Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken (1744)

Informatie terzijde

Titelpagina van Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken
Afbeelding van Alle de ontleed- genees- en heelkundige werkenToon afbeelding van titelpagina van Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (22.04 MB)

Scans (1253.27 MB)

XML (3.92 MB)

tekstbestand






Vertaler

Ysbrand Gysbert Arlebout



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
verzameld werk
non-fictie/natuurwetenschappen/geneeskunde


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken

(1744)–Fredericus Ruysch–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

III.
Van de Kliertjes, en Zenuwtepeltjes in de Huyt van een Mensch.

WEl aan, laat ons eens zien, wat de gedagten hier van zyn? Die groote, en heldere lichten in de ontleetkunde Steno, Swammerdam en Malpighius hebben verzekert, dat ze beyde in de huyt tegenwoordig zyn. De volgende, gelyk 't gemeenlyk geschiet, hebben deze Autheuren nog veel in de stoutheydt van dezelve staande te houden, overtroffen, schoonze met minder voorraat van proeven waren gewapent; maar in verdichtzels vruchtbaarder. Ik hebbe deze delen wel eer in figuren zodanig afgebeelt gezien, dat ik met regt verstelt was over zodanig een ongetoomde vryheydt van verdichten; aanzie de platen, dewelke de zeer beroemde Professor Bidloo in zyn groot ontleetkundig werk heeft uytgegeven, vergelyk daar na de naauwkeurige overweging van de zaak zelfs, op dat ge ziet, hoe verre dikmaals de Autheuren gaan, en wat omzichtigheydt men van noden heeft, eer een natuur onderzoeker zich op haar veylig vertrouwt. Ondertusschen beken ik, dat ik na zo vele ondernemingen deze klieren nooyt zodanig heb kunnen ontdekken, dat ik ze zou kunnen beschryven, ja 't heeft my niet eens moge gebeuren, dezelve te zien; derhalven betuyge ik hem verpligt te wezen, die ze my op die plaats voor myn gezicht brengt. Ondertusschen kan ik aan alle liefhebberen vertonen, en dat wel maar alleen, het zenuwagtige, werktuyg van de huydt, tot het oeffenen van [tactus] 't gevoel geschikt: Want wanneer ik onlangs de bloetvaten in de [crura] schenkels van een mensch tot een ander gebruyk met myne Waschagtige stoffe opgevult hadde, met een voornemen om iets anders daar door te onderzoeken, gebeurt het by geluk dat ze beyde zodanig vervult wierden, dat ze ten eenemaal over al root van couleur waren, wegens de ontelbare veelheydt der vaatjes. Als ik dit met blydtschap beschouwde, vernam ik aanstonts duydelyk langs de gehele huydt, dat 'er witagtige plaatzen waren, zynde nochtans eenigzints opgezwollen, en tot een stompe punt verheven,

[pagina 946]
[p. 946]

waar uyt ten laaste [pili] de haayren voortquamen; Na dat ik dezelve wel bezichtigt hadde: heb ik gemakkelyk kunnen oordelen, dat ze voor de [papillae nervosae] zenuwagtige tepeltjes, buyten de opgevulde kleynste vaatjes uytpuylende, te houden waren. Voornamentlyk doet hier te gelyk toe deze wonderbare aanmerking, dewylze in den gehelen omtrek van de schenkel, en voet duydelyk overal gezien wierden, en nogtans wiert 'er geen een gevonde in 't bultige deel van de voet, 't welk men gemeenlyk den rug noemt. Wat zal men daar nu uyt oordelen? Mogelyk is dit gedeelte minder bequaam tot [tactus] het gevoel. Beproeft 't, en gy zult het bevinden. Zyn 'er derhalven aldaar geen tepeltjes? dat zal ik niet zeggen, ze komen weyniger te voorschyn, om dat ze misschien kleynder, en dieper gelegen zyn.

Nu ben ik gedwonge te bekennen, dat ik voor dezen niet alleen gelooft, maar ook met geschrift verzekert hebbe, dat 'er deze huydtkliertjes by waren. Dog dit heb ik te driftig, en door 't gezag en proeven van by na alle ontleders vervoert zynde, gedaan: Nogtans moet men weten, dat 'er geen onder alle de bewysredenen aannemelyker is, 't gene leert dat 'er deze klieren byzyn, als die wonderbare [tubercula] gezwelletjes of knobbeltjes in ziektens, dewelke zich zo menigmaal, uyt de huyt zelfs, onder de opperhuydt verheffen, en uytpuylen, gelyk ik zelfs vele zodanige puysjes in myne vergadering beware om te laten zien. Maar ik hebbe na dat ik ze met naauwkeurigheydt onderzogt hebben, geoordeelt, dat het geen klieren, maar zekere verheventheden van de opperhuydt waren.

Ik bekenne, ook niet vreemt te zyn van 't gevoelen, dat myne goede Vrient, de zeer vermaarde Heere Boerhaave, openbaar Hooghleeraar der geneeskonst, kruydtkunde, en van 't oeffenende deel der geneeskonst in de Hollantsche Hooge School te Leyden, my mondeling en in geschrift verklaart heeft.

Hy heeft namentlyk ontdekt, dat 'er onder de opperhuydt in de huydt zelfs, of zomtydts onder dezelve, zekere kleyne ronde [receptacula] ontfang plaatsjes, uyt een omslach van een dun vliesje t' zamen gestelt, zitten. Deze merkt hy aan in haar opperste gedeelte, alwaar ze na de opperhuydt zien, zodanig geopent, datze nogtans met een naauwe mont ooluyken, op dat ze niet al te lichtelyk het ingeslotene vogt uytstorten zoude. Hy heeft ook duydelyk de opperhuydt zelfs aldaar doorboort gezien, alwaar de [emissaria] uytlozingen dezer [folliculi] blaasjes of zakjes zyn. Zo dat 'er een doortogt is, ja zomtydts een ruyme, uyt de [specus cavi] holletjes of blaasjes in der zelver montjes,

[pagina 947]
[p. 947]

en daar uyt wederom door de opperhuydt, boven deze montjes gapende, openstaande. Het vlies, waar uyt ze bestaan, wort van alle kanten doorboort van de uyterste pypjes der vaatjes, aanbrengende eene zachte, vettige vogtigheydt. Als dit vogt, gansch versch zynde, daar nederstort, is 't dun, helder, zonder reuk of smaak. Maar wanneer 't hier ter plaatze ontfangen, door eenige traagheydt langer blyft zitten, deszetfs vloeybaarste gedeelte vervliegende, wort het dikker, en verkrygt den aardt van een taye wasch, by na aan alle olien eygen, staat stil, waassemt naauwlyks uyt, wort vermeerdert, maakt [tubercula] knobbeltjes of puysjes, en verschaft een zeer veelvuldige, schoon van anderen over 't hooft geziene, oorzaak van huydtqualen. Hy meent, dat dit [humor Vnctuosus] smerige vogt in een volkome gezontheydt dient, om de buytenste delen te verzagten, los te maken, voor verharding en verdroging te verhoeden, en in een behoorlyke buygzaamheydt te bewaren, maar dat uyt gebrek van 't zelfde zware gebreken ontstaan. Hy verzekert, dat dit het olieagtige vogt is, 't welk Leeuwenhoek door zyne nieuwe vindingen voor 't gezicht vertoont, 't gene hy my zelfs door zyne groote beleeftheydt heeft laten zien. Dat dit dezelfde vogtigheydt is, waar mede het aangezicht van gezonde menschen bedekt is, ter zelver tydt als ze na een zagte en volkome slaap verquikt zynde, het aanschyn blinkende, gelyk als met olie bestreken, vertonen.

Dat dit zelfde vet de [capilli] haayren besmeert, langs dezelve heen vloeyt, en een smerige buygzaamheydt aan haar verschaft, op dat ze door verdroging niet zouden splyten, 't welk anderzints een onder de gebreken van de haayren is.

Dat deze werktuygen voornamentlyk gevonde worden op die plaatzen van 't lichaam, alwaar de delen meer voor de lucht bloot staan, en tegen malkanderen aangelegen zyn, vryven, of groteyks worden geschut en geroert. Hierom verschynenze voornamentlyk by de oogschelen, 't aangezicht, neus, oxels, liesschen, voorhuydt, billen, en onder de voet.

Als dit vogt verdikt wort, maakt het die kleyne witte tepeltjes, kleyne [glandes] ekeltjes verbeeldende, zynde menigmaal in 't aangezicht, voornamentlyk op de neus: deze sterk gedrukt zynde, werpen een taaye, witte, en waschagtige stoffe uyt. Indien de blaasjes meer vervult worden, wordenze [tubercula parva] kleyne gezwelletjes, die met de daar bygelegene delen te ontsteken, een rodigheydt, jeukte, en puysjes, verscheyde van couleur, en onaangenaam voor 't gezicht, ma-

[pagina 948]
[p. 948]

ken. Wanneer ze nog meer opzwellen, begint de [crassamentum] droessem door den [meatus] uytweg van 't blaasje tot aan de oppervlakte van de, opperhuydt door deszelfs opening uyt te lopen, en in dat gedeelte, 't welk voor de lucht bloot staat, blaauw, of zwart te worden; indien zulks tusschen twee tegen malkanderen overstaande vingeren met gewelt gedrukt wort, dan wort de taye stoffe uyt den opgezwollen buyk van 't ontfangplaatsje door den engen hals heen geperst zynde, in dien doortogt zelfs tot een [cylindrus contortus] gedraayt langront gevormt, 't welk, wegens den zwarten top, en 't lange, witte, en gedraayde lichaam zo naauwkeurig een [vermiculus] wormpje verbeelt, dat de geneesheeren, zo wel als de onkundige door deze verbeelding bedroge zynde, oordelen, dat ze met haare ogen wormptjes in de huydt gezien hebben.

Maar zoo deze opgehoopte stoffe, meer en meer aangroeyende, opzwelt, dan geeft het de ware en eenigste oorspronk aan Pap en honinggezwellen, voor zo veel de stoffe meer gelykent na Pap, of Wasch-honing. Ja zelfs oordeelt hy ook, wanneer zodanige gezwellen boosaardig worden, dat ze een [lepra] quaadtaardige schurft, en [cancer] kanker van de huydt, als mede [Elephantiasis] melaatsheydt verwekken.

Tot dus verre heeft hy my zyn gevoelen, over deze zaken verklaart hebbende, met weynige woorden medegedeelt, en myn verzoek toegestaan, om zulks by deze gelegentheydt gemeen te maken. Dog hy zoude dit stuk met meer redenen en zaken kunnen uytbreyden, en hier door leeren een oprechten manier om de gebreken van de huydt te genezen: Ik zelfs zal ook niet nalaten zulks verder te onderzoeken: ondertusschen zal niemant deze lichamen liever klieren, als onfangplaatsjes van een vettig vogt moete noemen. Gy ziet nu, waarde lezer, dat ik zo dwaas niet ben, dat ik ontkenne zou te bestaan, 't gene ik met myn eyge ogen niet beschouwe.

Zodanige ydelheydt zy verre van my? maar ik betuyge in oprechtigheydt, dat ik nooyt huydtkliertjes gezien hebbe, en dat ik hem, die ze my klaar aanwyst, ten hoogste verpligt zal zyn. Niemant denke, dat het zweten door gemelde kliertjes volbragt wort, schoon de meeste zulks M. Malpighius hier in voorgaande, toestemmen; Verre van daar: want de uyterste donzige eyndens der slagadertjes, dewelke zeer veel in dunte het fynste katoen overtreffen, zyn de pypjes zelfs, door welke de zweetstoffe overgebragt wort. Deze zelfde zweetpypjes waassemen de uytgediende en overtollige vogten onder de gedaante van een onzichtbaren rook uyt het lichaam. Zie daar, hier is my nu een ruym velt

[pagina 949]
[p. 949]

geopent, om verscheyde gevoelens van anderen over deze dingen, die ik zo even verklaart hebbe, te doorwandelen, maar 't zou my van myn voornemen aftrekken, namentlyk, om klaarblykelyke dwalingen, die ik zelfs ofte andere in de ontleetkunde begaan hebbe, zonder eenige haat, maar uyt een enkele liefde tot de waarheydt, te verbeteren.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken