Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Lettergeschenk voor de lieve jeugd, in poëzij en proza (ca. 1845)

Informatie terzijde

Titelpagina van Lettergeschenk voor de lieve jeugd, in poëzij en proza
Afbeelding van Lettergeschenk voor de lieve jeugd, in poëzij en prozaToon afbeelding van titelpagina van Lettergeschenk voor de lieve jeugd, in poëzij en proza

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.87 MB)

XML (0.03 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
jeugdliteratuur

Subgenre

non-fictie/schoolboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Lettergeschenk voor de lieve jeugd, in poëzij en proza

(ca. 1845)–Gijsbertus van Sandwijk–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 5]
[p. 5]

De landbouwers.

 
Nadat men, door om te ploegen,
 
d' Aard bereidt heeft, wordt het zaad
 
In derzelver schoot geworpen,
 
Waarop het aan 't groeijen slaat;
 
En dan bij een gunstig weder,
 
Als het rijp is, ras gemaaid,
 
Oogst men veeltijds honderdvoudig,
 
Van hetgeen men heeft gezaaid.

Zie hier een man, die met zijne beide handen op den ploeg leunt en met behulp zijner paarden de aarde telkens omwerpt. Het is een Landbouwer of Boer. Hij is het, die ons rogge, tarwe, spelt, garst, boekweit, haver, erwten, boonen, aardappelen en verdere levensmiddelen, van dien aard bezorgt, waardoor wij

[pagina 6]
[p. 6]

gevoed worden. Men moet hem eerbiedigen, ter oorzake der weldaad, welke wij van hem ontvangen en om den zwaren en moeijelijken arbeid, welke hij genoodzaakt is te verduren; want, wanneer wij ons des morgens nog in onze zachte bedden omwentelen, dan staat de nijvere Landman reeds buiten op het land te werken, en ontziet weêr noch wind, barre koude, noch brandende hitte, even zoo min als regen, sneeuw, hagel of onweêrsvlagen.

Heeft hij gedaan met mesten, spitten, ploegen, eggen, enz., dan moet hij zaaijen, harken, planten, poten of verzetten. Zijn eindelijk de menigvuldige verrigtingen van den zaaitijd voorbij, dan nadert al vast de oogst, en daarmede duizend nieuwe

[pagina 7]
[p. 7]

bezigheden. Nu moet hij den sikkel opvatten, om het koren te scheren; en zoodra hij dezen zegen zijner nijverheid in de schuur gebragt, en de overige veldvruchten ingezameld heeft, dan is de zomer wel voorbij, maar in lang nog zijne bezigheden niet; want gedurende het najaar en den winter moet hij met onbeschrijfelijke moeite den dorschvlegel handteren, en door duizende slagen de ingezamelde granen en peulvruchten dorschen, om niet alleen voor zich en de zijnen, maar ook voor anderen brood, beestenvoeder en voor den volgenden zaaitijd zaad te hebben.

Maar heeft de Landman met vele moeijelijkheden en ongemakken te worstelen, hij heeft aan den anderen kant ook genoegens, die men te

[pagina 8]
[p. 8]

vergeefs bij andere standen zoeken zal; ja, aan dezelve bijna geheel onbekend zijn. Hoe vergenoegd is de Landman niet, wanneer hij, na het volbrengen van zijnen arbeid, wel te vreden naar huis keert, en de voordeelen berekent, die hem zijne onvermoeide vlijt aanbrengen kan. Hoeveel heeft hij niet bij de meeste stedelingen vooruit, die gedurig met ziekten en ongemakken geplaagd worden, omdat zij doorgaans te weinig beweging hebben, waarvan de werkzame Landman bij alle zijne vermoeijenissen niets weet, welke hem veeleer daarvan bevrijden, en hem eene gezondheid en weltevredenheid doen smaken, waarvoor menig ander schatten geven zoude.

[pagina 9]
[p. 9]

Daar weder vergadert de blijde Huisvader, met eene onbeschrijfelijke tevredenheid over dien rijken zegen van het goeddoende Opperwezen, zijn talrijk huisgezin, met allen die in dezen arbeid deelden, rondom zich, onder het nuttigen van eenen vriendelijke maaltijd en het drinken van een verkwikkend glas bier; zich gezamenlijk wegens den zoo goed als volbragten arbeid verheugende.

Wie moet dus niet, bij zulk een gezigt, met den diepsten eerbied, over de wijze inrigtingen des algoeden Scheppers doordrongen worden? - Wie, die slechts eenig gevoel bezit, moet niet wenschen, deelgenoot van dit genoegen te zijn?

Men heeft den Landbouw met den

[pagina 10]
[p. 10]

naam bestempeld van de eerste der kunsten, om daardoor te kennen te geven, dat zonder denzelven er geene andere kunsten zouden bestaan.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken