Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken (1744)

Informatie terzijde

Titelpagina van Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken
Afbeelding van Alle de ontleed- genees- en heelkundige werkenToon afbeelding van titelpagina van Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (22.04 MB)

Scans (1253.27 MB)

XML (3.92 MB)

tekstbestand






Vertaler

Ysbrand Gysbert Arlebout



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
verzameld werk
non-fictie/natuurwetenschappen/geneeskunde


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken

(1744)–Fredericus Ruysch–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 1073]
[p. 1073]

VII.
Van 't Darmscheil.

In het andere tiental van aanmerkingen hebbe ik veele, en wel byzondere zaken aangaande 't darmscheil bygebragt, nu past het wel dat geene daar by te doen, 't welk ik dienaangaande bevonden hebbe. Het doode lichaam van een stokoude en tandeloze Vrouw geopent hebbende, scheen 't my overal zeer vet, en door alle deelen met overvloedig vet besproeyt, dog de spieren bevonde ik zeer vermagert en wonderlyk verklynt, hoedanig ik ze menigmaal voor dezen ook gezien hebbe; zomtydts heb ik in andere doode lichamen ontdekt, dat al 't vet volkomen verteert was, wanneer ondertusschen in deze de spieren vlezig, groot, en wel gestelt waren. Ik hebbe eerstelyk het gedarmte van deze Vrouw onderzogt, daar na het darmscheil, en deszelfs klieren; Ik verwonderde my aanstonts, dat ik zo weynig, en te gelyk kleyne klieren ondervondt: want op een plaats van 't darmscheil, de grootte van een palm van de hant hebbende, bespeurde ik 'er maar twee, of drie naauwlyks grooter als een hennipzaat. Deze verschyning is my meermalen in zeer oude Besjes aldus voorgekomen; 't welk myn gevoelen bevestigt, daar ik nogtans niets van melden zal, ten zy na een menigte van ondervonde proeven, die dit gevoelen versterken. Misschien beginnen deze klieren van 't darmscheil op een zekere bepaalde tydt van ouderdom te verdwynen, gelykerwys de borsten of mammen zodanig vernietigt worden, dat alleen de tepels overblyven, en behalven die van 't geheele lichaam der mammen, dat voor deze zo groot was, niets? maar wat zal dan de Gyl overkomen, welke gewoon is door de melkvaten na deze klieren tot zekere en nodige gebruyken gevoert te worden? mogelyk zal ze door de kleyne darmscheiladertjes, uyt de holligheit der darmen opgeslorpt, tot de Lever zelfs overgaan. Na deze opening heb ik wederom gelegentheit gekregen, om een ander doodt lichaam van zodanig een oude Vrouw te openen, in dewelke ik alleenlyk hier en daar een klein zodanig kliertje, naauwlyks grooter als een mostertzaat, gevonden hebbe. In tegendeel, heb ik in Lyken van de geene, welke in de bloem van hare Jaren gestorven waren, gezien, dat het darmscheil met zo een groote menigte klieren bezet was, dat 'er in de plaats van een hantbreet groot zestig of zeventig klieren gevonden wierden, gelyk ik aan een ygelyk ten mynen huyze vertonen kan; onder deze zyn 'er, die de grootte van

[pagina 1074]
[p. 1074]

een hennipzaatje, andere van een koolzaatje, andere van een Noote Moscaat, ja van een kleyne Olyf gelyk zyn; maar de kleynste ontvlieden altydt het gezicht, ten zy eerst de vaten van 't darmscheil zeer konstig en wel opgevult zyn, waar door derzelver bloetvaatjes te voorschyn komen.

Voorts heb ik dit aanmerkelyke ontdekt, namentlyk, dat de uyterste eyndens der gevulde bloetvaten in de grootste klieren eyndigen in een moesagtige zelfstandigheit, gelykerwys in de Lever; de loop dezer slagadertjes is zo byzonder, dat 'er geen gelyk in ons geheele lichaam van gevonden wort. Maar wat deze vaatjes met dit byzondere maakzel op deze plaatzen toebereyden, of wat zy uytwerken, blykt tot nog toe zo klaar niet, dat 'er met zekerheit iets aangaande deze zaak zou konnen vastgestelt worden; ik heb die alleenlyk menigmaal in deze klieren ondervonden, dat de Gyl, van de darmen tot deze klieren toe aangedreven zynde, de couleur en dikte van melk hadde, maar daar weder uytgaande, meer gespoelt, dunder, en doorschynender scheen.

Ik zoude voor dezen nooyt gelooft hebben, dat deze opvulling zo diep konde doordringen, dog nu is my zulks gelukt; waarom ik van blytschap gedwongen ben uyt te roepen, Hoe veel is ons voor de konst van 't opvullen onbekent geweest! Hoe veel hebben wy daar door geleert! O hoe wonderlyk verschynt nu de toestel der voor dezen onzichtbare vaatjes! O aangename opvulling, voortaan nooyt te verachten, nooyt genoeg te pryzen, waar door zo veele verborgentheden geopenbaart worden!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken