Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Uit menschlievendheid zoude ik barbaar kunnen worden. Reizen in Azië 1770-1830 (1992)

Informatie terzijde

Titelpagina van Uit menschlievendheid zoude ik barbaar kunnen worden. Reizen in Azië 1770-1830
Afbeelding van Uit menschlievendheid zoude ik barbaar kunnen worden. Reizen in Azië 1770-1830Toon afbeelding van titelpagina van Uit menschlievendheid zoude ik barbaar kunnen worden. Reizen in Azië 1770-1830

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.45 MB)

XML (0.70 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

studie
plaatwerk / prentenboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Uit menschlievendheid zoude ik barbaar kunnen worden. Reizen in Azië 1770-1830

(1992)–Greetje Heemskerk, Jaap de Moor, Murk Salverda, Paul van der Velde–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 156]
[p. 156]

Korte bi(bli)ografie

Korte bi(bli)ografie van Jacob Haafner

1755-1766

Jacob Gotfried Haafner (eig. Haffner) werd op 13 mei 1755 te Halle (Duitsland) geboren. Hij was het eerste kind uit een gezin van drie kinderen. Zijn vader had medicijnen gestudeerd aan de Universiteit van Halle en had een medische praktijk in de stad. Nog in hetzelfde jaar (1755) verhuisde het gezin naar Embden, waar Jacobs vader als scheepschirugijn dienst nam bij de Brandenburgse Compagnie en een reis naar China maakte. In 1763 vestigde het gezin zich te Amsterdam, waar Haafner Sr. opnieuw een medische praktijk opende. In 1766 nam hij echter dienst bij de voc als opperdokter en vertrok naar Azië. Hij nam de elfjarige Jacob mee.

 

1766-1770

Vanaf december 1766 tot mei 1770 verbleef Jacob in Zuid-Afrika. Kort voor aankomst in Kaapstad was zijn vader aan boord van het schip overleden. Jacob werd opgenomen in een pleeggezin aan de Kaap. Zijn tijd in Zuid-Afrika werd onderbroken door een kort verblijf in Batavia (maart t/m oktober 1768). Op de terugweg uit Batavia werd het schip waarop hij voer door een orkaan overvallen, maar het kwam in februari 1769 behouden in Kaapstad aan.

 

1770-1771

Teruggekeerd in Amsterdam in de zomer van 1770 kon hij zijn draai niet vinden. Hij werd in de leer gedaan bij een schilder en woonde bij de koster van de Lutherse Kerk. De verstandhouding met zijn moeder was bijzonder slecht. Het kwam zelfs tot een proces over zijn gage, waarop zijn moeder beslag wilde leggen. Haafner besloot nu - 16 jaar oud - opnieuw naar Azië te gaan.

 

1771-1779

Via de Kaap en Batavia bereikte hij in 1772 de voc-factorij in Bengalen, India. Geruime tijd lag hij zwaar ziek in het Compagnies-hospitaal in Chinsura. In 1773 werd hij aangesteld als klerk in het Compagnies-kantoor in Negapatnam (Coromandelkust), waar hij werkzaam bleef tot 1779. In dat jaar kreeg hij ontslag uit de Compagnies-dienst en vestigde zich als vrijburger in Negapatnam. Kort daarop werd hij echter gevraagd als boekhouder in dienst te treden van de boekhouder van het voc-kantoor in Sadras.

 

1779-1781

Deze twee jaar bracht hij in Sadras door. Hij beschrijft zijn verblijf daar als de beste jaren van zijn leven. Hij maakte er veel vrienden onder de Europese en Indo-Europese bevolking. Dit aangename bestaan werd echter wreed verstoord door het uitbreken van de Vierde Engelse Oorlog (december 1780 - mei

[pagina 157]
[p. 157]

1784). In juni 1781 viel de Nederlandse factorij te Sadras in Engelse handen en werden de Nederlanders, waaronder ook Haafner, als krijgsgevangenen naar Madras afgevoerd.

 

1781-1786

Deze periode is de meest avontuurlijke uit Haafners leven. Hij maakte enkele grote reizen door India en Ceylon, waar de oorlogsomstandigheden soms gevaar opleverden. Van Madras reisde hij via de Deense factorij te Tranquebar naar Ceylon. Hij maakte deze reis over zee met een klein Indiaas zeilschip en een inheemse bemanning. Na een enerverende tocht bereikte hij de noordpunt van Ceylon. Met zijn vriendin Anna Wieder, die hij in Sadras had leren kennen, vestigde hij zich in Jaffnapatnam (1782-1783). Opnieuw bevangen door ‘reiskoorts’ besloot hij een grote voettocht door Ceylon te maken (1783). In gezelschap van enkele reisgenoten liep hij in ongeveer drie maanden van Jaffnapatnam naar Colombo en beleefde onderweg tal van avonturen. Teruggekeerd in Jaffnapatnam bleek dat Anna hem had verlaten, waarop hij besloot van Ceylon weg te gaan. Nog in hetzelfde jaar ging hij naar Calcutta, de hoofdvestiging van de Engelsen in India. Hij trad in dienst als boekhouder van de Engelsman Joseph Fowke en was zelf ook betrokken bij de handel. In deze jaren verdiepte hij zich in de Indiase talen en culturen. Tijdens zijn verblijf in Negapatnam en Sadras had hij Tamil geleerd. In Bengalen leerde hij tevens Bengali, terwijl hij zich ook in het Engels uitstekend kon redden. Tijdens zijn verblijf in Calcutta verdiepte hij zich in de Indiase mythologie. In 1786 maakte hij nog een lange reis langs de oostkust van India. Na de dood van zijn Indiase geliefde besloot hij eind 1786 terug te keren naar Europa.

 

1787-1809

Na enkele omzwervingen door Europa vestigde hij zich weer te Amsterdam, na een-afwezigheid van zestien jaar. Hier veranderde hij zijn naam van Haffner in Haafner; onder deze naam zouden later zijn reisverhalen verschijnen. In 1790 ging hij samenwonen met Anna Maria Kreunink. Ze zouden drie kinderen krijgen: Christiaan Matthias (1791), Jacob (1792, overleden in 1794) en Jacob Matthias (1797). Materieel ging het hem niet voor de wind. Zijn in Azië vergaarde kapitaal, dat belegd was in Franse assignaten, ging verloren. In deze jaren zocht Haafner daarom koortsachtig naar een nieuwe functie bij de voc en na 1795 bij het Comité voor Oost-Indische Zaken. Hij vond echter geen nieuwe baan en trachtte in zijn onderhoud te voorzien als pijpverkoper. Daarnaast besteedde hij al zijn tijd aan schrijven en studeren. Na 1790 begon hij ook met het opschrijven van zijn levensverhaal. Hij werkte aan een ‘vertaling’ van het Indiase Ramayana-epos en las veel. Vooral auteurs die zich kritisch over het Europese kolonialisme en het christendom hadden uitgelaten hadden zijn voorkeur, zoals Las Casas en Voltaire. In 1797 trad hij voor het eerst naar buiten als schrijver. Een deel van zijn Ramayana-vertaling werd op een bijeenkomst van het Amsterdams Dicht- en Letteroefenend Genootschap voorgelezen. Na 1800 publiceerde hij diverse artikelen, ‘Iets, over het eiland Ceilon’ in Algemeene Vaderlandsche Letter-Oefeningen, 1801, ii (p. 535-538; p. 566-572; p. 620-630) en 1802, ii p. 36-46); ‘Dichterlyke beschryving van den regen-mousson, op de kusten van Malabaar en Coromandel; van eene droogte, of dor jaar; en van een vreeslyken hongersnood, in Bengalen’ in Algemeene Vaderlandsche Letter-Oefeningen, 1801, ii (p. 655-662); en ‘Verhaal van een vreesselijken hongersnood, door de Engelschen in Bengalen verwekt’ in Algemeene Vaderlandsche Letter-Oefeningen, 1807, ii (p. 316-325). Van zijn uiterst kritische en anti-koloniale visie getuigt het boek dat hij in 1804 schreef en dat in 1807 werd gepubliceerd onder de titel Onderzoek naar het nut der zendelingen en zendeling-genootschappen (Haarlem, Joh. Enschedé en Zoonen en J. van Walré, 1807). Hiermee won hij de eerste prijs van het Teylers Godgeleerd Genootschap te Haarlem, dat over de betekenis van de christelijke zending een prijsvraag had uitgeschreven. Reeds eerder was een reisverhaal van Haafners hand gepubliceerd, Lotgevallen op eene reize van Madras over Tranquebaar naar het eiland Ceilon (Haarlem, A. Loosjes P.Z., 1806). Hij werkte gestadig verder aan het verhaal van zijn andere belevenissen. In 1808 verscheen in twee delen de Reize in eenen palanquin (Amsterdam, Johannes Allart, 1808) en in 1810 Reize te voet door het eiland Ceilon (Amsterdam, Johannes Allart, 1810). Kort daarvoor was hij echter overleden aan een hartkwaal, op 4 september 1809. Een jaar voor zijn dood, op 11 augustus 1808, was hij met Anna Maria Kreunink in het huwelijk getreden. Na zijn dood verzorgde zijn oudste zoon, C.M. Haafner, de uitgave van de resterende manuscripten, te weten Lotgevallen en vroegere zeereizen van Jacob Haafner (Amsterdam, Johannes van der Hey, 1820), Reize naar Bengalen en terugreize naar Europa (Amsterdam, Johannes van der Hey, 1822) en Proeve van Indische dichtkunde volgens den Ramaijon (Amsterdam, Johannes van der Hey en Zoon, 1823).

Gebruikte literatuur

Moor, J.A. de & P.G.E.I.J. van der Velde
Werken van Jacob Haafner, deel I. Zutphen, De Walburg Pers, 1992. Werken in de Serie van de Linschoten Vereeniging nr. 91. [Met name de biografische schets]
Terpstra, H.
‘Jacob Haafner en zijn denkbeelden over het kolonialisme’ in Tijdschrift voor Geschiedenis 75 (1962) 2, p. 129-154
Vogel, J. Ph.
‘Jacob Haafner. Schets uit de laatste jaren der Oost-Indische Compagnie’ in Indische Gids 22 (1900), I, p. 383-407


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • over Johannes Olivier

  • over Sytse Roorda van Eysinga

  • over Quirijn Maurits Rudolph Ver Huell


landen

  • over Sri Lanka

  • over Indonesië