Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheit (1868)

Informatie terzijde

Titelpagina van Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheit
Afbeelding van Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheitToon afbeelding van titelpagina van Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheit

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.28 MB)

XML (0.61 MB)

tekstbestand






Editeur

F.A. Snellaert



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheit

(1868)–Jan van Ruusbroec–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Hoe wi Gode ontmoeten selen in allen onsen werken. C. LXII.

19Nu verstaet hoe wi, in elken werke, Gode ontmoeten 20selen en̄ toenemen in meere ghelijcheit, en̄ edelikere besitten

[pagina 145]
[p. 145]

1die gebrukelike enicheit. Ieghewele goet were, hoe elcine 2dat es, dat met minnen en̄ met opgherechter eenvoldigher 3meyninghen wert ghedraghen in GodeGa naar voetnoot(1), verdient meerre 4ghelijcheit en̄ ewich leven in Gode. Die eenvoldighe mey- 5ninghe trect die ghesprayde crachtenGa naar voetnoot(2) te gadere in enicheit 6des gheests, en̄ voeghet den gheest in GodeGa naar voetnoot(3). Die eenvol- 7dighe meninghe es einde ende beghin ende chierheit alre 8doghede. Die eenvoldighe meyninghe offert Gode lof en̄ ere 9en̄ alle doghede; en̄ si lidet en̄ doergheet hair selven en̄ 10alle hemele en̄ alle dinc, en̄ si vindet Gode inden eenvol- 11dighen gronde haers selfs. Die meyninghe es eenvoldich, die 12niet en meint dan God in alle dinc in ordinen te Gode. Die 13eenvoldighe meyninghe verdrivet gheveystheyt en̄ twevul- 14dicheitGa naar voetnoot(4); en̄ de mensche salse houden en̄ oefenen in allen 15sinen werken boven alle dinc; want si houdet den men- 16sche yeghenwoirdich Gode, claer in verstane, eerenstach- 17tich in doghedenGa naar voetnoot(5), en̄ vri van vremder vresen, beyde hier 18en̄ inden daghe des ordels. Die eenvoldighe meyninghe, dat 19is die simpele oghe daer Christus af sprect, die al den 20lichame, dat sijn al smenschen werke en̄ al sijn leven, lich- 21tende en̄ puer van sonden houdet. Die eenvuldighe mey- 22ninghe, dat es des gheests inwendighe verlichte minlike 23neyghinghe: si is dat fondament alre gheestelicheit; si hevet 24in hare besloten ghelove hope en̄ minne; want si ghetrouwet 25Gode, en̄ si es hem ghetrouwe. Si terdet die nature onder 26die voet, en̄ si maect vrede, en̄ si verdrivet muermereringhe 27des gheests, en̄ si behoudet levendich alle doghede. En̄ si 28ghevet vrede, hope en̄ coenheit te Gode, beide hier en̄ vore 29dat ordel Gods.

[pagina 146]
[p. 146]

1Aldus selen wi wonen in enicheit des gheests, in gra- 2cien en̄ in ghelijeheden, ende altoes Gode ontmoeten met 3middele der doghede, en̄ offeren hem al onse leven en̄ al 4onse werke in eenvoldigher meyninghen: soe werden wi alle 5uren in elken werke ghelikere. En̄ overmits den gront eenvol- 6digher meyninghen, so liden wi ons selven ende ontmoeten 7Gode sonder middel, ende rasten met hem inden gront der 8eenvoldicheit: daer besitten wi dat erve, dat ons bereet is van 9ewicheyt. Alre gheeste leven en̄ doechdelic werken besteet 10in ghelijcheden met eenvoldigher meyninghen; ende al haer 11hoechste rasten in eenvoldicheden boven alle ghelijcheit. 12Nochtan onthoghet yeghewelc gheest den anderen in doghe- 13den en̄ in ghelijcheden, en̄ besit sijn eyghen wesen in hem 14selven na sine edelheit. Ende God is yeghewelken ghenoech 15in ere sonderlincheitGa naar voetnoot(1); en̄ yeghewelc soeket Gode inden 16gronde sijns gheests, na mate sijnre minnen, beide hier ende 17inder ewicheit.

voetnoot(1)
referatur ad Deum, zegt Surius.
voetnoot(2)
Sur. vires animae dispersas.
voetnoot(3)
Sur. et spiritum ipsum Deo accommodat et adjungit.
voetnoot(4)
duplicitatem, zegt Surius.
voetnoot(5)
Sur. intelligentia perspicacem, in virtutibus strenuum.
voetnoot(1)
Sur. et Deus ipse singulis singulatim sive singulari quodam modo facit satis.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken