Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het huis in de hitte: drie jaar Deli (1933)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het huis in de hitte: drie jaar Deli
Afbeelding van Het huis in de hitte: drie jaar DeliToon afbeelding van titelpagina van Het huis in de hitte: drie jaar Deli

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.70 MB)

Scans (10.11 MB)

XML (0.25 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het huis in de hitte: drie jaar Deli

(1933)–Annie Salomons–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 10]
[p. 10]

II.

Er zijn twee elementen, die hier in de samenleving ontbreken, en door dit gemis krijgt deze iets schrils en hards; het zijn de opgroeiende kinderen en de oude menschen: de droom en de herinnering. Het leven is hier voor de kordaten, die flink uit de voeten kunnen; voor mannelijke kracht en durf, voor doorzettingsvermogen en snelle besluiten. Maar we missen de ongerepte oogen vol verwachting en belofte; we missen de knoppen, die morgen open zullen gaan; de illuzie vóór de daad; en we missen misschien nog deerlijker de verstilde levenslust, het wijs en bezonnen ter zijde zijn getreden en het toezien met een glimlach op het jachten en het strijden der anderen. Hier is iedereen belanghebbende, strijdende, partij; uit eerzucht, om geld, om liefde; hier roept ieder: ‘ik, ik,’ en tracht zich naar boven te werken, door een ander op den rug te klimmen; maar er is nergens een stille kamer in een beschaduwd huis waar een vrouw zit, met zachte, moeë oogen, die langzaam haar bril weglegt, als we binnen komen; die luistert naar onze verdrietelijkheden, met een liefdevolle aandacht, alsof ze belangrijk waren, en die toch, door die manier van luisteren alleen, ons al tot het besef brengt: ‘Wat is wie klaagt over de kleinheid van anderen, zelf klein! Welk mensch, die iets waard is, zal zich door zijn omgeving laten neerdrukken! Welk een testimonium paupertatis geeft iemand zich, als hij anderen voor zijn innerlijke ontreddering verantwoordelijk stelt.’

[pagina 11]
[p. 11]

De ouden, de zieken, het geestelijk zout voor een harmonische maatschappij, vinden geen plaats in deze ‘voorloopige’ neerzetting; en de jonge meisjes, de jongens op den rand van het leven worden naar Holland gestuurd voor hun verdere opvoeding, ook om hen, in de allerontvankelijkste jaren te beveiligen voor den demoraliseerenden invloed van een hutspot van rassen, waarvan één over den chaos der andere heerscht.

Wie hier den toon aangeven, zijn de forschen, die zich niet onder den voet laten loopen; de sterken, die overal aarden kunnen, we zijn allemaal ‘in de kracht van ons leven’; we zijn allemaal ‘op weg van te slagen’; als we niet flink zijn, worden we zonder pardon uitgeworpen; en we hebben niets anders om ons over te verteederen, dan de heel kleine kinderen, die nog niet hoeven te leeren en nog niet hoeven beveiligd te worden, en die in de warmte en de vrijheid gedijen als prinsjes en als gezonde, jonge diertjes.

Er is ontegenzeggelijk een charme in een samenleving, waar alles nog los en buigzaam is; waar geen traditie of vooroordeel onoverklimbare barrières hebben opgeworpen, maar waar iedereen zijn kans krijgt. De man, die tot een van de belangrijkste en verantwoordelijkste ambten opgeklommen, bij een bergtocht, zorgeloos op een uitstekend rotsblok staat, en lachend zegt: ‘Dat doen jullie me niet na; maar ik heb vroeger dan ook op de hoogste fabrieksschoorsteenen bliksemafleiders moeten aanleggen’; de ‘toean besar’, die als matroos is uitgekomen, en die met méér eerbied over zijn moeder aan de waschtobbe spreekt, dan hij ooit aan de modieuse dames zal ten koste leggen, die bij hem ter receptie komen, geven ons het gevoel, dat het hier nu eindelijk eens om echte qualiteiten gaat, niet om franje of protectie, maar om capaciteit en we zijn bereid een land te bewonderen, waar de besten boven komen.

Maar helaas blijkt ‘echtheid’ ook in de eenvoudigste kringen geenszins zoo veelvuldig voor te komen, als onze

[pagina 12]
[p. 12]

gecompliceerde harten wel hadden gehoopt; de mannen-boven-de-maat, die snel naar de hoogste betrekkingen stegen, voerden veelal vrouwen met zich mee, die, naarmate ze minder geschikt waren voor de plaats, die ze innemen moesten, er méér op waren gesteld en er zich te breeder-uit in nestelden. Wie hier de harde, grove, leege gezichten ziet, die uit groote, statige auto's neerkijken, voelt plotseling de waarde van het zorgend ploeteren der Hollandsche huisvrouwtjes met hun zachte, moeë oogen en hun warme hart, waar altijd méér van wordt gevraagd en dat daardoor altijd meer te geven heeft.

Hier ‘hoeven’ de vrouwen te weinig: de mannen blijven ‘fit’ door hun inspannend werk; de vrouwen, die niet de innerlijke beschaving en de physieke energie hebben, om zelf te doen, wat ze zouden kunnen overlaten, houden niets om hun dagen mee te vullen dan ijverzucht, ijdelheid, schandaaltjes en luiheid.

Een te snel rijk geworden dorp lijkt dit bekoorlijk villastadje; een dorp, waar de vrouwelijke energie te weinig uitweg vindt in altruïstische bemoeiïngen, (armenzorg, ziekenbezoek, maatschappelijk werk), en daardoor verziekt in intriguetjes, kibbelarijtjes, rancunes en flirtations; waar bovendien de zorg voor den dag van morgen ontbreekt, zoodat den begeerten naar onmiddellijk-voldoening-gevende geneuchten geen rem wordt aangelegd; waar velen het zachtste plekje van hun hart, de teederheid voor hun familie, de genegenheid voor hun vaderland, hebben moeten verharden om in het leven staande te blijven; en daardoor allicht wat meer van de cordate soort zijn geworden, die bij elk verdriet begint met te zeggen, dat je er niet aan toe moet geven, want dat je daar toch niet verder mee komt, en dat je er altijd maar het beste van moet maken.

Maar tusschen de vele verharde en verbrute gezichten; tusschen de vele verminkte en verdorde harten, staan de enkelen, sterk stralend, mannen en vrouwen, die niet

[pagina 13]
[p. 13]

zijn afgezakt; die hun verlangens levend hebben gehouden, en toch hun moed niet door heimwee hebben laten verteeren; zij die den strijd om niet te verindischen, en om zich toch niet elk oogenblik een balling te voelen, tot in het kleinste detail hebben uitgestreden, en zullen blijven strijden, tot ze hun voet aan boord zetten, om voor goed naar huis te gaan.

Die helden van iedere minuut, op elken gewonen nuchteren dag, kunnen we niet genoeg waardeeren.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken