Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheit (1868)

Informatie terzijde

Titelpagina van Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheit
Afbeelding van Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheitToon afbeelding van titelpagina van Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheit

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.28 MB)

XML (0.61 MB)

tekstbestand






Editeur

F.A. Snellaert



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheit

(1868)–Jan van Ruusbroec–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Van tween exemplen die leren hoemen ghehindert wert in deser derder wisen. C. XXV.

7Nu willic u toenen hindernisse en̄ scade der menschen 8die in woede wandelen. In desen tide, alsoe ghi ghehoirt 9hebt, loept die sonne inden Libaert, en̄ es die onghesontste 10tijt van al den jare, al is hi orberlicGa naar voetnoot(3); want hier beghinnen 11die hontdaghe die mit hem bringhen menighe plaghe. Dan 12wert, selc stont, die tijt soe onghenatuert ende soe heet 13dat, in selken lande, verdorren en̄ verdroghen crude ende 14boeme, ende in selken wateren, versmachten en̄ sterven 15sommighe vissche, en̄ op ertrike quelen ofte sterven som- 16mighe menschen. En̄ des en es niet allene sake die sonne; 17want soe waert in allen landen ghemeene, en̄ in allen wateren 18en̄ in allen menschen. Mer des es, selke wile, sake onaer- 19dicheit en̄ onghetempertheit der materien daer die sonne 20in werket. Alsoe ghelikerwijs, alse de mensche comt in 21desen ongheduerighen wesene, so valt hi rechte inde hont- 22daghe, en̄ die scijn godliker rayen berret soe sere en̄ soe 23hete van boven, en̄ die minnende ghewonde herte wert soe 24ontfunct van binnen, alse de hitte der affectien en̄ onghe-

[pagina 85]
[p. 85]

1duer der begheerten alsoe sere onfunct wert, dat de mensce 2valt in ongheduere en̄ ongepaytheden, rechte alse ene vrouwe 3die in arbeide es van kynde en̄ niet ghenesen en can. Wilt 4dan de mensce scouwen sonder onderlaet in sine eyghene 5ghewonde herte, en̄ inden ghenen dien hi mint, soe mecret 6dat wee altoes. Soe langhe meeret die quale, dat de mensche 7ane der lijfliker naturen verdorret ende verdroghet, rechte 8alse die boem in heten lande, en̄ hi stervet in woede van 9minnen, en̄ vaert sonder vaghevier te hemelrike. Al stervet 10hi wel die van minnen stervet, nochtanGa naar voetnoot(1), alsoe langhe alse 11die boem goede vrucht draghen mach, soe en sal menne niet 12afhouwen en̄ verderven. Bi wilen soe vloyt God met groter 13soeticheit in die woedighe herte; soe zwemmet dat herte in 14welden, ghelijc den vissche inden watere, ende die ynnichste 15gront des herten berret in woede en̄ in caritaten uut weldi- 16ghen zwemmene inden gaven Gods, en̄ ute weldigher onghe- 17duerigher hitten der minnender herten. En̄ hier in langhe te 18blivene, verdervet die lijflike nature. Alle woedighe men- 19schen moeten in dien wesen quelen; maer si en sterven niet 20alle, connen si hem wel regerenGa naar voetnoot(2).

voetnoot(3)
Sur. licèt frugiferum sit.
voetnoot(1)
Deze conjonctie staet enkelyk in L en M., maer behoort tot den zin.
voetnoot(2)
Sur. Denique quotquot ita impatienter amant, et sic amore aestuant, omnes quidem in hoc statu languescunt, sed non omnes moriuntur, si tantùm benè se gerere nôrunt.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken