Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het huis in de hitte: drie jaar Deli (1933)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het huis in de hitte: drie jaar Deli
Afbeelding van Het huis in de hitte: drie jaar DeliToon afbeelding van titelpagina van Het huis in de hitte: drie jaar Deli

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.70 MB)

Scans (10.11 MB)

XML (0.25 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het huis in de hitte: drie jaar Deli

(1933)–Annie Salomons–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 29]
[p. 29]

VI.

‘Hoe lang vieren de Chineezen eigenlijk hun nieuwjaar?’ vroeg ik dien Zaterdagmiddag met een gelaten wanhoop, toen we vredig met boeken en tijdschriften op het grasveld zaten thee te drinken, en opnieuw het helsche geknetter achter ons huis losbarstte. ‘Het is al veertien dagen geleden, dat die toekangs, die de voorgalerij schilderden, ons in den steek lieten, omdat 't hun 1 Januari was; verleden week dacht ik, dat 't tenminste de finale zou zijn, toen je dien nacht twee keer het politiebureau hebt opgebeld, omdat alle kinderen op ons erf zoo hard huilden van 't lawaai! En nu wordt 't erger dan ooit.’

‘Dat komt precies uit,’ antwoordde hij, in een luwte tusschen twee oorverdoovende knaleffecten, ‘vandaag is het Tsapgo-meh, de vijftiende dag na het nieuwe jaar, het besluit en het hoogtepunt van alle feesten. Zooals de auto's volgepakt met Chineezen vandaag rondrossen, zie je ze op geen anderen dag. Laten we vanavond maar vroeg eten, en eens in de Chineezenwijk gaan kijken’.

Als ik niet had geweten, waar we zijn moesten, hadden de zevenklappers ons wel den weg gewezen, en korten tijd later waren we opgenomen in het gezellige gewemel van dit gemoedelijke en ijverige volk. We liepen midden op de straat en keken naar de lage, knusse huizen, beneden meest een kedeh of een sociëteit, boven als woonhuis ingericht, versierd met brandende lampions, die ons een kijkje gunden tot diep in het interieur. Dezelfde

[pagina 30]
[p. 30]

vertrouwelijke volheid, die ons in hun tempeltjes had getroffen, vonden we ook in de kleine kamers terug met de volgeprikte wanden, nu bovendien nog met roode papierslingers behangen, vol Chineesche spreuken. De bewoners hingen over de balustrade, huis aan huis verlicht, het leek, of niemand er aan dacht om naar bed te gaan. De stalletjes met eetwaren stonden op alle hoeken, beschenen door walmende olielampjes; in de open sociëteiten zaten de mannen fel en gespannen te gokken, hun singletjes om de warmte tot onder hun schouders opgerold.

‘Ja, gokken en opium schuiven, dat zijn de eenige fouten van een Chinees,’ zei hij, toen we voor een rookerig stampvol zaaltje stonden, ‘en dat is ook de eenige manier, waarop de hemel de verhouding tusschen Chineezen en de andere volken der wereld een beetje in evenwicht kan houden, want als ze die fouten niet hadden, zou niemand tegen hen op kunnen; ze zijn ijverig, sober, sterk......’

‘Ik vind ze plezierig,’ zei ik dankbaar, terwijl we den groet van den taukeh beantwoordden, die de vorige week onze stoelen had gepolitoerd, ‘we zijn hier de eenige Europeanen, ik heb nog geen enkelen blanke gezien, en ze kijken niet verbaasd naar ons, bemoeien zich niet met ons en gaan alleen rustig op zij, als we er door willen’.

‘O, luister eens, een muziekje’. We verlieten snel de drukke straat, breed als een boulevard, voor een smaller steegje, waar tegen een huis aan een Chinees op een soort cither zat te tokkelen, begeleid door twee violen met heel lange halzen. Soms onderbrak hij zijn spel met zijn lange, spitse nagels, om op een xylophoon te slaan; dan weer zongen ze er een beetje bij, gedempt en heftig tegelijk. De menschen en kinderen er om heen luisterden met stille, voldane aandachtigheid.

Maar daar drong een veel luider rumoer van wild tromgeroffel tot ons door en we spoedden ons weer naar het centrum van de beweeglijkheid. Waarom eigenlijk?

[pagina 31]
[p. 31]

Hadden we het diepere wezen van den Chinees niet even goed in den zang van het donkere straatje kunnen trachten te benaderen, als in de saamgepakte menigte? Want dit was de optocht met den draak, die aankwam, en alles stroomde naar één punt: witte, roode, groene en gele banieren met zilveren letters wapperden voorbij; de trom roffelde regelmatig, alsof hij door een automaat werd bewogen; de bekkenslag rinkelde er door heen, en daar kwam de draak, met zijn enormen kop rustend op tengere menschenschouders en zijn lange sleep gedragen door een speelschen makker, die, als grap, soms mee er onder kroop. Voor een sociëteit hield alles halt; in een oogwenk was er een groote kring gevormd; de man met den drakekop steeg op de schouders van zijn gezel, die op een ladder was geklommen; uit een raam van de eerste verdieping werd aan een vlaggestok een soort snoer met een vischje uitgestoken, waarin geld verborgen zat, en de drakekop hapte er naar, en schudde zich en bewoog zijn grooten muil; de toeschouwers genoten ervan met zwijgende blijmoedigheid; een enkelen keer klonk er een ongedwongen lach, maar over 't geheel leek het prettiger zoo maar stil te staan en te kijken, zonder één oogenblik naar iets anders te zien. De kindertjes zaten vooraan in den kring, met ernstige, gespannen gezichtjes; we stonden midden in 't gedrang, hoofd aan hoofd; en het licht van de flambouwen scheen fantastisch over de warme, bloote ruggen en de donkere hoofden. Een man in onze buurt wapperde aldoor fanatiek met zijn waaiertje; de trommelaar klepperde zonder ophouden, en toen de draak eindelijk het snoer gepakt had en de kerel, warm en wel, van zijn hooge plaats was afgeklommen, zeiden we even tegen elkaar: ‘Je zou nooit denken, dat je hier in Indië was’.

‘China, niets dan China. Die witte, lage huizen, met lampions tegen de kobald-blauwe lucht zijn net die reproducties, die in de Studio hebben gestaan, van die Engelsche schilderes, weet je nog wel?’

[pagina 32]
[p. 32]

Maar toen was er een kerel in een gewoon wit singletje met een slecht zittenden broek in den kring getreden, die plotseling met fanatiek gespannen gebaren zich tegen een gefingeerden tegenstander begon te verweren. Hij deed uitvallen naar de vier windstreken met gebalde vuisten, zijn gezicht was hoekig van felheid; de armen, waarmee hij zijn ‘uppercut's’ en zijn ‘swings’ plaatste, waren niets dan saamgetrokken spier; de voeten, strak en expressief, schenen den bodem binnen te dringen.

Hij werd vervangen door een man, die met een korten stok de bewegingen van gefingeerd schermen maakte; elk gebaar werd met een zoo geconcentreerde aandacht uitgevoerd, dat ook de toeschouwers tot een bewegingloos meeleven verstard raakten; de fascineerende schoonheid ontstond enkel door de beweging, door den strakken stand; noch uiterlijk, noch bouw scheen bij deze ontroeringen mee te tellen; het waren hoekige, magere mannen, sommigen zelfs al oud en grijs, in verfomfaaide kleeren, maar het was sterk en wilskrachtig; het was, door het ontbreken van gemakkelijke, zinnelijke charme, van een zuiver spiritueele bekoring; en toen een knaap-als-een-lat zijn tjankol zwaaide, voorstellend, dat hij zich daarmee verdedigde en aanviel, - toen had ik het opeens, wat ik aldoor had gezocht: ‘Dit is Toorop. Die hoekige schouders, die verbeten kaak, dat felle oog, die peezige beenen, heel die geëxalteerde krachtsbeheersching, - het zijn de figuren van Toorop's latere werk. Ik heb altijd gedacht, dat Toorop vergeestelijkte, gestyleerde menschen teekende, maar eigenlijk zijn het echte, levende menschen, alleen niet Europeesch’.

‘Kijk, nu komt 't hoofdnummer, twee tegen elkaar’.

Ze stonden tegenover elkaar in den ring, één met een drietand als Neptunus, de ander met een korten knuppel. Ze deden een uitval naar elkaar en het leek, of de een den ander zou doorpriemen en of de eerste verbrijzeld zou worden, maar juist op 't laatste moment hielden ze hun beweging in. De trom begon nu sneller te rommelen,

[pagina 33]
[p. 33]

de bekkenslag rinkelde gejaagd; een regen van zevenklappers stroomde uit de bovenramen op de donkere straat, en de mannen hadden hun wapens weggeworpen; ze richtten zich nu tot elkaar in een nagemaakt handgemeen, soms opeens stonden ze stil en keken elkaar strak en heerschzuchtig tusschen de oogen; dan werden hun bewegingen weer sneller, ze begonnen ongearticuleerde keelgeluiden uit te stooten; hun magere ruggen, nat van zweet, glommen in het olielicht, en de suggestie van fellen strijd was zoo onontkoombaar, dat ik even m'n hoofd terugtrok en huiverde.

‘Laten we maar gaan’, zei hij snel; ik las de woorden van zijn lippen, want het lawaai van het vuurwerk, van de trom en de bekkens was oorverdoovend. Bijna als een vlucht schoten we een paar straten door. En daar waren we al weer buiten in de stille manenacht; de wereld lag roerloos in het blauwe licht; er was geen ander geluid dan het zwirren van de insecten en de kreet van een nachtzwaluw.

‘Als ik ooit iets van het Oosten leer begrijpen’, zei ik verontschuldigend, ‘dan zal het beginnen bij de Chineezen. Die zijn toch net zoo iets als wij’.

‘O, als je al zóó ver bent’, zei hij glimlachend.

‘Ik ben zelfs nog verder’, antwoordde ik stilletjes. ‘Als ik ooit van Indië kan leeren houden, dan zal het om zijn manenachten zijn’.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken