Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Werken. Deel 5. Vanden twaelf beghinen (1863)

Informatie terzijde

Titelpagina van Werken. Deel 5. Vanden twaelf beghinen
Afbeelding van Werken. Deel 5. Vanden twaelf beghinenToon afbeelding van titelpagina van Werken. Deel 5. Vanden twaelf beghinen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.42 MB)

XML (0.73 MB)

tekstbestand






Editeur

Jan Baptist David



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Werken. Deel 5. Vanden twaelf beghinen

(1863)–Jan van Ruusbroec–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Hora sexla.
Quae Dominus Jesus hîc pertulerit; quae beneficia nobis contulerit, et de Testamento ejus. C. LXXV.

13Hier na volghet die seste ure vanden daghe der passien 14ons Heren, die is gheheten middach in onsen ghetiden. Doe 15namen Pylatus ridderen en̄ der Joden knechten Jhesum, en̄ 16leydene in die onreine stat van Calvarien, daer men misdadighe 17menschen plach te dodene. En̄ want Jhesus die ierste 18priester was der kerstenheit, soe woude hi dat men sinen 19outaer bereide, daer hi op soude doen die hoechste sacrificie 20en̄ die edelste offerhande die ye gheoffert was ofte emmermeer 21mach werden. En̄ die offerhande is beghin, einde en̄ oirsake 22al onser salicheit. Doen daden die ridderen boren drie gate 23in dat cruus ons Heren; en̄ si hadden ‧iij‧ plompe naghele, 24luttel minre dan een menschen vingher. En̄ doen ontcleden

[pagina 229]
[p. 229]

1si Jhesum al moeder naeet, en̄ leydene op dat hout des crucen; 2en̄ si nicheldenGa naar voetnoot(1) beide sine voete met enen naghele in 3dat nederste gat des crucen. En̄ si recten uut sine hande en̄ 4sine arme alsoe men een laken rect aen die rame. En̄ si sloeghen 5doer elke hant enen plompen naghel in elke side van 6den cruce, en̄ alsoe hieven si hem op in die lucht, en̄ settene 7in midden tusschen ‧ij‧ mordenaren. Ende mit sinen preciosen 8bloede dat uut sinen handen en̄ uut sinen voeten ran, 9soe wijde hi en̄ heylichde hi den outare des crucen, daer hi 10Gode in diende, en̄ hem selven offerde in die doot. Doen 11deylden die ridderen sine cledere in vieren, elken ridder 12een cleet, en̄ op sinen rocGa naar voetnoot(2) die was gheweven sonder naet, 13dien en wouden si niet scoren: doen maecten si lote wien hi 14vallen mochte. Doe screef Pylatus enen tytel, jeghen der 15Joden wille, boven Jhesus hoeft: ‘Jhesus Nazarenus, 16coninc der JodenGa naar voetnoot(3).’ Doen ginghen die priesteren en̄ die 17outste vanden volke voir dat cruus en̄ spouwen opwaert in 18dat aenschijn ons Heren, en̄ spraken: ‘Vach, die den tempel 19Gods brect, en̄ in drien daghen weder maect: bistu 20Gods Sone, com hier neder, soe gheloven wi diGa naar voetnoot(4).’ Si 21spraken onderlinghe: ‘Ander mensche maccte hi ghesont; 22hem selven en mach hi niet behouden: es hi Gods Sone, 23God behoudenGa naar voetnoot(5), ofte hi wilt. Coninc van Israel, com 24hier neder vanden cruce, dat wi dat sien en̄ ghelovenGa naar voetnoot(6).’ 25Doe liet dic sonne haren scijn, ende die locht verdonkerde 26over al die werelt. Vele meer versmaetheden en̄ onwerden 27daden si hem met woerden ende met werken, en̄ hi zweech

[pagina 230]
[p. 230]

1en̄ antwoerde een woert niet; mer hi stond ghenagelt met 2handen en̄ met voeten in dat cruce, en̄ hi begheerde alle die 3ghene te behoudene, die ghenade sochten ane hem.

4Omtrent die ‧vij‧Ga naar voetnoot(1) ure vanden daghe, woude Jhesus maken 5sijn testament, want het nakende sere sijnre doot. Hi hief 6op sine oghen inden hemel, en̄ offerde sinen hemelschen 7Vader sine ghescapenheit met oetmoedigher ghehoirsamheit, 8sijn leven en̄ al dat hi ontfaen hadde, in dancbaren 9love; en̄ hy vertoende sinen inghelen dat hi waer Gods 10Sone, God ende mensche, verheven boven al dat God 11ghescapen heeft, ende, nader menscheit, een medeknecht 12met hemGa naar voetnoot(2), Gode te dienene ende allen menscen in die 13ere Gods. Dit was hemGa naar voetnoot(3) een nuwe bliscap, die si te voren 14nye en hadden, en̄ een nuwe testament dat hem ewelic 15bliven sal. Hi hevet ons ghemint eer wi waren; en̄ daer 16omme hevet hi ons ghescapen te sinen beelde en̄ te sinen 17ghelike, op dat wi hem ewelic weder minnen souden: en̄ dat 18is ons oec een nuwe ende een eewich testament, dat ons 19heylich ende salich maect. Hi leert ons metten werken dat 20hiGa naar voetnoot(4) allen menschen ghelijc an liefelikerGa naar voetnoot(5) nodorftGa naar voetnoot(6); want 21hi hevet hemel en̄ erde en̄ alle creaturen ghemein ghescapen, 22om alre menschen noettorft, om dat si hem allene minnen 23ende dienen souden boven al, en̄ hem selven en̄ alle creaturen 24orboren souden, en̄ ordineren souden te sinen loveGa naar voetnoot(7). 25Daer na volghet hem ewich leven.

[pagina 231]
[p. 231]

1Hi hevet noch mere minne bewijst allen menscen met hem 2selven; want hi is vanden oversten hemel neder comen in dese 3elende, en̄ hevet alre menscen nature aenghenomen, en̄ hevet 4ons gheleert, gheleeft en̄ ghearbeit, al toter doot, om onse sonden, 5om dat wi al toter doot die sonden scuwen souden, en̄ 6hem minnen, en̄ sine ghebode houden souden. Jhesus, God 7en̄ mensche, mint al die werelt salich te sineGa naar voetnoot(1), want hi wilt 8allen menschenGa naar voetnoot(2) behouden ende niemen verliesen. Die willen 9dat hi wilt, die sijn alle behouden: en̄ hier omme hevet 10hi allen menschen ghegeven vrien wille en̄ eene verstendighe 11nature, ende gheneychtheit der naturen in haer beghin, dat 12God is. En̄ dit is een ewich testament van Gode, dat gheoefent 13is van beghinne der werelt, van inghelen en̄ van menscen. 14Ende dit testament hevet Jhesus vernuwet in sinen 15daghen; want hi sant sine Apostelen, sine leraren, sine 16propheten in al die werelt, die tuuchden en̄ leerden dat hi 17comen ware verlossere en̄ behoudere alre creaturen. Die in 18hem vrielijc gheloven willen, en̄ in sine doot ghedoept werden, 19en̄ hem ghetrouwen, minnen en̄ dienen, die sijn alle 20behouden; want hi is die Sone Gods; sine ghenade is hem 21allen bereet, die tot hem comen willen. Mer die onghelovich 22sijn, en̄ hem versmaden ende sinen hemelschen Vader, 23kerstene wet ende die gheboden Gods, en̄ der werelt dienen, 24den sonden, den duvel en̄ haren vleysche, en̄ daer in bliven 25en̄ sterven: die sijn alle verdoemt. Die Christum met minnen 26verkiest, hi es vercoren; maer die hem versmaet, hi blivet 27verloren. Dit is Jhesus testament, dat hi ghemeine ghelaten 28heeft in al die werelt.

[pagina 232]
[p. 232]

1In dien daghe, doe Jhesus sijn testament volmaecte, ordinierde, 2confirmeerde ende beseghelde met sijnre doot, 3daerGa naar voetnoot(1) waren over vele notarise uut allen landen, van 4allen tonghen (want het was die groetste feeste van alden 5jare), die mercten en̄ screven die passie ons Heren, en̄ dat 6grote wonder dat si saghen, en̄ hoe dat daer ghesciede in 7dien daghe: maer haerre alre scrift en is niet ontfaen in die 8heylighe Kerke. Maer dat Ewangelium dat die ‧iiij‧ Ewangelisten 9screven, dat is ghecondicht, ghepredict en̄ gheopenbaert 10in al die werelt, en̄ ontfaen met gheloeve in alle die 11heylighe kerstenheit.

voetnoot(1)
Synoniem van nagelen. Zie Kiliaen.
voetnoot(2)
Onze dry Hss. hebben op sinen roc ofschoon dit voorzetsel niet strookt met het vervolg van den volzin.
voetnoot(3)
Vglk. Joann. 19, 19.
voetnoot(4)
Vglk. Math. 27, 40.
voetnoot(5)
Versta behoude hem.
voetnoot(6)
Vglk. Math. 27, 42-43.
voetnoot(1)
F. die sevenste.
voetnoot(2)
Sur. secundùm humanitatem autem ipsorum (hominum) conservum.
voetnoot(3)
Versta sinen inghelen.
voetnoot(4)
Dit hi staet in G. niet.
voetnoot(5)
Beter in F. lijflijker.
voetnoot(6)
Het woord an is de derde persoon enkelvoud praesentis indie. met de vocael van het imperf. des werkwoords onnen, dat is gunnen, met den dat. pers. en den génit. rei. Sur. Ipsis autem factis suis nos docet, mortalcs omnes rebus necessariis ex aequo se velle gaudere.
voetnoot(7)
Sur. seipsis autem et creaturis omnibus utantur, easque referant ad ipsius laudem.
voetnoot(1)
Sur. totius mundi diligit optatque salutem.
voetnoot(2)
Aldus onze dry codices. Lees echter alle menschen. Sur. siquidem omnes vult salvos fieri, perire neminem.
voetnoot(1)
D. kwalyk, dat.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken