Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken (1744)

Informatie terzijde

Titelpagina van Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken
Afbeelding van Alle de ontleed- genees- en heelkundige werkenToon afbeelding van titelpagina van Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (22.04 MB)

Scans (1253.27 MB)

XML (3.92 MB)

tekstbestand






Vertaler

Ysbrand Gysbert Arlebout



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
verzameld werk
non-fictie/natuurwetenschappen/geneeskunde


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken

(1744)–Fredericus Ruysch–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Verklaring der figuren.
Van 't derde Tiental der aantekeningen.

De eerste Figuur van de eerste Plaat vertoont het dybeen van een mensch, door de zaag in twee delen verdeelt, in welkers holligheit zeer vele zo wormpies, als der zelver overblyfzelen gevonde worden, enz.

A. Het dybeen van een mensch.
B. Het hooft van 't dybeen.
C. De klyne drayer.
* Betekent de wormpies in de holte van 't been zittende.
a.b.c. Wormpies uyt de holligheit van 't been genomen, op dat zy des te duydelyker konnen gezien worden.

Let wel; deze wormpies hebben een grote overeenkomst met die geene, welke in 't eerste Anatom. Cabinet voorkomen, schoon zy niet op een en dezelfde plaats gelegen zyn geweest: want deze hebben in de holligheit van 't been gezeten, de andere zyn dagelyks in een groot getal door de waterwegen uyt een Adelyk Heer ontlast.

De 2. Fig. Het schouder been uyt een kint, in welkers holligheyt na de opening gevonden wierden overblyfzelen van vervelde wormpies, hebbende een andere gedaante en maakzel.

A. De overblyfzelen, op den rug leggende, en enigzints vergroot, zynde namentlyk door een vergrootglas beschouwt; ik beware ook in een an-

[pagina 1087]
[p. 1087]

  der been een stukie, of de zyde gelegen, welk aanmerkens waardig is.
B. Onbeschadigde overblyfzelen of velleties van 't zelfde wormpie, in een ander been gevonden, dog alhier bygevoegt, op dat zy des te klaarden zouden te voorschyn komen.
C. Een stukie van de gemelde overgebleve velleties, in een ander been gevonden.

De 3. Fig. Een gedeelte van 't schouderbeen, in welkers holligheit het overblyfzel van een wormpie gezeten heeft, gelyk alhier met letter A. verbeelt wort, maar is door den plaatsnyder na de gemaakte afbeelding ter aarde gevallen, zo dat ik 't voorwerp zelfs nu niet kan vertonen.

De 4. Fig. Een stuk van de inwendige gedaante van den nugteren darm, door de slagader opgevult.

Merk aan; de latten zyn hier afgenomen, op dat de loop der slagaderen duydelyker te voorschyn komen zou.

De 5. Fig. De uytwendige gedaante van 't zelfde voorwerp.

De 6. Fig. Een stuk van den omgewonden darm, zo als die uytwendig te zien is, de opvulling hier van is door de ader gedaan.

De 7. Fig. Het zelfde voorwerp, van binnen beschouwt.

De 1. Fig. van de 2. Plaat vertoont de helft van 't dybeen uyt een kint van omtrent 8 Jaren; door de zaag verdeelt, op dat het binnenste te voorschyn kome.

A. Het hooft van 't dybeen.
B.B. Het gegolfde kraakbeen van de kraakbenige vereniging, door welkers hulp de hals met het hooft van 't dybeen in die Jaren 't zamengevoegt wort.
C. De hals.
D. De groter drayer, voor een gedeelte kraakbenig.
E. De beenmaking in 't midden van 't been.
F. Een beesie verbeeldende een [Scarabaeus] schallebyter, tusschen het dradige der beenderen zittende, zo dat de aanschouders gemakkelyk konnen zien, dat 'er dit niet door bedrog kan ingebragt zyn. Daar en boven heeft de plaatsnyder het voorwerp in 't geheel niet konne uytdrukken, zonder wegneming van eenig gedeelte van de benige dradigheit. Indien imant de tederheit van 't beesie overweegt, zal hy lichtelyk konne geloven, dat het aldaar voortgekomen is, en nergens anders van daan. Maar op dat niemant twyffelen, of het gezegde ontkennen zou, wie lust heeft, hy kome tot my, en ziet de zaak zelfs.
*. Het zelfde door 't vergrootglas beschouwt.

[pagina 1088]
[p. 1088]

  De reden, waarom de plaatsnyder de benige dradige zelfstandigheit, waar in het beesie gezeten heeft, in dit voorwerp niet uytgedrukt heeft, is niet anders, als om dat hy zulks wegens de tederheit niet heeft konnen uytdrukken.
H. Het onderste einde van 't dybeen, alwaar het onderste aangroeyzel afgenomen is.
I. De buytenste, hartse, en vastste zelfstandigheit van 't dybeen, gemeenlyk Yvoor genaamt, welke nergens dikker is, als in 't midden, alwaar de eerste beenwording geschiet; dog verder wort het al dunder en dunder, tot dat het eindelyk verdwynt.

De 2. Fig, een persik mee zyn zapvaten uyt de steen, midden in de vrucht geplaatst, voortkomende, met het moes van de uyterste vaten afhangende.

De 3. Fig. Een rietpeer tot een geraamte door konst gebragt; alle de zapvaten zyn zodanig getakt, als de slagaderlyke in de moerkoek van een mensch: van deze zapvaten hangt ook een moesvaatagtige zelfstandigheit af, 't welk alhier klaar blykt.

A. De steel.
B. De zapvaten.
C. Het moes.

De 4. Fig. Betekent het inwendige van een papgezwel, hebbende een wonderbaarlyke gedaante.

A. Een hantvol haayren, aan een beenagtige zelfstandigheit vastzittende.
B.B. Twee kiezen.

De 5. Fig. Vertoont het zelfde voorwerp, van de andere kant beschouwt.

A. Een wanschikkelyk gebeente.
B.B. Twee kiezen.
C. De haayren.

De 6. Fig. Een stuk Vleeschs, voorzien met een voetie en nageltie.

A. De Vlezige zelfstandigheit, bezet hier en daar met haayrties.
B. Het nageltie.
C. Het voetie.

De 7. Fig. Een stukie van een schaapsmaag met het aanhorige bekleetzel der tepelties, het nytwyze lichaam genaamt.

A. De tepelties, uyt de oppervlakte uytpuylende.
B. Het netwyze lichaam

De 8. Fig. Een stuk beens van een Jonge, met het beenvlies bekleet.

[pagina 1089]
[p. 1089]

Merkt aan; het beenvlies is zo vol van bloetvaaties, dat het over al zeer root voorkomt; echter zyn 'er zeer wynige bloetvaten in de holligheit der beenderen gevonden.

Den 9. Fig. Een uytgerafelde Abricoos, met zyne zap en moesvaten.

A. De steen.
B.B. De zap en moesvaten, zynde van een andere gesteltenis, als die gevonden worden in een persik, en peer.

De eerste Figuur van de derde Plaat.

A. De bodem van een omgekeerde baarmoeder uyt een kraamvrouw.
B.B. De kringswyze vlezige vezelen, geschikt tot het verlossen van de nageboorte.

De tweede Figuur.

A. Het grootste gedeelte van de galblaas, genomen uyt de lever van een schaap.

Let wel; De aderlyke takken voor 't grootste gedeelte van de zyde voortkomende, lopen voor een gedeelte opwaarts; deze quamen te voorschyn na de opvulling van de poortader, 't welk men wel moet aanmerken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken