Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheit (1868)

Informatie terzijde

Titelpagina van Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheit
Afbeelding van Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheitToon afbeelding van titelpagina van Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheit

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.28 MB)

XML (0.61 MB)

tekstbestand






Editeur

F.A. Snellaert



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheit

(1868)–Jan van Ruusbroec–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Vanden anderen grade der gaven van Verstendicheit. C. LXVII.

22Alse die locht wert doerscenen mit claerheden der sonnen, 23soe wert vertoent scoenheit en̄ rijcheit van alder werelt, en̄ 24des menschen oghen werden verclaert, en̄ hi werdet verblijt 25in menichfoldich onderscheet van verwen. Alsoe ghelikerwijs, 26alse wi eenvoldich sijn in ons selven, en̄ onse moghenlike 27verstaen wert verclaert en̄ doerschenen met den gheeste der 28verstendicheit: soe moghen wi bekennen die hoghe eyghen-

[pagina 155]
[p. 155]

1scape die in Gode sijn, die oirsake sijn alle sire utevloyender 2werke. Al moghen die werke alle menschen verstaen, ende 3Gode overmits sine werke, nochtan en mach die eyghenscap 4der werke Gods nieman ghevoellic, noch eyghenlike verstaen 5na wise haers gronts, het en si overmits dese gave. Want si 6leert ons speculeren, en̄ bekennen ons selfs edelheyt; ende si 7gheeft ons ondersceet in dogheden en̄ in alre oefeninghen, 8hoe wy leven selen sonder dolen nader ewigher waerheit: en̄ 9dien si verlicht, hi mach wandelen inden gheeste, ende met 10verlichter redenen merken en̄ verstaen alle dinc te rechte in 11hemel en̄ in erde. En̄ hier omme wandelt hi in den hemel, 12en̄ aensiet en̄ merket met allen heylighen die edelheit sijns 13minnaren, sine onbegripelike hoecheit, en̄ sine afgrondighe 14diepheit, lancheit en̄ brectheit, wijtheit en̄ waerheit, sine 15goede en̄ sine onsprekelike mildicheit, en̄ al selke minlike 16eyghenscape, die in Gode onsen minnare sijn sonder ghetal, 17en̄ alle grondeloes in sire hogher naturen: want hi eest selve. 18Dan sleet die verclaerde mensche sine oghen neder op hem 19selven, ende op allen menschen, ende op allen creaturen, 20ende merket hoese God ute sire vrier mildicheit alle ghe- 21scapen en̄ ghegavet heeft, inder naturen, in menigher- 22wijs; en̄ hoe hise gaven en̄ rike maken wilt, boven nature, 23met hem selven, eest dat sijt soeken willen en̄ begheren. 24Alselc redelijc ghemerc in menichfuldich ondersceet der 25rijcheit Gods, verblidet onsen gheest, eest dat wi, over- 26mits godlike minne, ons selfs ghestorven sijn in Gode, 27en̄ leven en̄ wandelen inden gheeste, ende smaken diere 28dinghen die ewich sijn. Dese gave der Verstendicheit toent 29ons die enicheit die wi in Gode hebben en̄ besitten, over- 30mits gebrukelike onsonkene minneGa naar voetnoot(1), ende die ghelijcheit

[pagina 156]
[p. 156]

1Gods, die wi in ons selven hebben overmits caritate en̄ doe- 2ghede. En̄ si gheeft ons licht en̄ claerheit, daer wi in wan- 3delen moghen inden gheeste met onderscede, en̄ speculeren 4en̄ bekennen Gode in gheesteliken gheliken, en̄ ons selven 5en̄ alle dinc, na wise en̄ na mate des lichts en̄ naden wille 6Gods, en̄ na edelheit ons verstaens. Dit es dat ander poent 7hoe die ghemeyne mensche verclaert wert.

voetnoot(1)
Sur. per fruitivum et penitùs absorbtum amorem.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken