Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het huis in de hitte: drie jaar Deli (1933)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het huis in de hitte: drie jaar Deli
Afbeelding van Het huis in de hitte: drie jaar DeliToon afbeelding van titelpagina van Het huis in de hitte: drie jaar Deli

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.70 MB)

Scans (10.11 MB)

XML (0.25 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het huis in de hitte: drie jaar Deli

(1933)–Annie Salomons–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 18]
[p. 18]

IV.

Er zou een diepgaande studie te schrijven zijn over den invloed van het klimaat op den arbeidslust en de denkenergie van den mensch. Ik zal haar niet schrijven, omdat ik vooruit weet, dat, als ik haar schreef, ik aan het slot tot de conclusie zou komen, dat ik in een temperatuur te land gekomen ben, waar men voor diepgaande studies ongeschikt wordt. Omdat we ons hier niet hoeven te verweren. In koudere luchtstreken gebeuren de groote kunstwerken, de wetenschappelijke ontdekkingen eigenlijk altijd uit verweer: iemand heeft koude voeten, hij loopt zijn kamer heen en weer om warm te worden en hij bedenkt - de Relativitätstheorie. Er waait een westerstorm; of de brulboei in zee jammert, omdat het mist: literair Den Haag kan niet slapen en een paar maanden later brengen de tijdschriften den oogst van een doorwoelden nacht.

Het is eenvoudig angstwekkend te bedenken, voor een hoe hoog percentage onze geestelijke vreugden en geneuchten en belangstellingen alleen het gevolg zijn van gemis aan materieele voldoeningen en natuurlijke vreugden.

Hier hoeft men niets te doen om zich aangenaam te voelen; integendeel: elke daad stoort de weldadige harmonie van ons lichamelijk bien-être; en onmiddellijk zien we de behoefte aan ontwikkeling en cultuur met een sprong naar beneden gaan. We hebben de inlandsche bevolking trouwens als voorbeeld.

[pagina 19]
[p. 19]

Een Europeaan vindt ‘tijd’ een bijzonder belangrijk begrip: hij wil zijn uren uitbuiten; hij wil ‘woekeren’ met zijn dagen. Als je tegen een Inlander zegt: ‘wacht even’, laat hij zich zielsgelukkig op zijn hurken neer, kijkt voor zich uit, en vindt blijkbaar, dat hij nu pas weer eens even het leven ‘beleven’ kan. Alleen ons Japansch waschbaasje met zijn Hollandsche thema's: ‘Is je ziek?’ ‘Hij brengte brod’, is door zijn studies al zoo met den Westerschen haast geïnfecteerd, dat hij zich beklaagde, dat hij een half uur had moeten wachten, toen ik laatst niet thuis was. Ik weet niet of het tot zijn heil is; hier onder de ‘heidenen’ beleeft men nog de oud-testamentische waarheid, dat arbeid een vloek is; maar ik geloof dat dit woord eerst recht in vervulling gaat bij volksstammen, die er juist hun eenige troost en toeverlaat in zijn gaan zien.

Als ik 's middags langs het overdekte gangetje naar de mandikamer wandel, en ik zie onze baboetjes, - de een roze, rood en wit, de ander lilas en oranje, - vredig op den drempel zitten naaien en treuzelen met een kleurtje, een lintje, dan denk ik: ‘poezen kunnen 't niet prettiger hebben,’ en ik speel veel langer met het water en wandel veel langzamer terug langs de gele, de paarse, de zalmkleurige en de hel-roode bloemen, dan een altijd voortjakkerende intellectueel eigenlijk verantwoorden kan.

Vrouwtjes, die hier al heel jong komen, nemen het meeste van de ongecompliceerde levenskunst van haar bruine zustertjes over: ze verzorgen de planten in hun tuin; ze rijden paard, ze zwemmen; maar ze weten ook, dat het heerlijk is diep in een stoel te liggen en koele dranken te drinken, of samen te komen en te eten en vroolijk te zijn. Ze rijden, koel, in open wagens, naar buiten; maar ze rijden ook door de stad om mooie kanten te koopen, of schildpadden borstels en haarkammen; ze gedijen, omdat ze niets anders dan prettige en makkelijke dingen hoeven te doen, en er hier niemand

[pagina 20]
[p. 20]

de sloopende zorgen kent van een bovenhuis met een hitje en een brutalen groentenboer.

Ja, kunst, literatuur schijnt hier voor niets anders te gelden dan voor een ‘surrogaat van leven.’ Waarom zouden de bloeiende, jonge vrouwen lezen, als ze hier hun roman leven kunnen: als het goed is met hun eigen, legitiemen echtgenoot en anders, boeiend verboden, met den man van een ander? Ik zou bijna alle romans, die om ons heen gebeuren bij een literair genre kunnen onderbrengen, en dan loopt het van Balzac tot Julia Frank. Ik ben zelfs bang, dat, net als in de boekenwereld, een groot deel niet meer is dan gewone colportage.

En de menschen die van al deze geneuchten verstoken zijn - planters op afgelegen kebons - die vullen toch niet hun kasten en hun harten met gedichten van verlangen, met romans; maar ze sparen al hun niet gebruikten levenslust zuinig op tot den dag der dagen, twee keer in de maand: de hari besar. Maar dan gooien ze ook met de borden over den steenen vloer van de eetzaal.

Toen ik voor de eerste maal dat gekletter hoorde, schrok ik hevig, en ik zag in een scherp visioen plotseling een ondervinding van mijn prille jeugd terug, toen ik op een buitenweg, waar woonwagens stonden, een kermisreiziger had hooren thuis komen en op spontane wijze zijn ergernis uiten door de ruitjes kort en klein te slaan. Sindsdien - en er ligt wel een kwart eeuw tusschen die scherven en deze - was het mij niet meer gebeurd, dat ik den afstand tusschen gedachte en daad zoo volkomen verslonden had gezien; - maar ten slotte is er niets, waaraan een mensch zóó gauw went. Er zijn ook eigenlijk aanmerkelijk minder moreele bezwaren tegen het stuksmijten van borden, dan tegen het zeggen van onaangename dingen, en als ze rang-plang gingen, citeerde ik met wijding den prachtigen aanhef van Van Deyssel's fantasie over de wilde paarden: ‘Gij zijt ook zoo afgrijselijk verstandig. Gij

[pagina 21]
[p. 21]

wilt niet dat de mannen langer aan tafel zitten om elkaar de vleeschbrokken af te grissen, om zich te bedrinken aan velen wijn, om wijn te smijten in de snoeten der tafeloverburen......’ En dat hij ‘met zijn voeten in de borden’ wou staan! En ik stelde me voor, hoe zijn aristocratische vogelekop zou kijken, als hij zijn woorden hier eens in practijk gebracht zag......

Ach ja, dat is jammer: we konden in Holland onder elkaar zoo gezellig nonchalant praten over versjes en probeerseltjes en over de dwaasheden van een artist; we konden er zoo om lachen en 't zoo ver weg werpen, omdat we toch allemaal van elkander wisten, dat het het dierbaarste van ons leven was; maar als ik hier zeg, dat een lekker croquetje méér waard is dan een goed gedicht, dan wordt dat zóó in allen ernst beaamd, en dan zie ik in de oogen om mij heen, dat ik zoozeer meeval om deze verstandige, schoon overigens van zelf sprekende, opmerking, dat ik het zelf niet meer aardig vind.

Ik ben bang dat ik zal leeren met ernst en waardigheid te spreken over de heiligheid van de kunst en over de hoogheid van den kunstenaar; en dat ik hier zal gaan schwärmen over geestelijk leven, over hoogere idealen en fijner sentiment......


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken