Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken (1744)

Informatie terzijde

Titelpagina van Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken
Afbeelding van Alle de ontleed- genees- en heelkundige werkenToon afbeelding van titelpagina van Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (22.04 MB)

Scans (1253.27 MB)

XML (3.92 MB)

tekstbestand






Vertaler

Ysbrand Gysbert Arlebout



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
verzameld werk
non-fictie/natuurwetenschappen/geneeskunde


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken

(1744)–Fredericus Ruysch–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 865]
[p. 865]

Voorreden.

DE reden, waarom gy my, Goetgunstige Lezer, op nieuws in zo een hogen ouderdom te voorschyn ziet komen, is, om dat ik door de goetheydt van den goedertierenen Godt, verscheyde zaken wederom ontdekt hebbe, die ik gaarne voor myn doot aan de geleerde Waerelt wil mededelen, onder de naam van De Laatste Oeffeningen, of het Grootste Ontleetkundige Cabinet, alle de voorgaande overtreffende: waar in over de tweehondert en twintig voorwerpen gezien worden, onder welke vele zaken voorkomen, die ik noyt te vore van andere beschreven gezien hebbe.

Latenwe eerstelyk eens beschouwen, op hoe een wonderbaarlyke wyze de Almogende Schepper de ware gesteltenis van de poortader gewrogt heeft! want alhoewel deszelfs takken uyt een en de zelfde bron of stam voortkomen, verschillenze echter zeer veel van malkanderen, 't welk tot nog toe niemant door figuren ons vertoont heeft. Zy hebben ook een geheel andere gesteltenis, niet alleen in de lever, maar ook in de darmen, klierbedde, enz. gelyk men alhier, en in het derde tiental van aantekeningen zien kan.

In deze verzameling van voorwerpen wort ook aangewezen, hoe groot het onderscheydt tusschen de loop en gesteltenis der takken van de poort, en holader is, niet alleen in de lever, maar ook in 't gedarmte: mogelyk, gelyk ik gemakkelyk zou konnen toestemmen, om iets byzonders te ondergaan.

Verders kan men hier zien, dat de takken van de bloetvaten, die zich door 't darmscheil verspreyden, in zo dunne takjes eyndigen, dat ze op verscheyde plaatzen dunder, als een spinnewebbe zyn; 't welk ik alhier ook met een figuur afgebeelt hebbe. De gemelde darmscheilvaten, wanneerze het darmscheil verlaten, nemen zy een gehele andere loop en natuur aan; 't welk waarlyk te verwonderen is.

Nadien 'er onder de Schryvers zeer veel gezintwist is, over het ware wezen of gesteltenis van de Milt, heb ik enige voorbeelden in deze verzameling gestelt, waar uyt een yder, die dezelve belieft te zien, klaar genoeg zal blyken, hoe de zaak gelegen is.

Onder de dingen, die tegen de wetten van de natuur in dit Cabinet voorkomen, is 't voornaamste een stuk van 't Dyebeen van een Mensch, hebbende een wanschape dikte: want het benig gedeelte is in een natuurlyke staat zo dik, gemeenlyk omtrent als een schryfpen, maar hier is 't

[pagina 866]
[p. 866]

dikker als een duym van een mensch; daar en boven is 't in 't geheel celluleus geworden, mogelyk van een toevloeyende vogtigheydt, en een verouderde [Anasarca] waterzugt?

Hier zullenwe ook 't geschil van de zogenaamde huytkliertjes, die ik houde voor zenuwtepeltjes en werktuygen van 't gevoel, kunnen bestissen.

En die begerig is te zien, dat den bast der herssenen vaatagtig is, en geenzints uyt langwerpige ronde lichaamtjes bestaande; als mede den nieuwen Oogrok, die Myn Zoon Hendrik den Ruysschiaanschen rok genaamt heeft, zal hy hier een goede gelegent heidt toe hebben.

De Boerhaaviaansche holletjes of groefjes, by de Schryvers kliertjes genaamt, komen nergens duydelyker in te voorschyn, als in de darmen van een Walvis, en daarom heb ik haar ook een plaats in dit Cabinet vergunt.

Alhier vint men ook het netwyze lichaam van Malpighius, gelegen onder de Opperhuyt, niet alleen uyt Europianen, maar ook uyt een Zwarte en halve Zwarte, en een Walvis genomen, 't welk alle tegenspraak en twist wegneemt, zo dat 'er na deze over 't ware wezen van 't gemelde lichaam niet meer getwyffelt moet worden. Ondertusschen zyn ze ook verre van de weg af, die vast stellen, dat het gemelde netwyze lichaam niet over al onder de opperhuyt in 't lichaam van een Mensch gevonden wort, dewyl ik 't tegendeel alhier voor 't oog doe blyken: tot dien eynde heb ik dit Cabinet versiert met een stukje van de Opperhuyt, aan 't welk nog voor een gedeelte het netwyze lichaam vast zit, en voor een gedeelte daar van afhangt. By dit alles worden ook de tepeltjes, het netwyze lichaam, en 't bekleetzel van een Walvistong vertoont.

Waar in [embryo humanus] een menschelyk schepzeltje, of 't eerste begin daar van, van [foetus humanus] de Vrucht of een onvoldrage Kintje verschilt, is hier mede te zien; ik hebbe eenige ongeboore blanke Kindertjes, van verscheyde ouderdom, hier by gevoegt, als mede twee witte Geraamtens van Kindertjes, die in Grafsteden uyt kostelyk Oostindisch hout gemaakt, nederleggen, en dat boven op rustbedtjes, van blaauwe zyde gewrocht.

Voor dezen hebbe ik ongemene [exostoses] uytwassingen van beenderen vertoont, maar hier ziet men tot grote verwondering een uytwasch van een Oliphants tandt, en dat wel in deszelfs holligheydt gevonden: deszelfs afbeelding zal ik om de wonderlyke gedaante, in 't vierde tiental trachten te vertonen.

Onder de Ontleetkundige vint men ook verscheyde Kruydtkundige za-

[pagina 867]
[p. 867]

ken, dewelke een grote overeenkomst hebben met onze ingewanden, namentlyk vruchten, als Peren, Pruymen, Apricozen, enz. die ik (op dat ik zo spreke) tot Geraamtens gebragt hebbe, en hier bygevoegt, om de onuyt sprekelyke Werken Godts te doen zien, en myne stelling ontrent de gesteltenis en 't gebruyk der vaten te bevestigen.

Buyten dit alles is dit ons grootste Cabinet met enige dozen voorzien, waar in zeltzame kruyden en bloemen begrepen zyn, en worden versiert met [papiliones] kapelletjes, en andere [insecta] bloedeloze diertjes, uyt beyde de Indiën overgebragt: Deze doosjes houde ik als levendige kruydtboeken, waar in de bloemen hare natuurlyke vorm bewaren, en de couleur vele Jaren lang behouden. In de levendige Kruydtboeken, die ik tot nog toe by andere gezien hebbe, en gelyk ik zelfs gewoon ben geweest te doen, wordt alles tusschen papieren gedrukt en gedroogt, waar door ze van de natuurlyke gesteltenis afwyken; maar hier ziet men in tegendeel, gelyk 't leefde, 't welk alles vermaaklyk voor 't gezicht is.

't Zou te lang duren, meer zeltzame zaken op te tellen, die ons in dit Cabinet voorkomen; dog dit wynige strekt maar om een denkbeelt van 't verdere te geven; want, volgens het spreekwoort, uyt de klaauw kent men de Leeuw.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken