Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Werken. Deel 5. Vanden twaelf beghinen (1863)

Informatie terzijde

Titelpagina van Werken. Deel 5. Vanden twaelf beghinen
Afbeelding van Werken. Deel 5. Vanden twaelf beghinenToon afbeelding van titelpagina van Werken. Deel 5. Vanden twaelf beghinen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.42 MB)

XML (0.73 MB)

tekstbestand






Editeur

Jan Baptist David



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Werken. Deel 5. Vanden twaelf beghinen

(1863)–Jan van Ruusbroec–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

De quadam veste Domini Jesu, qua is discipulos et sectatores suos induit. C. LXIII.

18Onse Here Jhesus Christus die heeft sine discipulen ghecleet 19met sinen cleede, daer hi mede ghecleet is in dat ewighe 20leven, en̄ daer hi mede gecleet was hier inder tijt, na die 21figure ewichs levens. Doen die tijt volbracht was, dat onse 22Here sterven woude om onse sonden, doen wart hi ghevaen

[pagina 183]
[p. 183]

1vanden Joden, en̄ ghelevert Pylatuse dat hine doden soude. 2Doe wart hi ghegeeselt en̄ gheslaghen, dat al sijn lichame 3bloedich was van sinen heylighen bloede. Doen daden si hem 4ane enen mantel, die was purper, bloedich roet gheverwet 5met bloede van visschenGa naar voetnoot(1); en̄ hi was binnen ghevoedert 6met coccinen vierich roet gheverwet met bloede van wormenGa naar voetnoot(2). 7En̄ si aenbedene te scherne, alse den coninc der 8Joden. Dit was een figure die ons beteekent die waerheit 9ewichs levens. Te dien tide was Christus jone ende stere, 10levende ende ghesontGa naar voetnoot(3), die edelste, die scoenste, die beste 11van alder werelt; en̄ hi was volheit alre gracien, alre gaven 12en̄ alre dogheden. En̄ hi was sere ghemint van maghen en̄ 13van vrienden, van armen ende van riken, en̄ boven al van 14sinen hemelscen Vader. Hi was weldich inder naturen, alse 15die visch inden watere, ende sijn lichame was die mantel 16sijnre feestenGa naar voetnoot(4); want op dien hoghen feeste dach, doe die 17Joden den edelen visch doodenGa naar voetnoot(5), doe wart die mantel sijns 18lichamen purper bloedich, vierich roet geverwet, te male 19overgoten met sinen bloede. En̄ hier mede is hi gheeleet, 20en̄ wi met hem in sijnre eren, op dat wi onse cruce draghen 21en̄ sijn discipulen sijn in kerstinen ghelove.

22Dese mantel was van buten purper bloedich roet, en̄ van 23binnen coccinen vierich roet gheverwet met bloede van 24wormen. Hier mede verstaen wi die inwendighe eenheit, die 25de redelike siele Christi hadde met Gode, in wille en̄ in minnen; 26dat was sijn mantel, daer hi mede ghecleet was en̄ alle

[pagina 184]
[p. 184]

1sine discipulen, die mit hem één sijn in wille en̄ in minnen. 2Eenheit met Gode in minnen en eyscht onsen gheest anders 3niet dan blote, onghebeelde, ewighe minne; niet besitten in 4ongheordender minnen, buten noch binnen, noch ons selven. 5Maer wi selen ons selfs ledich sijn en̄ alre dinghen, eenformich 6met Gode en̄ overformich in weseliker minnen. Dit is 7dat edelste en̄ dat hoechste dat wi besitten, smaken ofte ghevoelen 8moghen in desen levene: hier mede is onse gheest 9met Gode gheenicht in weseliker minnen.

voetnoot(1)
Sur. tincto piscis cujusdam ex concharum genere succo vel sanguine. Zie het Tabernakel, I, bl. 65, in initio.
voetnoot(2)
Sur. idque subductum fuisse videtur coccino coloris ignei, ex vermibus nascente, ut aiunt quidam. Zie het Tabernakel, I, bl. 65, regel 13, vlgg.
voetnoot(3)
Sur. Eo tempore Christus juvenili vigebat aetate ac incolumitate.
voetnoot(4)
Sur. Corpus autem ejus, vestis solennitatis ejus erat.
voetnoot(5)
Versta doodden.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken