel.
 
 
 
O God! Wanneer gy wilt dat ons de Doot zal vellen,
 
Laat u barmhartigheit ons over al verzellen!
 
Laat ons noch tyt nog plaats u hyl doen missen: maar
 
Behoed ons, over al, altyt voor ziels-gevaar!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken