Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheit (1868)

Informatie terzijde

Titelpagina van Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheit
Afbeelding van Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheitToon afbeelding van titelpagina van Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheit

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.28 MB)

XML (0.61 MB)

tekstbestand






Editeur

F.A. Snellaert



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheit

(1868)–Jan van Ruusbroec–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Vander derder wisen in doghen met verduldicheiden toter dood toe C. V.

9Dat derde poent is doghen in verduldicheiden. Dit poent 10selen wi merken met erenste, want het chiert Christum on- 11sen brudegom in al sinen levene. Want hi began vroech te 12doeghene, doen hi gheboren was: dat was armoede en̄ coude. 13Hi wart besneden en̄ storte sijn bloet; hi wart ghevlocht in 14vremden lande; hi diende heren Joseppe en̄ sijnre moeder; 15hi leet hongher en̄ dorst, scande en̄ versmaetheit, onwerdighe 16woerde en̄ werke der Joden. Hi vaste, hi waecte, en̄ hi wart 17becoert vanden viant. Hi was onderworpen allen menschen; 18hi ghinc van lande te lande, van stade te staden, met groten 19arbeide en̄ met groten erenste, prediken dat Ewangelium.

20Ten lesten wart hi ghevaen vanden Joden, die sine viande 21waren ende hi haer vrient. Hi wart verraden, bespot ende 22bescerent, ghegheselt en̄ gheslaghen, en̄ met valschen ghe- 23tughe verordelt. Hi droech sijn cruce, met groten wee, in die 24hoechste stat van ertrike. Hi wart ontcleet al moedernaect. 25Soe scone lijf en sach nye man noch wijf soe sere mis- 26maectGa naar voetnoot(1). Hi leet scaemte, smerte, coude, vore al de werelt;

[pagina 16]
[p. 16]

1want hi was naect en̄ het was cout, en̄ die hare vloech hem 2in sine wondenGa naar voetnoot(1). Hi wart ghenaghelt aen dat hout des 3crucen met plompen naghelen, ende ghereet, dat hem die 4aderen scoerden. Hi wart op gherecht en̄ neder ghestuyct, 5dat hem sine wonden bloedenGa naar voetnoot(2). Hem was sijn hooft ghe- 6croent met doernen; sine oren hoerden die felle Joden roe- 7pen: Cruustene, cruustene, ende menich onweerdich woert. 8Sine oghen saghen die eenwillicheit en̄ die quaetheit der 9Joden, en̄ die elleindicheit sire moeder. Ende sine oghen 10verghinghen van bitterheit der pinen en̄ der doot; sijn nase 11roec der vuulheit die si worpen ute haren monde in sijn 12aenschijn. Sijn mont en̄ sijn smaec wart ghedrinct met edicke 13gheminghet met gallen. Alle sine ghevoellicheit was dore- 14wont met gheeselen.

15ChristusGa naar voetnoot(3) onse brudegom, ghewont toter doot, ghelaten 16van Gode en̄ van allen creaturen, stervende ane dat cruce, 17hanghende als een stocGa naar voetnoot(4) dies nieman en achte, sonder 18Maria sine arme moeder, die hem niet ghehelpen en 19mochte.

20Noch doeghede Christus gheestelic, ane der sielen, vander 21versteinder eenwillicheit der Joden en̄ der gheenre diene 22doden; want wat si tekene en̄ wonders saghen, si bleven in 23hare quaetheit, en̄ hi doeghede om hare bederfenisse en̄ om 24die wrake sijnre doot, wantse God wreken soude, ane siele en̄ 25ane lijf. Noch doeghede hi omme den jammer en̄ om die 26ellendicheit sire moeder en̄ sire discipulen, die in groter 27droefheit waren. En̄ hi doeghede om dat sine doot ane

[pagina 17]
[p. 17]

1menighen menscen verloren soude bliven, en̄ om die ondanc- 2lijcheit menichs menschen, en̄ om die quade ede die menich 3sweren soude, hem te verwitene en̄ te scanden, die om ons 4van minnen starfGa naar voetnoot(1). Ende sine nature en̄ sine nederste re- 5deneGa naar voetnoot(2) doeghede, om dat hare God onttrac den invloet sijnre 6gaven en̄ sijns troests, en̄ hise liet op haer selven staen in 7selker noot. En̄ des beclaechde hem Christus en̄ sprac: ‘Mijn 8God, mijn God, waer toe hebstu mi ghelatenGa naar voetnoot(3).’ Al des 9doeghens ghesweech onse minnare, en̄ riep sinen Vader ane: 10Vader, verghef hem, want si en weten niet wat si doenGa naar voetnoot(4). 11Christus wart ghehoert van sinen Vader om sine reve- 12rencieGa naar voetnoot(5); want diet van onbekentheden daden, worden lichte 13namaels alle bekeertGa naar voetnoot(6).

14Dit was Christus inwendighe doghen: Oetmoedicheit, 15Caritate en̄ liden in verduldicheden. Dese drie heeft Christus 16onse brudegom ghehouden al sijn leven, en̄ hi isser met 17ghestorven en̄ heeft onse scout betaelt met gherechticheden, 18en̄ heeft sine side ontploken in mildicheden. Daer ute vloyen 19die rivieren van weldicheden en̄ die Sacramente der salicheit. 20En̄ hi is in moghentheden op ghevaren, en̄ sit ter rechter 21hant sijns Vader, en̄ regniert in ewicheit. Dits dierste toe- 22comst ons brudegoms die volcomelic leden is.

voetnoot(1)
Deze laetste zinsnede komt voor in L noch in M. Surius heeft ze ook niet vertaeld; maer zy staet in de overige Hss. alsook in de uitgave van 1624.
voetnoot(1)
Ook dit byvoegsel komt slechts voor in D, F, G en I, maer ontbreekt by Surius en in de uitgave zoo wel als in L en M.
voetnoot(2)
Versta bloedden.
voetnoot(3)
En tibi Christum, zegt Surius om een volzin te maken.
voetnoot(4)
eeu stipitem dependentem, vertaelt Surius.
voetnoot(1)
Sur. dolebat impia juramenta praestanda à multis ac evomenda in ipsius ignominiam et exprobrationem, qui nostra causa ex amore mortuus est.
voetnoot(2)
Sur. et ratio inferior.
voetnoot(3)
Vglk. Marc. 15, 34.
voetnoot(4)
Vglk. Luc. 23, 34.
voetnoot(5)
Vglk. ad Hebr. 5, 7.
voetnoot(6)
Sur. Fortasse enim qui ignorantes haec illi intulêre supplicia, postmodùm conversi sunt.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken