Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheit (1868)

Informatie terzijde

Titelpagina van Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheit
Afbeelding van Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheitToon afbeelding van titelpagina van Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheit

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.28 MB)

XML (0.61 MB)

tekstbestand






Editeur

F.A. Snellaert



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheit

(1868)–Jan van Ruusbroec–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Van ·ij· manieren van oetmoedicheiden in Christo. C. III.

18Nu verstaet, ·ij· manieren van oetmoedicheiden vint men 19in Christo na sire godheit.

20Die ierste is dat hi mensche werden woude, en̄ die nature, 21die verbannen en̄ vervloect was tote inden gront der hellen, 22dat hi die selve nature ane nam en̄, na sire persoenlicheit, een 23met sijn woudeGa naar voetnoot(4): alsoe dat yeghewele mensche, quaet en̄

[pagina 13]
[p. 13]

1goet, mach spreken: Christus die Sone Gods is mijn 2broeder.

3Die andere oetmoedicheit na sire godheit es, dat hi ene 4arme jonefrouwe eoes te sire moeder, niet eens conincs doch- 5ter, alsoe dat die arme jonfrouwe Gods moeder sijn soude, 6die een here is hemelrijes en̄ ertrijes, en̄ alre creaturen. Voirt 7meer, alle die octmoedighe werke die Christus ye ghewrachte, 8die mach men spreken datse God wrachte.

9Nu nemen wi doch die oetmoedicheit die in Christo was na 10sijnre menscheitGa naar voetnoot(1), en̄ overmits gracie en̄ godlike gavenGa naar voetnoot(2). 11Soe was sine sieleGa naar voetnoot(3) met al haren crachten hare nederbo- 12ghende in reverencien ende in werdicheden vore die hoghe 13moghentheit des Vader; want een neder gheboecht herte, 14dats een oetmoedich herte. Hier omme dede hi alle sine 15werke ter eren en̄ ten love sijns Vader, ende en sochte sine 16glorie na sijnre menscheit in ghenen dinghen.

17Hi was oetmoedich en̄ onderdanich der ouder wet en̄ den 18gheboden, en̄ bi wilen der costumenGa naar voetnoot(4), alst orberlijc was. En̄ 19hier omme wart hi besneden, en̄ ten tempele ghedraghen, en̄ 20gheloestGa naar voetnoot(5) na die ghewoenheit, en̄ hi gaf cheyns den keyser 21ghelijc den anderen Joden. En̄ hi was oetmoedich en̄ onder- 22danich sijnre moeder en̄ heren Joseppe; en̄ hier omme diende 23hi hem met gherechter nederheit na al haren behoeften. Hi 24coes arme verworpene liede te sijnre gheselscap met te wan-

[pagina 14]
[p. 14]

1delene, en̄ die werelt te bekeerne: dat waren die Apostelen. 2En̄ hi was neder en̄ oetmoedich onder hen en̄ onder alle 3menschen. En̄ hier omme was hi allen menschen ghereet in 4wat node dat si waren van binnen ofte van buten, rechte als 5een dienstknecht alder werelt. Dit is dat ierste poent dat in 6Christo was, onsen brudegom.

voetnoot(4)
L en M. een daer mede sijn woude.
voetnoot(1)
Alle onze Codices zyn hier eensluidend. Surius vertaelt echter: Est deinde et altera in Christo humilitas secundum humanitatem et ex Dei gratia seu munere.
voetnoot(2)
Men ziet dat deze zinsnede, by Surius, tot de voorgaende behoort, en te regt schynt het.
voetnoot(3)
In L en M., en ook by Surius, begint deze zinsnede als volgt: Na deser oetmoedicheit was sine siel, enz.
voetnoot(4)
Sur. non nunquàm etiam institutis seu consueludini.
voetnoot(5)
L. ghelosset. By Sur. redemptus.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken