Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken (1744)

Informatie terzijde

Titelpagina van Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken
Afbeelding van Alle de ontleed- genees- en heelkundige werkenToon afbeelding van titelpagina van Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (22.04 MB)

Scans (1253.27 MB)

XML (3.92 MB)

tekstbestand






Vertaler

Ysbrand Gysbert Arlebout



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
verzameld werk
non-fictie/natuurwetenschappen/geneeskunde


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken

(1744)–Fredericus Ruysch–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 1276]
[p. 1276]

Uitlegging der figuren.

De I. Fig. van de I. Tafel.

Verbeelt ons een droog glas, waar in een Ceylons vogeltje gevonden werd, zittende op de kleenste distel van Prosp. Alpinus.

A. Het Vogeltje.
B. De gezeyde distel.
C. Een t'zamenstel van bloemen.
D. Een bont Vlinderke uyt Turkye wiens onderste of agrerste Vlekjens zeer lang en een stroo breet zyn.

De II. Fig.

Wyst ons aan een Armodilletje of Schilt Varkentje, niet groter als een pink, hangende in een heldere vogt, en daar beneven een tak van den Ficoides van de Caap de goede Hoop met korte dikke doornige bladerkens die aan haar kanten uytgeholt zyn.

A. Het Armodilletje.
B. Een tak van de Afric. Ficoides met korte, dikke, hoekige en doornige bladeren.
C. Een bonquetje van bloemen.

De I. Fig. van de II. Tafel.

Wyst ons aan een Loligo met een gedeelte van de Eyerstok die met jongskens vervult is, hangende in een heldere vogt.

A. Een stuk des eyerstoks met de jongskens.
B. Loligo.
C. Een zeer kleen stukjen des Eyerstoks met de Eyerkens.
D. Een t'zamenstel van zee takjens.
E. Een brasiliaansch viske, Abacatuaia, geheten.

[pagina 1277]
[p. 1277]

De II. FIG. Vertoont een Amboinshe Zee Geepe, alzints met doornen bezet.

De III. FIG. Wyst aan een Amboinsche vliegende Baars met zeer lange vinnen.

A. De Baars van Amboin.
B. Soldate, of Klip vis.
C. Een t' zamenstel van zee takjens.

De I. Fig. van de III. Tafel.

A. Een zeer kleen vierkant Ceylons viske, wiens huyt zig netwys met swarte vlekken vertoont.

De II. Fig.

AA. Een jong Rogje, uyt zyn taske of beursje, zoo als het ons rugwaarts voorkomt.
BB. Deszelfs zydelyke omslagen, zoo die haar vertoonen als zy in de tassiens zitten.

De III. Fig.

A. Het Tasje daar het jongskens nog in zit, zo als men het van onderen of buyks wys komt te zien.
B. Het jonkske.
C. Het Tasje.

De IV. Fig.

A. Het tasje.
B. Desselfs opening.
C. Het bevrugte Ey.
D. De buytenste omgeslage oppervlakte van het tasje om de (E) zy agtige draden te kunnen zien.

De V. FIG. Een kleen stukje van 't Eyerstokje van een Rog, waar in zeer kleene onbevrugte Eyerkens van de Rog gezien werden.

De VI. Fig.

A.A. Een bevrugt Ey van een Rog uyt zyn tasje genomen.
B.B. De omgeslagene vliesen van 't Ey.

[pagina 1278]
[p. 1278]

De VII. FIG. Een kleen doornagtig rond en plat Oost-Indisch Visje, van my Penning visje geheten.

De I. Fig. van de IV. Tafel

Een t' zamenstel van Hoorntjes. Shulpen, en Zee Takjens, &c.

 

De II. FIG. Een Padagtig Americaans dier, by de Inwoonders Pipa en Pipal geheeten, wiens agterste pooten die van de Ganzen gelyk zyn.

A. Pipa.
B.B. De jongskens, die uyt de rug komen kruypen.
C.C. De holligheden, als Lyfmoederkens waar uyt dezelve al gekropen zyn.
D.D. De Kelkjens, die nog met haar dekzeltjens bedekt zyn, waar onder de jonkens nog zitten.

De III. FIG. Een vles met vogt, waar in een andere Pipa is gezeten wiens rug van my geopent zynde, gezien kan werden, dat nog deze Eyerkens, nog holligheden, nog ook de diertjens, gemeenschap hebben met de holte van de Buyk.

A. Pipa.
B. De jongskens, die nog onder de kelkens of moertjens besloten leggen, zo dat zy nog niet gezien kon werden.
C. De kelkjens of lyfmoertjens waar uyt de jongskens zyn uytgekomen.
D. Des rugs wervelbeenderen.
E. Het vleesagtig wezen.
F. Een gedeelte van 't omgeslage vel.
G. Een t'zamenstel van hoorntjes-schulpen, en zeetakjens, door dewelke kleine pipaltjens schynen te kruype.

De I. Fig. van de V. Tafel.

Een zeetakkig en sponsatig zeegewas, met kleene oogjens, gezet zynde op een rotsje.

[pagina 1279]
[p. 1279]

De II. FIG. Een Zee Krabbe van Rondeletius Pagurus geheeten.

 

III. FIG. Eenige Noote Moschaat-groote Balani of Toorens, dewelke op de Krabbe zyn gegroeyt.

 

IV. FIG. Het rotsje, waar op het gezeyde gezet is.

De I. Fig. van de VI. Tafel.

Een groote Guineesche Tepelhoorn met deszelfs Slekke.

A. De Tepel.
B. De Slekke.
C. De opening of gespouwentheid van dezelve.
D. Een gebuggeld, beenig en van alle kanten gedoornt Ambonsch driekantig Viske.

De II. Fig.

A. Een bevrugt Ey van een Crocodil aan eene zyde geopent, om de jongske ten deele te konnen zien.
B. Het hoofdje.
C. De vliezen van 't Ey.
D. Een tak van de Zee Eyke door wiens toedoen het Ey vast zit in het Glas.

Een Africaansche Zee appel, met roode doornen.

De VII. Tafel.

A. Een gevlakte bruyne Ceylonse Vis.
B. Een Zee Netel.
C. Pyramidwyze scherpe toelopende streepen.
D. Zazelingen, dewelke als tot riemen verstrekken, met deze, uytgespreit zynde, weten zy te swemmen.
E. Een gehoornt Amboinsch Viske.
F. Een enge groeve, waar in zig dat hoorntje weet te verbergen.

[pagina 1280]
[p. 1280]

De II FIG. Wyst ons aan het Armtje van een kindje, in wiens handje onthouden werd het Ey van een bevrugt Zee schiltpaddeken.

A. Het Armtje.
B. Het Ey.
C. Het hooft en voorste poten van een zee schilpaddeken.
D. Ambons vliegend, beenig en bultig visken, met een saagwys snuytjen.

EYNDE.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken