Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
'"Om tot presentjes aan kinderen te geven". Het kinderboek in de achttiende-eeuwse boekhandel' (2000)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.30 MB)

XML (0.05 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

artikel
100 artikelen/jeugdliteratuur


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

'"Om tot presentjes aan kinderen te geven". Het kinderboek in de achttiende-eeuwse boekhandel'

(2000)–Jeroen Salman–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige
[pagina 75]
[p. 75]

‘Om tot presentjes aan kinderen te geven’
Het kinderboek in de achttiende-eeuwse boekhandel

Jeroen Salman Ga naar eind*

Naast de kernvraag over achttiende-eeuwse kinderliteratuur, namelijk ‘was er leven vóór Van Alphen’, dringt zich zo langzamerhand een niet minder belangrijk vraagstuk op: is er nog onderzoek mogelijk ná Buijnsters? Er zijn inmiddels al zoveel bronnen doorgenomen, ingangen beproefd en publicaties verschenen, dat er nauwelijks nog ruimte lijkt voor nieuwe ontdekkingen, laat staan nieuwe inzichten. Wanneer men kiest voor een boekhistorisch perspectief daarentegen, blijkt dat een aantal belangrijke vragen tot nu toe onbeantwoord is gebleven. Ga naar margenoot[1]

Zo is nog nauwelijks gepoogd een schatting te maken van het totale aanbod aan Nederlandse kinderliteratuur in de tweede helft van de achttiende eeuw. Omdat we te maken hebben met zeer vergankelijk materiaal is het riskant om slechts met bewaard gebleven exemplaren te rekenen. In samenhang daarmee zijn ook vermeende veranderingen in de productie nog niet scherp gedateerd. Ga naar margenoot[2] Verder zijn we inmiddels wel overtuigd van de diversiteit aan genres die in deze tijd op de markt verschenen, maar weten we weinig over de kwantitatieve verhouding tussen die genres en de verschuivingen in het aanbod. De impuls van Hieronymus van Alphens Proeve van kleine gedigten voor kinderen uit 1778 op het totale aanbod aan kinderliteratuur mag dan evident lijken, tot op heden zijn die toename en de eventuele veranderingen van het aanbod nog niet cijfermatig in kaart gebracht. Het internationale aandeel in de achttiende-eeuwse kinderliteratuur was waarschijnlijk groot, maar hoe groot, en uit welk land het meeste werd vertaald, is nog steeds niet duidelijk.

De bronnen waarmee antwoorden op deze vragen gezocht kunnen worden, behoeven een korte introductie. In de tweede helft van de achttiende eeuw was er in de binnenlandse boekhandel sprake van een toenemend Nederlandstalig aanbod. Als gevolg daarvan groeide de behoefte aan inventarisaties van uitgebrachte titels en aan voorlichting daarover aan zowel branchegenoten als lezerspubliek. Het ontstaan van Nederlandstalige tijdschriften met uitvoerige boekbesprekingen als de Vaderlandsche Letteroefeningen (1761) past in deze ontwikkeling. Vanaf de jaren veertig verschenen er al incidenteel

[pagina 76]
[p. 76]

boekhandelslijsten, met prijzen, die poogden de markt te inventariseren. De Amsterdamse boekverkoper Antony Bernard Saakes begon vanaf 1790 zelfs met een maandelijkse Lijst van nieuw uitgekomen boeken. Ga naar margenoot[3] Het feit dat er in die lijst vanaf het begin een subrubriek ‘De Geschriften voor Kinderen’ werd gehanteerd, bewijst dat het kinderboek toen al als een apart segment van de boekhandel werd beschouwd. Ga naar margenoot[4] Ook het groeiende aantal in couranten adverterende boekverkopers en de steeds talrijkere en omvangrijkere advertentieteksten, waren een uiting van de opkomende behoefte aan informatie over uitgaven. Ga naar margenoot[5] In dit artikel zal ik me vooral concentreren op deze laatstgenoemde vorm van boekhandelscommunicatie.

De boekhandelsadvertentie

Johann Hermann Knoop schreef in 1758 in zijn Kort onderwys, hoedanig men de couranten best lezen en gebruiken kan dat de krant onder meer bedoeld was om mensen te berichten over algemene zaken die ze anders, zonder couranten, moeilijk of geheel niet te weten zouden komen. Hij wees in dat verband op de

advertissementen of berigten van verkopingen, of verhuuringen van plaatzen, huizen, akkers, hovingen, tuinen, koejen, ossen, paarden, schapen, boeken, &c. Pryzen van granen, brood, boter, kaas vleisch, spek, en 100 andere dingen die de algemeene maatschappy of 't zamenleving der menschen betreffen (...).

Dit alles kon niet beter gebeuren dan door de couranten ‘vermits dezelve overal door 't Land verspreid worden’. Ga naar margenoot[6] Knoop dichtte de couranten dus een belangrijke rol toe als informatiebron voor een breed publiek. Uit recent onderzoek naar het bereik van de achttiende-eeuwse boekhandelsadvertentie blijkt dat deze achttiende-eeuwse informant een reëel beeld schetste. Ga naar margenoot[7]

Tot de belangrijkste achttiende-eeuwse couranten behoorden de Amsterdamsche courant, de Oprechte Haerlemsche courant, de Leydsche courant en de 's Gravenhaegse courant. Vanwege het arbeidsintensieve karakter van het advertentie-onderzoek was het, binnen het bestek van deze bijdrage, onmogelijk ze allemaal systematisch door te nemen. Gekozen is daarom voor de oudste van het kwartet, de Oprechte Haerlemsche courant (verder aangeduid als OHC) die verscheen vanaf 1656. De OHC werd breed verspreid onder zowel boekhandelaren als particulieren binnen Nederland, maar bereikte tevens

[pagina 77]
[p. 77]

buitenlandse steden als Londen en Düsseldorf. Ga naar margenoot[8] De verkoopprijs was relatief laag. De krant kostte in de eerste helft van de achttiende eeuw, net als de Amsterdamsche courant, op gewoon papier slechts een halve stuiver, oftewel 4 duiten, per stuk. Op fijn papier was de prijs 5 duiten. In 1778 steeg de prijs van de OHC tot 6 duiten. Hetzelfde gebeurde met de Amsterdamsche courant in 1797.

Ook de oplage van de OHC verschilde in de eerste helft van de achttiende eeuw niet veel met de Amsterdamsche courant. In 1742 werden er van de eerste per aflevering, per week, 4624 exemplaren gedrukt. De binneneditie van de tweede kende in 1767 een oplage van 5060 exemplaren. De OHC had in vergelijking tot de Amsterdamsche courant een minder lokaal karakter. Ga naar margenoot[9] Ook als het aantal boekverkopersadvertenties over een aantal decennia vergeleken wordt, blijkt dat de OHC, zeker vanaf 1760, een ferme positie had te midden van de andere belangrijke couranten als de Leydse courant en de Amsterdamsche courant. Ga naar margenoot[10]

Het is dus alleszins verdedigbaar om van de vier grootste couranten in de achttiende eeuw de keuze te laten vallen op de OHC. Ga naar margenoot[11] Net als de overige couranten kende de OHC een dinsdagse, een donderdagse en een zaterdagse editie. Van 1740 tot en met 1790 is van elk decennium een hele jaargang van alle weekedities doorgenomen. Ga naar margenoot[12] Alle daarin voorkomende boekverkopersadvertenties zijn geteld. Daarbinnen zijn de annonces voor kinderboeken, inclusief de herhalingen, apart geteld en beschreven. Om de waarde van het advertentiemateriaal te illustreren is het goed eerst een observatie van bibliografische aard te bespreken. Het betreft de verhouding tussen het aanbod aan titels in de OHC en het aantal bewaard gebleven, dan wel getraceerde, titels dat in de Bibliografie van Nederlandse school- en kinderboeken 1700-1800 van Buijnsters en Buijnsters-Smets (verder als BNK) is opgenomen. Ga naar margenoot[13] Dat de bewaarkans van achttiende-eeuwse kinderboeken gering was, behoeft geen betoog. Ook in de BNK worden nogal wat titels genoemd waarvan de bewaarplaats onbekend is. De gegevens uit de couranten maken deze algemene notie nu ook scherp waarneembaar. Van jaargang 1740 komt 83% van de genoemde edities van titels in de OHC niet voor in de BNK. In de jaren daarna wordt de verhouding iets gunstiger, maar in jaargang 1790 is dat nog steeds 47%. Over de hele onderzochte periode is met uitzondering van 1790 dus meer dan helft van de in advertenties genoemde edities verloren gegaan. Ga naar margenoot[14] In werkelijkheid zullen de verliezen nog groter zijn; ik heb immers maar één krant bekeken en over een

[pagina 78]
[p. 78]

periode van 50 jaar maar zes jaargangen van de in totaal 51 doorgenomen. Ga naar margenoot[15] Overigens bieden de advertenties van de edities van titels die wel in de BNK voorkomen, soms weer interessante aanvullende informatie over jaar van uitgave, uitgevers, auteurs en prijzen. Ga naar margenoot[16]

 

Tabel 1: Aanbod OHC versus vermelding in BNK

Jaar Edities van titels in OHC Genoemd in BNK Niet in BNK
1740 6 1 83,3%
1750 8 3 62,5%
1760 24 12 50%
1770 41 16 61%
1780 61 29 52,5%
1790 100 53 47%

In het vervolg van dit artikel staan drie vragen centraal:

1. Wat was de verhouding tussen het totale aantal boekverkopers-advertenties en het aantal advertenties voor kinderboeken en welke verschuivingen traden daarbinnen op? 2. Wat was binnen het aanbod aan kinderliteratuur het aandeel van de verschillende genres en welke verschuivingen traden er binnen die verhouding op? Ga naar margenoot[17] 3. Wat was de verhouding tussen oorspronkelijk Nederlandse kinderboeken en vertaalde werken? De antwoorden op deze vragen worden weer geconfronteerd met reeds gepubliceerde bevindingen in binnen- en buitenland.

Maar eerst dient het onvermijdelijk definitieprobleem opgelost te worden: wat versta ik onder kinderliteratuur in de achttiende eeuw? Voor Buijnsters en Buijnsters-Smets is een kinderboek ‘oorspronkelijk voor kinderen bestemde of op den duur vooral door hen genoten lectuur’. Ga naar margenoot[18] Mijn voorkeur gaat uit naar de striktere begrenzing van de zogenoemde ‘intentionele kinderliteratuur’, waarvoor ook Theodoor Brüggemann en Hans-Heino Ewers in hun Handbuch zur Kinder- und Jugendliteratur gekozen hebben. Dat wil zeggen: oorspronkelijk voor kinderen geschreven of voor kinderen bewerkte lectuur. Ga naar margenoot[19] De intenties van de auteur, bewerker en uitgever staan hier dus centraal. Bij een uitbreiding tot ‘door hen genoten lectuur’ dringt de noodzaak van systematisch receptieonderzoek zich op. En een goed gefundeerde reconstructie van het feitelijke leesgedrag door kinderen in achttiende eeuw, is een onmogelijke opgave. Ga naar margenoot[20] Er is daarnaast een meer principiële overweging om te kiezen voor de strikt intentionele benadering. Door de nadruk te leggen op

[pagina 79]
[p. 79]

expliciete uitingen van kindgerichtheid, worden de schijnwerpers vooral gericht op de vermeende veranderingen die kinderliteratuur in de achttiende eeuw onderging. Ga naar margenoot[21] Wat betreft de leeftijdsbegrenzing is gekozen voor kinderen tussen de vijf en vijftien jaar, ruwweg de periode waarin destijds primair onderwijs werd ontvangen. Brüggemann en Ewers zijn geen voorstander van een leeftijdsafgrenzing van vijf tot vijftien jaar, omdat ze niet voor elke historische periode te hanteren is. Gehanteerd voor één specifieke periode acht ik dat probleem minder groot. Deze begrenzing heeft bovendien het voordeel, dat het grote aanbod aan lectuur voor adolescenten, (grotendeels) buiten beschouwing kan worden gelaten. Ga naar margenoot[22]

Het wassende aanbod

Tabel 2: Advertenties en titels in de OHC Ga naar margenoot[23]

Jaar BKA KBA KBA in % Eerste/herhaling Titels totaal Titels eerste Titels per advertentie
1740 406 13 3,2 1:1,6 16 6 1,2
1750 259 16 6,2 1:1 16 8 1
1760 660 38 5,8 1:1 53 24 1,4
1770 1304 52 4 1:0,7 63 41 1,2
1780 860 75 8,7 1:0,6 102 61 1,4
1790 2021 171 8,5 1:1,4 239 100 1,4

Tabel 2 geeft inzicht in het aanbod aan kinderlectuur vanaf 1740. Opvallend is dat er al er in 1750 sprake is van een verdubbeling van het percentage kinderboekadvertenties (6,2%) ten opzichte van 1740 (3,2%). In absolute cijfers is het aantal kinderboekadvertenties (afgekort als KBA) slechts met drie toegenomen. Deze relatief sterke toename is waarschijnlijk beïnvloed door de forse daling van het totaal aantal boekverkopersadvertenties (afgekort als BKA) in 1750, wat weer een gevolg zal zijn van de politieke crisis van 1748 en algehele malaise in de boekhandel omstreeks de jaren vijftig. Ga naar margenoot[24] Het feit dat het gros van de zestien advertenties in 1750 betrekking heeft op schoolboeken, een stabiel segment van de markt, kan dit gunstige beeld verklaren.

Een decennium later is er in relatieve zin een kleine daling, maar bij vergelijking van 1760 met 1740 is de trend duidelijk: een flinke stijging van 3,2% naar 5,8%. Wat vooral in het oog springt, is een

[pagina 80]
[p. 80]

stijging van ruim 3,5 keer het totaal aantal genoemde titels, inclusief de herhalingen, ten opzichte van 1750: van 16 naar 53. Maar ook zonder de herhalingen is er sprake van een verdrievoudiging, van 8 naar 24. De reden voor het verschil russen het aantal advertenties en het aantal titels zal duidelijk zijn: per advertentie werden meer titels aangeboden. Ga naar margenoot[25]

In 1780 is er in vergelijking tot voorgaande decennia sprake van de sterkste relatieve groei van het aantal KBA: namelijk 8,7% in 1780 ten opzichte van 4% in 1770. In 1790 blijft dat percentage vergelijkbaar hoog. Het totaal aantal advertenties in 1790 is gestegen tot 171 per jaar, meer dan een verdubbeling ten opzichte van 1780 en meer dan een verviervoudiging ten opzichte van 1760. In 1790 werden er door de boekhandel, zonder herhalingen, 100 titels aangeboden, in 1740 waren dat er nog maar zes.

In buurland Duitsland signaleerden Brüggemann en Ewers eerst eind jaren zestig een sterke toename van de productie van kinderliteratuur. Ga naar margenoot[26] Hoewel Nederland in het algemeen eerder als trendvolger dan trendsetter wordt beschouwd, ligt dat moment volgens de advertenties hier dus iets vroeger. Het eerste hoogtepunt in de productie wordt in Duitsland, net als in Nederland, in de jaren tachtig bereikt. Berekend is dat in Duitsland aan het eind van de achttiende eeuw kinderliteratuur circa 1,5 à 2% van de totale productie bedroeg. Ga naar margenoot[27] In de Nederlandse advertenties is het aandeel kinderlectuur veel hoger, namelijk 8,5%. De discrepantie wordt waarschijnlijk verklaard door de grote promotionele aandacht van uitgevers voor dit nieuwe segment van de markt. Ga naar margenoot[28] Duidelijk is dat in Nederland, net als in Duitsland, de kinderliteratuur zich in de laatste decennia van de achttiende eeuw ontwikkelde tot een relatief zelfstandig deel van de markt. Ga naar margenoot[29]

Het is eenvoudiger de omslagmomenten te constateren dan ze te verklaren. Een eerste stap is het signaleren van enkele parallelle ontwikkelingen. In Nederland zien we bijvoorbeeld een overeenkomst tussen fluctuaties in het boekenbedrijf als geheel en de schommelingen in het aanbod aan kinderboeken. Hoewel exacte berekeningen over het totale titelaanbod niet voorhanden zijn, wordt geschat dat het aantal titels in de achttiende eeuw verdubbelde. Ook is er voor de tweede helft van de achttiende eeuw groei van de inheemse, ook ‘Hollandse’ boekhandel, ten koste van de buitenlandse, ofwel ‘Franse’ geconstateerd. Ga naar margenoot[30] Wat betreft de economische fluctuaties in de boekhandel was er, zoals gezegd, in de jaren vijftig een terugslag.

[pagina 81]
[p. 81]

In de jaren tachtig werd een hoogtepunt bereikt toen op enig moment 828 drukkerijen-uitgeverijen actief waren in de Republiek. Ga naar margenoot[31] Dit laatste lijkt zich in 1790 te vertalen in een recordaantal advertenties, 2021, en tevens in een grote toename van het aantal titels.

Maar daarmee is nog niet de relatieve toename van het aantal kinderboekadvertenties verklaard. In Duitsland wordt de stijgende productie in verband gebracht met de ontwikkelingen in de Verlichtingspedagogiek en met name met de opkomst van de filantropijnse beweging eind jaren zestig. Het ligt voor de hand ook de Nederlandse gegevens te verklaren door veranderingen in het pedagogische klimaat. Voor de eerste golf in de jaren zestig kunnen we wijzen op de (tweede) Nederlandse vertaling van John Lockes Some thoughts concerning education uit 1753 door de doopsgezinde predikant Pieter Adriaan Verwer, waardoor dit uit 1693 daterende werk opnieuw aandacht kreeg. De invloed van Lockes werk zal echter vooral indirect zijn geweest, bijvoorbeeld door het stimuleren van opvoedkundige debatten, want hij was zelf zeker geen protagonist van het gebruik van kinderlectuur als pedagogisch instrument. De leesconsumptie van kleine kinderen moest beperkt blijven tot boeken als de Fabelen van Aesopus en Reintje de Vos, bij voorkeur met afbeeldingen van dieren. Ga naar margenoot[32] En juist fabelboeken komen in de advertenties pas vanaf 1780, en dan nog in kleine aantallen, voor.

De invloed van Jean Jacques Rousseaus Émile uit 1762 zou hier te lande veel breder geweest zijn. Bij hem bestond echter een nog grotere aversie tegen het gebruik van boeken bij de opvoeding van kinderen beneden de twaalfjaar. Maar omdat zijn ideeën via Johann Bernard Basedow en de Duitse filantropijnen ons land zijn binnengekomen, werd zijn negatieve boodschap over kinderlectuur sterk genuanceerd, of beter, omgevormd. Ga naar margenoot[33] Bij deze Duitse pedagogen speelde het kinderboek namelijk juist al heel vroeg, vanaf zes jaar, een prominente rol. Ga naar margenoot[34] De toename van het aanbod vanaf 1760 en 1770 loopt ook parallel met binnenlandse gebeurtenissen: het verschijnen van de eerste prijsvragen over de opvoeding: die van 1761 over de lichamelijke en die van 1763 over de morele opvoeding, uitgeschreven door de Hollandse Maatschappij der Wetenschappen. Ga naar margenoot[35]

De grote bloei van de productie van Nederlandse kinderliteratuur in de periode 1780-1790 loopt parallel met de toenemende invloed van de tweede generatie filantropijnen in ons land, die activiteiten ontplooide vanaf het midden van de jaren zeventig. Vooral de zedenkundige geschriften van Joachim Heinrich Campe en Christian

[pagina 82]
[p. 82]

Gotthilf Salzmann zijn hier breed gelezen, vertaald en bewerkt. Ga naar margenoot[36] De oprichting van het Dessauer Philantropinum werd becommentarieerd in tijdschriften als De vaderlander (in 1777) en de Nederlandsche bibliotheek (in 1779). Ga naar margenoot[37] De verschijning van Van Alphens Kleine gedigten voor kinderen in 1778 was zowel een gevolg van die Duitse invloed als een spin-off voor de inheemse productie vanaf eind jaren zeventig. Ga naar margenoot[38] Op onderwijskundig en opvoedkundig terrein raakten de ontwikkelingen in een stroomversnelling: in 1779 werd door het Zeeuwsch Genootschap voor Wetenschappen een prijsvraag uitgeschreven ter verbetering van het openbaar onderwijs. Ga naar margenoot[39] In datzelfde jaar publiceerde Betje Wolff haar Proeve over de opvoeding waarin ze onder meer kind en moeder aanspoorde tot het lezen van verlichte kinderlectuur. Ga naar margenoot[40] Dergelijke ontwikkelingen culmineerden in de oprichting van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen in 1784, die in Nederland een invloedrijke rol speelde bij die onderwijsvernieuwing. Uiteraard is ook haar betekenis als uitgever van kinderliteratuur van belang. Ga naar margenoot[41]

Om de relevantie van dergelijke verklaringen voor de groeiende productie beter te kunnen inschatten, is het noodzakelijk de toename van het aanbod nader te preciseren. Dat zal ik doen door de advertenties nog eens door te lichten op genreverschuivingen en op de omvang van buitenlandse vertalingen.

Groeiende diversiteit

Tabel 3: Genres in kinderboekadvertenties uit de OHC

Jaar Aantal genres Genre 1 Genre 2 Genre 3
1740 5 Nederlandse taal 6 Godsdienstonderwijs 4 Kindertoneel en -muziek, tekenonderwijs 2
1750 5 Zedenkunde 5 Vaderlandse en algemene geschiedenis 4 Godsdienstonderwijs 3; Rekenen, meetkunde en astronomie 3
1760 11 Bijbelse geschiedenis 12 Zedenkunde 10 Rekenen, meetkunde en astronomie 5
1770 15 Almanakken en kindertijdschriften 9 Aardrijkskunde en reisbeschrijving 7; Encyclopedieën en andere realia-boeken 7; Godsdienstonderwijs 7 Vaderlandse n algemene geschiedenis 5
1780 18 Godsdienstonderwijs 14 Kindergedichten 10 Franse en Engelse leerboekjes 8
1790 21 Almanakken en kindertijdschriften 34 Godsdienstonderwijs 27 Zedenkunde 22

[pagina 83]
[p. 83]

Bij het opmaken van een eerste balans op basis van de BNK wees Buijnsters op de enorme diversiteit in genres en onderwerpen in het achttiende-eeuwse aanbod. Ga naar margenoot[42] Tabel 3 is niet alleen een bevestiging van die observatie, maar plaatst haar tevens in een historisch kader. In Nederland zien we al vanaf 1760 ten opzichte van de voorgaande decennia een verdubbeling van het aanbod van genres tot elf, en in 1790 is weer sprake van een verdubbeling tot 21. De vermeende toename van de diversificatie van het totale aanbod van boektitels in de achttiende eeuw, gold dus in ieder geval voor de kinderliteratuur. Ga naar margenoot[43]

Godsdienstonderwijs (286 nummers), Nederlandse taal (207 nummers) en bijbelse geschiedenis (142 nummers) zijn de omvangrijkste rubrieken in de BNK. Ga naar margenoot[44] Ook in de OHC behoort vooral godsdienstonderwijs steeds tot de drie genres waarvoor het meeste geadverteerd werd. Hoewel tot 1778 het gros van de titels in de BNK behoort tot de leerboeken of catechismussen, werd er vóór die tijd al ontspanningslectuur voor kinderen uitgegeven als prentenboeken en almanakken. Ga naar margenoot[45] Ook dat wordt weerspiegeld in Tabel 3. In 1770 is zelfs het leeuwendeel van de advertenties gevuld met almanakken.

De veronderstelde verschuiving in het totale titelaanbod van de overheersende stichtelijke lectuur aan het begin van de achttiende eeuw naar de gelijkwaardige populair-wetenschappelijke en onderhoudende genres aan het eind daarvan, Ga naar margenoot[46] zien we terug in de kinderboekadvertenties. Vooral vanaf 1770 tekent zich de grotere betekenis van populair-wetenschappelijke, bellettristische en onderhoudende genres af. Almanakken, encyclopedieën, kindergedichten en verhalen voor kinderen verrijken het boekhandelsassortiment. In 1790 overtreft het aanbod van almanakken en kindertijdschriften zelfs ruimschoots de andere genres. Als we met deze kennis over de landsgrenzen kijken, dan blijkt niet alleen dat de genre-ontwikkelingen in de Republiek en Duitsland eenzelfde uitkomst hebben, maar vooral dat ze vrijwel gelijktijdig plaatsvinden. Ook in Duitsland is in de tweede helft van de achttiende eeuw sprake van een verbreding van de kinderliteratuur over vrijwel alle destijds voorhanden zijnde genres. De onderhoudende en bellettristische lectuur nam de voornaamste positie in, gevormd door almanakken, gedichtenbundels, fabelboeken en verhaal- en toneelverzamelingen. Ga naar margenoot[47] De Nederlandse boekhandel reageerde dus alert op maatschappelijke ontwikkelingen in zowel binnen- als buitenland.

Op deze plaats is het zinvol om het eerder genoemde ‘Van Alphen-effect’ in herinnering te roepen. Wat was de invloed van dit werk op

[pagina 84]
[p. 84]


illustratie
Advertentie in de marge van de Oprechte Haerlemsche courant van 5-12-1780, waarin de Amsterdamse boekverkoper Jan Barend Elwe zijn Uitmuntende verzaameling van fabelen, vertelselen, zinnebeelden, gedigtjes voor kinderen (in den smaak van den Heer van Alphen), lessen [enz] (...) aanbiedt. (Museum Enschedé, Haarlem.)


het totale aanbod? Inderdaad verschijnen in 1780 de kindergedichten, met tien advertenties, voor het eerst als het twee na belangrijkste genre. Maar in 1790 daarentegen zijn ze alweer verdrongen van deze positie. Kindergedichten behoren dan zelfs niet meer tot de drie belangrijkste categorieën. Ga naar margenoot[48]

De kindergedichten ijlen evenwel na in de toonzetting van de advertenties van andere genres, waaronder fabelboeken en almanakken. Dat geldt bijvoorbeeld voor een anonieme uitgave, door de BNK toegeschreven aan Lieve van Ollefen (1749-1816), getiteld Uitmuntende verzaameling, van fabelen en vertelselen, zinnebeelden, gedichtjes voor kinderen, die waarschijnlijk in 1780 voor het eerst verscheen bij Jan Barend Elwe in Amsterdam. In de titel wordt niet gerefereerd aan Van Alphen, maar in de advertentietekst wordt de naam van de dichter wel als een keurmerk gebruikt. Men voegt aan de ‘gedichtjes voor kinderen’ de zinsnede ‘in den Smaak van de Heer Van Alphen’, toe. Ga naar margenoot[49]

Het uitheemse karakter

Tabel 4: Aandeel vertalingen in advertenties OHC

Jaar Titels Duits Engels Frans Vertalingen %
1740 6 0 1 0 17%
1750 8 0 1 0 12,5%
1760 24 0 0 7 29%
1770 41 0 4 1 12%
1780 61 7 2 3 19,7%
1790 100 16 2 1 18%

[pagina 85]
[p. 85]

Een ander kenmerk dat de BNK aan het licht bracht, betreft het internationale karakter van het lectuuraanbod. Succesvolle uitgaven in het buitenland werden al snel vertaald en bewerkt voor de Nederlandse markt. Ga naar margenoot[50] Uit Tabel 4 blijkt dat het percentage vertalingen, de herhalingen zijn niet meegeteld, ruwweg schommelt tussen een achtste en een vierde deel van het titelaanbod. Ga naar margenoot[51] In 1760 is het aantal Franse vertalingen nog het grootst, maar vanaf 1780 het aantal Duitse. Ga naar margenoot[52] In 1790 verschenen er zelfs zestien Duitse vertalingen. Het is duidelijk dat de invloed van de tweede generatie filantropijnen zich hier doet gelden.

Vertalingen werden in advertenties vaak al van tevoren aangekondigd. In oktober 1780 meldden de Erven van Frans Houttuyn in Amsterdam dat van de historicus en publicist August Ludwig von Schlözer (1735-1809) ‘in 't Nederduitsch vertaald [zal] worden uitgegeeven (...)’ diens in 1779 verschenen ‘Vorbereitung zur Welt Geschichte, fur Kinder (...)’. Ga naar margenoot[53] De wereldgeschiedenissen waren kennelijk in trek, want op 14 december verscheen de Amsterdamse boekverkoper W. Wynands met de Inleiding tot de wereldgeschiedenis voor kinderen in de krant, ook uit het Duits vertaald. De boekverkoper verzekerde zijn potentiële klandizie dat de ‘Algemeine Duitsche Bibliotheekschryvers’ dit boek de hemel in hadden geprezen. Ga naar margenoot[54]

In 1790 strekken de vertalingen zich uit over tal van genres als verhalen voor kinderen, aardrijkskundige werken, kindertijdschriften, encyclopedische werken, fabelboeken, een godsdienstig werk, kindertoneel, redeneerkunde, brievenboeken en zedenkundige werken. Daarbij valt op dat er in lijn met het filantropijnse gedachtegoed meer dan voorheen aandacht is voor spel en vermaak, en dat oude genres in een nieuwe, meer onderhoudende vorm verschijnen. Overigens komen ook representanten van andere stromingen in de advertenties voor, zoals Karel Philipp Moritz, die de invloed van het classicisme uit de late jaren tachtig vertegenwoordigt. Ga naar margenoot[55] Hoewel de vertalingspraktijk vanaf 1770 dus sterk bilaterale trekken vertoonde, was het vertaalde aanbod verre van eenzijdig.

Conclusie

Tot slot een korte samenvatting van wat het onderzoek naar boekhandelscommunicatie bijdraagt aan onze kennis over de omvang en aard van het aanbod van kinderboeken in de tweede helft van de achttiende eeuw. Voor een reconstructie van de totale productie van kinderliteratuur biedt het advertentieonderzoek een belangrijke

[pagina 86]
[p. 86]

aanvulling op systematisch bibliografisch onderzoek. Meer dan de helft van de titels in de OHC komt niet in de BNK voor. Opvallend is verder dat de toename van de productie en de verschuivingen binnen het genre-aanbod gelijke tred houden met een voorbeeldland als Duitsland. De expansie van het aanbod begint al in 1750 en omstreeks 1790 lijkt in Nederland, net als in Duitsland, het kinderboek binnen de literaire markt als geheel een relatief zelfstandige positie in te nemen. De groei van het aantal genres van vijf in 1740 naar 21 in 1790, spreekt in dit verband boekdelen. Voorts is er vanaf 1780 sprake van een groeiend aantal Duitse vertalingen uit de kring van de filantropijnen en andere verlicht-pedagogische stromingen. In het oog springt ook het feit dat het aanbod aan kindergedichten in 1780 zeer substantieel is, maar dat dit genre in 1790 sterk op de achtergrond is gedrongen. Wat ten slotte opvalt, is dat uitgevers van kinderboeken alert reageerden op veranderingen in het pedagogische en literaire klimaat en de daarmee samenhangende opvattingen incorporeerden in hun aanprijzende advertentieteksten.

eind*
Jeroen Salman studeerde geschiedenis aan de Universiteit Leiden. Vanaf 1990 werkte hij aan dezelfde universiteit als assistent-in-opleiding bij de vakgroep Nederlands. In 1997 promoveerde hij op het proefschrift Populair drukwerk in de Gouden Eeuw. De almanak als lectuur en handelswaar, waarvan in 1999 een handelseditie verscheen. Thans is hij als postdoc-medewerker verbonden aan de Universiteit Utrecht, waar hij onderzoek doet naar de opkomst van kinderliteratuur in Nederland in de tweede helft van de achttiende eeuw.
margenoot[1]
Het onderzoek waarop dit artikel berust, werd gesteund door het Gebiedsbestuur Geesteswetenschappen, dat wordt gesubsidieerd door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).
margenoot[2]
Ook in Duitsland zijn de datering en aard van productieverschuivingen binnen de (vooral laat)achttiende-eeuwse kinderliteratuur nog niet geheel opgeloste vraagstukken. Zie Th. Brüggemann en H.-H. Ewers, Handbuch zur Kinder- und Jugendliteratur. Von 1750 bis 1800. Stuttgart 1982, 16, 35.
margenoot[3]
Vanaf juni 1790 verscheen deze lijst al tweemaandelijks. J.J. Kloek, ‘1 januari 1790: A.B. Saakes start de Lijst van nieuw uitgekomen boeken. De modernisering van het boekbedrijf’, in: M.A. Schenkeveld-van der Dussen, Nederlandse literatuur. Een geschiedenis. Groningen 1993, 388-395.
margenoot[4]
Saakes hanteerde zes hoofdrubrieken, waarvan de zesde wordt gevormd door de ‘Mengelwerken en romans’. Deze is weer onderverdeeld in twee subrubrieken waarvan de tweede de titel ‘De Geschriften voor Kinderen’ draagt. Zie het ‘Voorbericht’ van de eerste Naamlijst van uitgekomen boeken, kaarten, prentwerken, enz. Amsterdam, A.B. Saakes, 1790, fol. *1r-*2v. (UB Utrecht AB-IC: A15-C22). Overigens is het niet zo, dat er in de andere rubrieken geen kinderboeken voorkomen! Het lijkt erop alsof Saakes vooral de onderhoudende kindergenres heeft ondergebracht bij de ‘Mengelwerken en romans’.
margenoot[5]
Deze groei verliep nogal schoksgewijs. I.H. van Eeghen, ‘De Amsterdamse courant in de achttiende eeuw’, in: Jaarboek van het genootschap Amstelodamum 44 (1950), 43; H. van Goinga, ‘Alom te bekomen’. Veranderingen in de boekdistributie in de Republiek 1720-1800. Amsterdam 1999, 41.

margenoot[6]
Johann Hermann Knoop, Kort onderwys, hoedanig men de couranten best lezen en gebruiken kan (...). Leeuwarden: Abraham Ferwerda, 1758, 16 (UB Leiden 2361 G 19).
margenoot[7]
Van Goinga, ‘Alom te bekomen’, 35-40, 287-291.
margenoot[8]
De krant had in de jaren 1738-1742 wederverkopers in 27 steden in de Republiek en acht plaatsen in de Zuidelijke Nederlanden. Het is waarschijnlijk dat in de achttiende eeuw elke aflevering van een krant, zoals voor Duitsland is becijferd, meerdere lezers had. D.H. Couvée, ‘The administration of the “Oprechte Haarlemsche Courant” 1738-1742’, in: Gazette IV (1958), 100-101; Van Goinga, ‘Alom te bekomen’, 35-40, 287-291.
margenoot[9]
Er was van de Amsterdamsche courant wel een buiteneditie die een oplage kende van ca. 1250 exemplaren. Couvée, ‘The administration of the “Oprechte Haarlemsche Courant”’, 94; Van Eeghen, ‘De Amsterdamse courant in de achttiende eeuw’, 45-46.
margenoot[10]
Zo telde in 1760 de LC 727, de OHC 661 en de AC 305 advertenties. In 1770 was dat respectievelijk 1045 (de binnen- en buiteneditie bij elkaar 1390), 1304 en 421! Van Goinga, ‘Alom te bekomen’, 41-42.
margenoot[11]
Een bijkomend en niet onbelangrijk voordeel is dat alle jaargangen compleet zijn en dat de courant in de KB in Den Haag op microfilm raadpleegbaar is.
margenoot[12]
Het gaat in totaal om 936 couranten en 5511 boekverkopers-advertenties. Advertenties van boekverkopers waarin alleen medicijnen en loten werden aangeboden zijn niet meegeteld. Later zullen ook de jaargangen 1800 en 1810 bij het onderzoek worden betrokken. De gegevens zijn verwerkt in een MS-Acces database.
margenoot[13]
P.J. Buijnsters en L. Buijnsters-Smets, Bibliografie van Nederlandse school- en kinderboeken 1700-1800. Zwolle 1997.
margenoot[14]
Ik spreek hier nadrukkelijk over edities van titels en niet over titels. Het komt namelijk regelmatig voor dat in de OHC een andere editie van een titel wordt genoemd dan de editie die wel in de BNK voorkomt.
margenoot[15]
Om de totale productie aan kinderboeken in deze periode goed te kunnen inschatten, zouden alle jaargangen van meerdere couranten vanaf 1740 moeten worden doorgenomen. Maar tussen ideaal en werkelijkheid zit een onoverkomelijke hoeveelheid mensuren.
margenoot[16]
Zo kunnen we op grond van een advertentie in de OHC van 5-12-1780 de in BNK 1277 geuite twijfel over het jaar van uitgave (1780) van Lieve van Ollefens Uitmuntende verzaameling van fabelen en vertelselen, enz. wegnemen en toevoegen dal dit werkje 12 stuivers op gewoon papier en 18 stuivers op groot papier kostte. Bij BNK 662 staat als auteur E.J. Debourt vermeld, terwijl in de advertentie in de OHC van 22-5-1790 sprake is van E.J. Decourt. Bovendien weten we nu dat deze Decourt ‘Catechiseer-Matres te Hoorn’ was en dat het werkje 6 stuivers kostte. Zie ook W.P.J. Overmeer, ‘De Oprechte Haarlemsche Courant, beschouwd als bron voor de geschiedenis van den boekhandel, van de boekdrukkerijen, lettergieterijen enz.’, in: Nieuwsblad voor den boekhandel 73 (1906) 4-6, 43-46.
margenoot[17]
Ik heb de genre-indeling van de BNK gebruikt.
margenoot[18]
BNK, 10.
margenoot[19]
Daarbij gaat het overigens niet alleen om lectuur die primair bedoeld was om door kinderen zelf gelezen te worden, maar ook om teksten die door ouders en opvoeders aan kinderen voorgelezen konden worden. Brüggemann en Ewers, Handbuch zur Kinder- und Jugendliteratuur, 3-6.
margenoot[20]
Egon Schmidt heeft in 1974 het begrip ‘intentionalen Kinder- und Jugendliteratur’ gemunt. Brüggemann en Ewers, Handbuch zur Kinder- und Jugendliteratuur, 3-6.
margenoot[21]
Een te beperkte benadering vind ik de ‘spezifische Kinderliteratur’. Daarbij gaat het uitsluitend om werken die speciaal voor kinderen zijn geschreven, dus geen bewerkingen (of vertalingen). Brüggemann en Ewers, Handbuch zur Kinder- und Jugendliteratuur, 3-6.
De historische ontwikkeling blijft in die benadering ten onrechte buiten beeld.
margenoot[22]
Brüggemann en Ewers, Handbuch zur Kinder- und Jugendliteratuur, 3-7.

margenoot[23]
BKA betekent Boekverkopers-advertentie, KBA Kinderboekadvertenties. Met ‘Eerste/herhaling’ wordt de verhouding weergegeven tussen het aantal keren dat een titel voor de eerste keer wordt genoemd en het aantal keren dat deze titel in advertenties wordt herhaald. ‘Titels totaal’ bevat het totaal aantal titels dat genoemd wordt in de advertenties, inclusief de herhalingen en bij ‘Titels eerste’ worden de herhalingen niet meegeteld. De kolom ‘Titels per advertentie’ geeft het gemiddelde aantal titels weer dat in een advertentie werd genoemd in het desbetreffende jaar.
margenoot[24]
Van Goinga, ‘Alom te bekomen’, 47-49; O.S. Lankhorst, ‘Les ventes aux enchères des livres à La Haye dans la première moitié du 18e siècle’, in: C. Berkvens-Stevelinck e.a. (red.), Le Magasin de l'Univers. The Dutch Republic as the centre of the European book trade. Leiden [enz.] 1992, 210; J de Vries en A. van der Woude, Nederland 1500-1815. De eerste ronde van moderne economische groei. Amsterdam 1995, 374.
margenoot[25]
Het gemiddeld aantal titels per KBA steeg van 1 per advertentie in 1750 naar 1,4 in 1760. Door H. van Goinga is ook in de Leydse courant een dergelijke toename geconstateerd. Van Goinga, ‘Alom te bekomen’, 49-52.
margenoot[26]
Brüggemann en Ewers, Handbuch zur Kinder- und Jugendliteratur, 12.
margenoot[27]
Inclusief schoolboeken zouden er in de achttiende eeuw in Duitsland ca. 3000 kinderboeken verschenen zijn. R. Wild (red.), Geschichte der deutschen Kinder- und Jugendliteratur. Stuttgart 1990, 45-48. In Engeland verschenen rond 1800 jaarlijks 600 nieuwe kinderboeken. M. Clark, ‘Children's book publishing in Britain’, in: P. Hunt (red.), International Companion Encyclopedia of Children's Literature. Londen [enz.] 1996, 472-477.
margenoot[28]
Een ruwe schatting op basis het totaal aantal bewaard gebleven boeken uit de achttiende eeuw (ca. 200.000) gaat uit van een productie van 2000 titels per jaar. J.A. Gruys, P.C.A. Vriesema en C. de Wolf, ‘Dutch national bibliography 1540-1800: The STCN’, in: Quaerendo 13 (1983), 149-160. Uitgaande van tellingen op basis van de advertenties in de OHC zou dat betekenen dat in 1760 het aantal titels kinderliteratuur 1,25% van het totaal bedroeg en in 1790 5%.
margenoot[29]
Brüggemann en Ewers, Handbuch zur Kinder- und Jugendliteratur, 12-14.
margenoot[30]
Kloek, ‘A.B. Saakes start de Lijst van nieuw uitgekomen boeken’, 389-390.
margenoot[31]
De Vries en Van der Woude, Nederland 1500-1815, 374.
margenoot[32]
John Locke, Over de opvoeding der kinderen. Van nieuws uit het Engelsch vertaelt, naar den elfden druk door Pieter Adriaen Verwer. Vermeerdert met eenige aenteekeningen en het leven van den Schryver. Amsterdam: K. van Tongerloo en F. Houttuin, 1753, 306-317 (UB Utrecht AB Y.OCT 416). Zie ook Hieronijmus van Alphen, Kleine gedigten voor kinderen. [1787] Editie P.J. Buijnsters. Amsterdam 1998 [= Delta reeks], 177-180; P.J. Buijnsters, ‘Nederlandse kinderboeken uit de achttiende eeuw’, in: N. Heimeriks en W. van Toorn (red.), De hele Bibelebontse berg. De geschiedenis van het kinderboek in Nederland en Vlaanderen van de Middeleeuwen tot heden. Amsterdam 1989, 193.
margenoot[33]
W. Gobbers Jean-Jacques Rousseau in Holland. Een onderzoek naar de invloed van de mens en het werk (ca. 1760-ca. 1810). Gent 1963, 313.
margenoot[34]
Van Alphen, Kleine gedigten, (1998), 177-180; Buijnsters, ‘Nederlandse kinderboeken’, 193.
margenoot[35]
Deze prijsvraag kreeg het grootste aantal inzendingen van de achttiende eeuw (43)! Doelgroepen waren vooral het patriciaat en de burgers. E.P. de Booy, De weldaet der scholen. Het plattelandsonderwijs in de provincie Utrecht van 1580 tot het begin van de 19de eeuw. Utrecht 1977, 118; W.W. Mijnhardt, Tot heil van 't menschdom. Culturele genootschappen in Nederland, 1750-1815. Amsterdam 1988, 261.
margenoot[36]
Van Alphen, Kleine gedigten, (1998), 177-180.
margenoot[37]
Buijnsters, ‘Nederlandse kinderboeken’, 194.
margenoot[38]
Van Alphen, Kleine gedigten, (1998), 181-182, 190-192.
margenoot[39]
De Booy, De weldaet der scholen, 118-119.
margenoot[40]
Volgens Wolff moesten moeders ook zelf kennis nemen van de leerstof in de moderne kinderlectuur. Sprookjes en volksboeken wees ze af. Buijnsters, ‘Nederlandse kinderboeken’, 216.
margenoot[41]
Buijnsters, ‘Nederlandse kinderboeken’, 219-220; Mijnhardt, Tot heil van 't menschdom, 259-294. Zie ook de bijdrage van Boekholt in deze bundel.

margenoot[42]
P.J. Buijnsters, ‘Schatgraven in Niemandsland. De (her)ontdekking van het Nederlandse kinderboek uit de achttiende eeuw’, in: Nederlandse letterkunde 1 (1996), 324-325.
margenoot[43]
Kloek, ‘A.B. Saakes start de Lijst van nieuw uitgekomen boeken’, 390.
margenoot[44]
Buijnsters, ‘Schatgraven in Niemandsland’, 321.
margenoot[45]
Idem, 320-321.
margenoot[46]
Kloek, ‘A.B. Saakes start de Lijst van nieuw uitgekomen boeken’, 390.
margenoot[47]
Brüggemann en Ewers, Handbuch zur Kinder- und Jugendliteratur, 14.
margenoot[48]
In 1790 zijn er twaalf advertenties met kindergedichten. In absolute zin dus wel meer dan in 1780, maar relatief gezien veel minder dan de eerste drie genres: 34, 27 en 22 advertenties. De resultaten van het vervolg van het advertentieonderzoek, dat de jaargangen 1800 en 1810 zal omvatten, zullen moeten uitwijzen of 1780 ook een uitzondering blijft.
margenoot[49]
OHC 05-12-1780. Zie BNK nr. 1277. In een advertentie van 01-01-1780 wordt onder meer door W. Vermandel in Amsterdam de Almanach voor kinderen voor 1780 aangeboden. Ook volgens deze uitgever zijn de gedichtjes ‘in navolging van de Heer van Alphen’. Ook hier geldt dat deze toevoeging waarschijnlijk alleen in de advertentie en niet in het werk zelf is opgenomen. Voor de bewaard gebleven jaargang 1781 en edities daarna is dat in ieder geval zeker. De in de advertentie aangeboden jaargang 1780 is niet getraceerd.

margenoot[50]
Buijnsters, ‘Schatgraven in Niemandsland’, 325.
margenoot[51]
Het gaat hier om uitgaven waarvan zeker is dat het een vertaling betreft. Het daadwerkelijke aantal, inclusief onbekende vertalingen, zal vermoedelijk groter zijn geweest. Maar zelfs dan zal de verhouding positiever uitvallen dan wat Kloek voor de roman berekende. Hij stelde vast dat in de periode tussen 1740-1840 een verhouding van één oorspronkelijk Nederlandse roman tegen vier vertaalde de meest gunstige was. J.J. Kloek, Een begrensd vaderland. De roman rond 1800 tussen nationaal karakter en internationale markt. Amsterdam 1997. Oratie, 12.
margenoot[52]
In 1780 betreft het vertalingen van historische en aardrykskundige werken, een kindertijdschrift en een toneelstuk.
margenoot[53]
Het gaat om een lees- en leerboek voor tienjarige kinderen, waarmee kennis over het ontstaan en de ontwikkeling van de aarde, de mensen en de samenleving werd overgedragen. Zie verder over dit werk en de auteur, Brüggemann en Ewers, Handbuch zur Kinder- und Jugendliteratur, 1033-1039, 1241-1242, 1511-1512. OHC 12-10-1780. De titel komt niet voor in de BNK.
margenoot[54]
Het werk was gedrukt in klein octavo en verkrijgbaar voor 9 stuivers, of op duurder schrijfpapier voor 12 stuivers. De vertaling was volgens de uitgever door een bekwaam vertaler vervaardigd en inmiddels naar andere boekverkopers verzonden. Ook deze titel komt niet voor in de BNK. In jaargang 1780 van de OHC werden verder vertalingen aangeboden van Christian Felix Weisse, zijn Vriend der kinderen, en werken van Georg Christian Raff (1748-1788) zoals diens Aardrykskunde voor kinderen. Dit laatste werk was vertaald door Betje Wolff en uitgegeven bij Johannes Allart in Amsterdam en Isaaz van Cleef in Den Haag in 1779 (BNK 538). Het originele Duitse werk dateerde uit 1778.
margenoot[55]
Brüggemann en Ewers, Handbuch zur Kinder- und Jugendliteratur, 21-22. In 1790 werden vertalingen aangeboden van de volgende Duitse auteurs: Joachim Heinrich Campe, Christian Gotthilf Salzmann, Christian Felix Weisse, Georg Carl Claudius, Christian Fürchtegott Gellert, Johann Rudolph Gottlieb Beyer, C.A. Seideles, Karel Philipp Moritz, Friedrich Freiherr van der Trenck en Joseph Georg Franz Ahorner.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken