Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken (1744)

Informatie terzijde

Titelpagina van Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken
Afbeelding van Alle de ontleed- genees- en heelkundige werkenToon afbeelding van titelpagina van Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (22.04 MB)

Scans (1253.27 MB)

XML (3.92 MB)

tekstbestand






Vertaler

Ysbrand Gysbert Arlebout



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
verzameld werk
non-fictie/natuurwetenschappen/geneeskunde


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken

(1744)–Fredericus Ruysch–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 653]
[p. 653]

Verklaring Der Figuuren van 't vyfde cabinet.

De Eerste Plaat.

De Eerste Figuur

Wyst ons aan de na-geboorte van een Mensch.

A. De oppervlakte des Moerkoeks, dewelke tegen de Lyf-moeder aanzit, en met een ruyg bekleetzel bezet is.
B. Het ruyg-agtige gedeelte van 't Vlies Chorion, 't welk van de Moerkoek af-hangt.
C. Het dunste gedeelte van 't gezeyde vlies Chorion, afgeschyde van 't dikke en ruyge gedeelte, 't welk te onregt voor het vlies Alantois werd gehouden.
D. Een gedeelte van de Moer-koek, 't welk ontdaan is van 't gezeyde ruyg-agtig bekleetzel, klaarlyk aanwyzende, dat deszelfs wezen niet anders is, als een t' samenstel van bloet-vaten, zonder het tussenkomen van eenige de minste zoo zeer beroemde kliertjens.
E. De Navel-streng.
F. Dat gedeelte van 't ruyge-vlies, 't welk de oppervlakte bekleet, die na de Lyf-moeder ziet, en daar mede vereenigt is.
G. Een gedeelte van het vlies Amnios.

De Tweede Figuur

Wyst ons aan het afbeeltzel van de nageboorte van een onvoldrage, en ontrent twee maandig Schepseltje, 't welk na 't vergaan of smelten van 't Schepseltje, nog in de Lyf-moeder meer en meer is geperst en verhard geworden; en hierdoor is 't, dat het niet minder als een nageboorte komt te verbeelden.

A. Des Moer koekjes uyterlyk wezen.
B. Een opening van my door de schaar gemaakt, om in de holligheyd te konne zien.
C. Een gedeelte van 't geronne bloed, 't welk in de inwendigen hals van de Lyfmoeder heeft gezeten, en zig hier als een steeltje opdoet.

[pagina 654]
[p. 654]

Aanmerkt ondertussen, dat het Schepseltje van die ouderdom vernietigt of gesmolten zynde, het Moer-koekje en vliezen met veel bloed gemeenlyk bezet zyn, waar door de nageboorte veel grooter in dikker schynt te weezen, als zy in der daad is.

De Tweede Plaat.

De Eerste Figuur

Stelt ons voor oogen het afgezaagt Hooft van een Dye-been.

A. Het gladde, en uyterlyke deel, 't welk met kraakbeen bekorst is.
B. Het inwendige Sponcieusbeenige gedeelte.
C. Het buytenste en groevige deel, met geen kraakbeen omvangen.
D. De uyterlyke vastbeenige schille des beens, dewelke zeer gering zynde, aan de eene zyde naulyks te zien is.

De Tweede Figuur

Wyst ons aan het bovenste gedeelte van 't Dyebeen van een Jong, dog volwassen Perzoon, 't welk van de twee Trochanteres, of alzoo genaamde uytwassen, (die ik Bastaart-uytwassen noeme) ontbloot is.

A. Het afgezaagde gedeelte van 't gezeyde been.
B. Het kleenste uytsteekzel, waar van door 't koken de kleene Trochanter afgeweken is.
C. De hals van 't Dyebeen, waar van het Hooft is afgezaagt, om alzoo het inwendige Sponcieus-beenig wezen, als mede de dunheyd van de vastbeenige en uytwendige schille te konnen zien.
D. De gezeyde beenige schille, die aan de eene zyde byster dun is, en oorzake geeft tot het ligt breken des beens op die plaatse.
E. De Sponcieuse beenigheyd van den hals van dit been,

De Derde Figuur

Verbeelt de kleene Trochanter, die door het koken van 't waare deel des Dyebeens is afgeweken.

De Vierde Figuur

Wyst aan het bovenste gedeelte van de Herssen-panne van een kleyn Kind, in wiens holte nog vast zit het harde Herssen-vlies, met deszelfs slagaderen, die met een rootwassige stoffe opgevult zyn.

[pagina 655]
[p. 655]

A. Een gedeelte van de buytenste oppervlakte van de Herssenpanne.
B. De Cours dezer Slagaderen door het harde Herssenvlies.
C. Derzelver cours langs de zyde van 't Zeysen-wyze uytsteekzel onder de Fontanella.
D. De Groeve van den Zeysen-wyze uytsteek.
E. De Zeyse.

In De Derde Plaat

Werden vier Figuuren gevonden, waar van de

De Eerste Figuur

Ons vertoont een gedeelte van de Staart, en Heylig been van een kindt, als mede een deel van het lighaam van het laatste Wervelbeen van de Lendenen; dit alles werd in twee deelen na de lengte verdeelt zynde, op zyde gezien.

A. Een gedeelte van 't lighaam van het laaste wervelbeen van de Lendenen.
B. Het uytwendig en Sponcieus-beenige gedeelte.
C. De holte tusschen het lighaam van het laaste Wervel-been der Lendenen, en 't eerste van 't Heilig been.
D. De spatien tussen de Lighamen der Wervel-beenderen van 't Heyligbeen, dewelke ook wel eenigzints holligheden verbeelden, egter geen holligheden zyn, ziet men ook datze van boven af successivelyk minder en minder daar na gelyken.

De Tweede Figuur

Letter A. Vertoont een gedeelte van de Rugge-graat van een jong Kint, 't welk in twee deelen na de lengte gescheyden is, en zydelings kan gezien werden.
Letter B.B. De inwendige sponcieus-beenige substantie der Wervelbeenderen.
C.C. De holligheden, die men tusschen de lighamen der Wervel-beenderen vint.
D. Een gedeelte van 't ruggemerg.
E. Deszelfs bekleetzel, 't welk met het harde Herssen-vlies een continueel lighaam is.
F.F. De Kraakbeenige, en Doorn-agtige, uitsteken.

[pagina 656]
[p. 656]

De Derde Figuur

Letter A. Vertoond ons het Lighaam van een Wervel-been des Ruggegraats apart.
B. De Mootwyze Banden tusschen de lighaamen der Wervel-beenderen geplaast.

In de Vierde Figuur

Werd verbeeld een gedeelte van een ontaarde Voorvoet, wiens substantie veel zagter als been is geworden, wegens een voorgaande Wint-doorn (Spina Ventosa). Alle deze Kooten zyn tot een Lighaam geworden, en als in een gesmolten.

De Vyfde Figuur.

Vertoont ons drie beentjes of steentjes in het Pynappels-kliertje (Glandula Pinealis) van een Mensch gevonden; deze hangen aan een hayrtje.

 

EYNDE.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken