Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken (1744)

Informatie terzijde

Titelpagina van Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken
Afbeelding van Alle de ontleed- genees- en heelkundige werkenToon afbeelding van titelpagina van Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (22.04 MB)

Scans (1253.27 MB)

XML (3.92 MB)

tekstbestand






Vertaler

Ysbrand Gysbert Arlebout



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
verzameld werk
non-fictie/natuurwetenschappen/geneeskunde


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken

(1744)–Fredericus Ruysch–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

VII.
Van den Borstklier of Zwezerik.

Naauwlyks heeft 'er geen gedeelte van 't menschelyke lichaam overvloediger stoffe tot twisten en oneenigheden gegeven, als het maakzel van een klier; dewyl men ondertusschen nog in twyffel is, hoedanig het byzondere maakzel daar van is, uyt welke deelen 't zelve bestaat, hoe de klieren volgens de wet van de natuur in ware onderscheydingen te verdeelen zyn, en wat eyndelyk haar oprecht gebruyk is? Indien 't hier myn voornemen was, naauwkeurig de Autheuren op te tellen, die over dezelve geschreven hebben, en uyt te leggen wat de klieren zyn, zou deze stoffe een volkome groot boek uytmaken konnen, en mogelyk zou 'er aldus veel tydts onnut verloren gaan. Derhalven zal ik kortelyks voor ditmaal alleenlyk bekent maken, wat ik oordeele van de [glandula thymus] Borstklier of Zwezerik; ondertusschen vriendelyk verzoekende, dat, wanneer iemandt wat beters gevonden heeft, hy niet wil nalaten my zulks mede te deelen. Voor deze in myn jeugdt heb ik gestadig myn tydt besteedt in 't oeffenen van de [anatome comparativa] ontleding der beesten; ik ontleedde toen dikmaals Paarden, veeltydts ook lichamen van Ossen, alleenlyk om wat te onderzoeken; eens is 't gebeurt, wanneer ik de borstklier van een Os onderzogt hadde, dat ik my verbeelde een byzondere [ductus] buys in dezelve ontdekt te hebben, waar door het vogt, in het maakzel van de klier gescheyden, afgeleydt wierdt. Ik beelde my in gelukkiger dan den Koning van Persien te zyn! De ader die door de borstklier verspreyde wort, vertoonde zich klaarlyk van zo een doorschynendt maakzel en dunte, als of het een Watervat zonder klapvliezen was geweest, en ze ontlaste zich in een van de mamaderen. Aanstonts heb ik dit aan den Schilder overgegeven, om daar een afbeelding van te maken (nadien ik toen ter tydt zelfs niet bequaamlyk genoeg schilderen konde) die de zaak zeer wel in een figuur uytgedrukt heeft: Naderhant, als ik deze zaak wat naauwkeuriger overwogen hadde, hebbe ik zulks aan de geleerde Waerelt niet willen mededelen. Maar wat quaadts zou

[pagina 1012]
[p. 1012]

ik daar mede gedaan hebbe? Deze tak uyt de borstklier spruytende, en van daar uytgaande, ontlaste zich klaarblykelyk in de mamader; ondertusschen was deze [canalis] pyp geheel en al van anderen verschillende, als zynde doorschynende en dun, volkome na een watervat gelykende. Indien zyn gebruyk was, het bloedt van deze klier wederkerende in de aderen te brengen, waarom zou dan deze eene ader zo veel van alle andere bloetvoerende aderen verschillen? Voorwaar de melkaderen van de eerste zoort bestaan uyt dikker en sterker rokken, als die van de tweede zoort. De geyl wort door de melkaderen van de eerste zoort gebragt boven in de verspreyde klieren van 't darmscheyl, en gaat wederom van onderen uyt de zelve klieren; maar daar na zyn de melkaderen van de tweede zoort breeder, en van maakzel even dun en fyn, als de watervaten, en hebben ook weyniger klapvliezen. Is 'er geen reden in de natuur, waarom deze dingen alzo gestelt zyn? Zo ge oordeelt, ja: dan zal 'er ook een zekere oorzaak van dit byzondere maakzel in dezen tak van de borstklier wezen.

Ondertusschen, wat 'er van deze zaak in een mensch is, welkers grootheydt ten aanzien van een Os zo kleyn is, heb ik evenwel nog niet ontdekt: want voor dezen heb ik my vergenoegt deze vaten met wint op te blazen, gelyk ik ook hier gedaan hadde. Wat het ook zyn mag, zekerlyk quam 'er in den borstklier te voorschyn die doorschynende dunne tak, die ik voor een [ductus excretorius] uytwerpende buys gehouden hebbe; indien dezelve altydt en overal op die zelfde plaats zodanig gevonden wierdt, zou 't nog twyffelagtig zyn, of 't met regt voor een uytwerpende buys moest werden erkent? Dit, meene ik, zal my worden toegestaan, dat deze dunte zodanig niet te vergeefsch geschapen is. Ik kan ook niet geloven, dat de aderen alleenlyk het bloet wederom voeren. Want waarom zouden de [venae mesaraicae] scheyladeren het bloedt alleen in de [sinus venae portarum] groef van de poort-ader brengen? Waarom zoudenze den drank en 't fynste van de geyl niet zo wel opflorpen, datze 't alhier met het bloet vermengen? Maar zo ge deze buys van den borstklier ontkent, geloof ondertusschen met my, dat de vogtigheydt in den borstklier toebereydt door de aderen in 't hart gebragt wort. 't Moet U niet vreemt te voren komen, dat ik zeg, de vogtigheydt of zap in den borstklier toebereydt: want het is niet te geloven, dat zulks alleenlyk geschiedt door een [percolatio] doorzyging, gelyk in een Zeeft; maar het byzondere maakzel der uyterste slagadertjes is alleen bequaam, om de ontfange deelen van de daar bygebragte vogten in een nieuwe gedaante te veranderen, bewerken, en te vryven. De borstklier derhalven een klier

[pagina 1013]
[p. 1013]

zynde, zal ook uyt loutere vaatjes bestaan, maar uyt geen kleyne kliertjes: want indien 't zo was, dan zouden alle deze klieren, en ieder in 't byzonder, door byzondere vliesjes onderscheyden moeten wezen, 't welke tot nog toe niemant aangetoont heeft; daarom is 't niet geoorloft volgens de wetten der ontleetkunde dezelve te verzinnen.

Myn gevoelen schynt eenvoudiger, en daarom nader aan de waarheydt; blykt het niet overvloedig uyt myne vertoningen, dat de uyterste vaten geheel anders gevormt zyn, alwaar een ander vogt toebereydt en afgescheyden wordt? Indien hier over iemant twyffele, hy kan dit in alle de door my bereyde ingewanden duydelyk zien: De onverwinnelykste Keyzer van geheel Ruslant heeft van alles de voorbeelden in zyn Cabinet. Ja ook ten mynen huyze heb ik alles wederom op nieuws door een onvermoeyden arbeydt zodanig toebereydt, dat men 't daar ook zien kan. Want andere vaten zyn 'er in de maag, tot de vryving en koking van de spys; andere in de lever, waar in de gal gemaakt wort, zonder eenigen toestel van klieren; in de nieren verschillenze wederom ten eenemaal van de voorgaande, om de stinkende olien en zouten van 't bloet af te scheyden. Maar U, die oordeelt dat deze dingen anders gestelt zyn, verzoek ik, zulks te vertoonen, ik voor my zal alles getrouwelyk voor 't gezigt brengen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken