Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheit (1868)

Informatie terzijde

Titelpagina van Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheit
Afbeelding van Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheitToon afbeelding van titelpagina van Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheit

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.28 MB)

XML (0.61 MB)

tekstbestand






Editeur

F.A. Snellaert



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheit

(1868)–Jan van Ruusbroec–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Van drien poenten die enen ynnighen mensche maken. C. II.

25Voertmeer, sal dese goede mensche werden een ynnich 26gheestelijc mensche, daer toe behoren noch drie ander pun-

[pagina 197]
[p. 197]

1ten. Dat ierste punt is onverbeeltheid van herten; dat ander 2punt is gheestelike vriheit inder begherten; dat derde punt 3is inwendighe eninghe te ghevoelene met Gode.

4Nu merke yeghelike hem selven, dien dunct dat hi ghees- 5telic is. Soe wie onverbeelt wilt sijn van herten, hi en mach 6gheen dinc met liefden besitten; noch aen nyemende met 7willigher gheneychtheit cleven noch wandelenGa naar voetnoot(1); want alle 8wanderinghe, en̄ alle liefde, die puerlic om die ere Gods niet 9en is, die verbeelt des menschen herte: want si en is uut 10Gode niet gheboren, mer uut den vleysche. En̄ hier om, sal 11die mensce gheestelic werden, soe moet hi alre vleyscheliker 12ghenoechten en̄ liefde vertien; en̄ aen Gode allene met luste 13en̄ met liefde eleven, en̄ hem alsoe besitten. En̄ daer mede 14wert verdreven alle verbeeltheit en̄ alle ongheoirdende liefde 15ten creaturen. En̄ in desen besittene Gode met liefden, soe 16wert die mensche van binnen onghebeelt; want God is een 17gheest die nyemant eyghentlijc ghebeelden en can. Mer in- 18der oefeninghe, sal die mensche goede beelde voirnemen, 19alsdat doghen ons Heren, en̄ alle die dinghen die verwecken 20moghen te meerdere devocien. Mer inden besitten Gode, soe 21moet die mensche vallen op een blote onghebeeltheit, die 22God is, en dit is dat ierste punt en̄ dat fondament in enen 23gheesteliken levene.

24Dat ander poent, dat is inwendighe vriheit, dat is dat hem 25die mensche onverbeelt en̄ onghehindert verheffen mach te 26Gode in alre inwendigher oefeninghe dat is in danke en̄ in 27love, in weerdicheden, in devoten ghebede en ynnigher 28liefden, en̄ in alle den dinghen die lust en̄ liefde werken can, 29overmits hulpe der gracien Gods, en̄ inwendighen ernst tot 30alre gheesteliker oefeninghe.

[pagina 198]
[p. 198]

1Overmits deze inwendighe oefeninghe, ghereyctmen dat 2derde punt, dat is, datmen ghevoelt ene gheestelike eninghe 3met Gode. Soe wie dan hevet, in sijnre inwendigher oefenin- 4ghe, enen onverbeelden vrien opgane tot sinen Gode, en̄ niet 5en meint dan die ere Gods, hi moet ghesmaken der goetheit 6Gods; en̄ hi moet van binnen ghevoelen ghewarighe eninghe 7met Gode. En̄ in dezer eninghe wert volmaect een inwendich 8gheestelic leven; want uut deser eninghen wert die begheerte 9altoes van nuwes gherenen en̄ verweet tot nuwen inwendighen 10werken. En̄ al werkende is die gheest opgaende in een nuwe 11verenighen. En̄ aldus vernuwet were en̄ eninghe altoes; en̄ 12dit vernuwen in werken en̄ in eninghe, dat is een gheestelike 13leven. En̄ aldus moechdi proeven, hoe die mensche goet is, 14overmits sedelike duechden met rechter meninghe; en̄ hoe 15hi gheestelic werden mach, overmits inwendighe duechden en̄ 16eninghe met Gode. En̄ sonder dese punten en mach hi goet 17noch gheestelic sijn.

voetnoot(1)
Sur. neque cuiquam voluntaria propensione vel affectu adhaerere aut adesse sive conversari familiariter.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken