Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De bungalow aan het wiel (1970)

Informatie terzijde

Titelpagina van De bungalow aan het wiel
Afbeelding van De bungalow aan het wielToon afbeelding van titelpagina van De bungalow aan het wiel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.87 MB)

Scans (17.75 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De bungalow aan het wiel

(1970)–Mien van 't Sant–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 99]
[p. 99]

11.

Voor het eerst na zijn zes weken verplicht verblijf in zijn standplaats is Arie weer thuis. Na een vluchtige begroeting van zijn moeder is hij het land al in om zijn paarden te bekijken. Hendriks loopt met hem mee. ‘Hoe zien ze eruit? Is mijnheer tevreden over hun verzorging?’

Arie slaat de ander op zijn schouder. ‘Perfect Hendriks!’ En dan met een gulle lach: ‘Laat dat mijnheer alsjeblieft achterwege. Je hebt me altijd al bij mijn naam genoemd; blijf het nu ook doen.’

‘Zo u wilt, mijnheer Arie!’

Hendriks voelt een niet mis te verstane klap op zijn linker schouder. ‘Meen je dat nu? Of probeer je weer eens te treiteren? Want... dat kùn je! Alleen: je moet daarvoor niet bij mij zijn. En als je het vertikt om me Arie te noemen...’

Van het gezicht van de bedrijfsleider valt niets af te lezen. ‘Mevrouw heeft het zo verordineerd,’ zegt hij effen. ‘Mijnheer De Jong heeft het haar blijkbaar ingefluisterd.’

‘Geen kwaad van mijn oom, hoor! Dan krijg je met mij te doen. Oom Willem denkt vanzelfsprekend nog wat ouderwets, maar ik vertik het daaraan mee te doen.’

‘Dus... het blijft Arie?’

‘Alsjeblieft wèl!’

‘Okee!’ En of dit afgehandeld is, zegt Hendriks: ‘Je moet eens in de stal gaan kijken. Een verrassing van je oom.’

‘Toch geen nieuw paard zeker?’

‘Ga nu maar!’

Arie staat haast sprakeloos van verbazing, als hij de jonge hengst ziet staan. Aan zijn staart hangt een papiertje, waarop oom Willem geschreven heeft:

 

‘Beste Arie,

Nero, de mooiste hengst die ik ooit gefokt heb! Nu ik nog

[pagina 100]
[p. 100]

onverwachts de hele boel van de hand gedaan heb, kon ik niet aanzien dat ook Nero verkocht werd. Ik geef hem jou, omdat ik weet dat hij dan in goede handen is en ik hem af en toe nog eens kan zien. Ik weet dat ik met dit cadeau vooruitloop op je meerderjarigheid, maar het kwam nu eenmaal zo uit.

Oom Willem.’

 

Arie is er even stil van. Wat hij nooit heeft durven hopen, al zo gauw een eigen fokhengst te bezitten, is nu werkelijkheid geworden. Hij kàn het nog niet geloven.

‘Mieters Hendriks!’ zegt hij, zich naar hem omkerend. ‘Alleen... blijft hij hier op stal staan?’

‘Nog een paar dagen! Je oom is achter zijn huis bezig de boel in orde te maken. Een beste opstal, joh! Het zal een grasland worden om van te watertanden. De omheining is al klaar en het ingezaaide gras heeft het gelukkig gehouden. Hij heeft nu een mirakels mooi stuk. Mooier nog dan wij het hebben.’ ‘Wij kunnen het er voorlopig ook mee doen. Misschien zal het over een paar jaar het onze al niet meer zijn.’

Hendriks loert naar Arie van onder zijn oogharen uit. ‘Jij spreekt het uit en ik heb het al lang gedacht,’ zegt hij zo langs zijn neus weg.

Arie kijkt hem strak aan. ‘Is dat op mij van toepassing?’ vraagt hij uitdagend.

‘Stellig ook! Maar... als we het spul er hier niet weer helemaal bovenop krijgen, kon de wind wel eens uit een andere hoek komen opzetten.’

‘Moeder natuurlijk! Die bedoel je niet?’

Hij haalt wat aarzelend zijn schouders op. ‘Bij je moeder kan het vriezen of dooien. Ergens is ze toch wel graag de vorstin van “Zon rondom.” Alleen... als we de zaak niet naar behoren kunnen runnen - en dat zal onder haar beheer niet meevallen - kon ze er wel eens genoeg van krijgen.’

‘Hendriks, je weet meer. Spreek alsjeblieft niet zo in raadselen.’ ‘Okee dan! Maar dan moet je me er later geen verwijt van maken dat ik het gedaan heb.’

‘Nooit!’

‘Je moeder kàn niet leven, als ze niet af en toe eens flink geld kan uitgeven, Arie. Haar zaak overigens! Maar willen we “Zon rondom” zijn aloude glorie teruggeven, dan eist dat zeker in de eerstvolgende jaren offers. In de eerste plaats de afbetaling

[pagina 101]
[p. 101]

van de twee hypotheken. Hypotheken, die er bij het leven van je vader nooit geweest zijn...’

‘Maar toen kon moeder zo ongeveer op een houtje bijten.’

‘Dat is zo! Misschien - neem me niet kwalijk dat ik dat zo zeg - is ze daardoor nu in het andere uiterste vervallen. Iets, waaraan ik nog niet zo gauw een eind zie komen.’

Arie's voorhoofd trekt zich in rimpels. ‘Ik heb zo het idee, dat je nog iemand anders op het oog had. Je denkt aan oom Willem, niet?’

Hendriks schudt zo heftig zijn hoofd, dat Arie wel geloven moet dat de ander inderdaad niet aan zijn oom gedacht heeft. ‘Zeg het maar!’ moedigt hij hem aan.

‘Je zuster!’

‘Reina? Je bent getikt. Daar geloof ik nu net niets van.’

‘Ook niet, als ze vroeg of laat ervan op de hoogte gesteld moet worden hoe de zaken op “Zon rondom” er precies voorstaan? Ze hebben dat zomerhuis gekocht. Je moeder heeft me onlangs verteld dat ze zo graag een grote bungalow willen bouwen, waarin in een zijvleugel meteen het praktijkgedeelte ondergebracht kan worden.’

‘Móet Reina het weten van die twee hypotheken?’

‘In ieder geval als jij eenentwintig wordt. Maar er bestaat alle kans - elke dag zou ik haast zeggen - dat ze inzage van de boeken wil hebben. Als zij het niet zou vragen, doet haar man het stellig vroeg of laat. Vergeet niet dat Reina's aandeel ook in het bedrijf geïnvesteerd is. Àls we achteruitgaan, heeft zij er mee nadeel van.’

Arie begint ineens te lachen. ‘Daarmee kom je feitelijk in mijn straatje terecht, Hendriks. Misschien - als het waar is wat je beweert - ook in dat van moeder. Maar dan is het wel zaak het bedrijf zo goed mogelijk in orde te hebben. Er mag zogezegd niet dàt aan mankeren.’ En de ander een ferme klap op zijn schouder gevend: ‘Verdikkie! Ik zou het een prachtoplossing vinden. We moeten het maar zo gauw mogelijk met oom Willem bespreken. Die kan mijns inziens twee dingen doen.’

‘En die zijn?’

‘“Zon rondom” zelf overnemen. Of zijn fiat aan mijn wens geven om de hele boel voor een goede prijs van de hand te doen, voor de mensen erover beginnen te praten dat mijn

[pagina 102]
[p. 102]

moeder alleen maar bezig is het naar de bliksem te helpen.’

‘Daar houd ik me buiten,’ zegt de ander diplomatiek. ‘Jullie kunnen het best allemaal eens bij elkaar komen en de kaarten op tafel leggen. Alleen: wacht als het kan nog een paar weken. Dan heeft de grote schuur ook zijn pannenbedekking. Zo'n frisrood dak tegen de achtergrond van het opkomende koren en mijn huisje, dat ik dan inmiddels ook witgeschilderd zal hebben, maakt het spul wel zo aantrekkelijk.’

 

Diezelfde dag nog trekt Arie naar zijn oom om voor het vorstelijk geschenk te bedanken. ‘Ik heb vandaag een lang gesprek met Hendriks gehad,’ zegt hij opgewonden, niet alleen door de blijdschap over ooms geweldig cadeau, meer nog omdat èn dit cadeau èn wat de bedrijfsleider hem toevertrouwd heeft zo uitstekend in zijn straatje passen. Als hij uitverteld is, zegt oom Willem: ‘Die Hendriks is geen domme jongen. Op het eerste gezicht zou je denken dat hij met de verkoop van “Zon rondom” zijn eigen graf zou graven. Ik kan het echter niet beoordelen. Wèl weet ik dat je moeder een ik zou haast durven zeggen ongegronde afkeer van hem heeft. Misschien moet je het wel angst noemen. Angst, die ze voor alles en iedereen voelt die op een of andere manier met mijn overleden broer te maken hebben gehad. Eerlijk gezegd zie ik er ook geen heil in het bedrijf nog langer op sleeptouw te houden. Vanzelfsprekend moet je moeder dit eerst met haar volwassen dochter doorpraten. Ik zal er dan als je voogd ook bij moeten zijn. Het moet liefst zo gauw mogelijk gebeuren. Waar Hendriks zo zegt dat Reina er wel eens op kon staan de inzage van de boeken te krijgen, voel ik ergens nattigheid. Ik bedoel er helemaal niet mee dat Hendriks zijn mond voorbijgepraat heeft, maar lekker zit me de zaak toch niet. Het is nu al de tweede week van december. Zou het niet zo kunnen dat jullie bijvoorbeeld tweede kerstdag bij elkaar kwamen?’

Arie schiet in de lach. ‘Moeder heeft haar plannen al een heel eind voor elkaar.’

‘Toch niet weer naar de wintersport? Het zou opnieuw geld uitgeven betekenen.’

‘Het zal wel iets goedkoper uitvallen,’ lacht Arie.

‘Wat dan?’

‘In de eerste plaats heb ik met kerst dienst. Met oud en nieuw

[pagina 103]
[p. 103]

ben ik vrij. Maar moeder vertelde dat Reina met gezin in de kerstvakantie naar hun zomerhuis trekt. Leo schijnt er eens even uit te moeten en ze willen de kinderen meenemen. Ze hebben mij zelfs opdracht gegeven naar een centrale verwarmingsman uit te zien. Leo is al een keer komen kijken. Het komt voor kerst nog klaar.’

‘En... wil dat zeggen dat je moeder ook bij hen logeert dan?’ Arie schiet in de lach. ‘Dan zou ze 's nachts boven op de tafel moeten slapen.’

‘In een hotel dus?’

‘Ook niet! Ze heeft al een kleine caravan gehuurd. Cora zal dan ook mee kunnen. Ze wil een paar dagen eerder gaan om Reina's huis aan kant te maken en inkopen te doen. O, moeder stelt er zich heel wat van voor. De kleinkinderen om zich heen, op tweede kerstdag ergens met zijn allen een kerstdiner. Nou ja, u weet wel. Zulke dingen kun je rustig aan moeder overlaten.’

‘Zo is het! Weet je wat we moeten doen?’

Arie haalt zijn schouders op. ‘Zegt u het maar!’

‘Ik kom tweede kerstdag ook naar Doorn. Ik betaal ook jullie diner. Jij mag een geschikt restaurant uitzoeken. In de middag, als de kinderen naar bed zijn, kunnen we misschien in die caravan van je moeder spijkers met koppen slaan. Weet je? Voor alle partijen zal 't het beste zijn dat we Reina en haar man vóór zijn. Vinden zij ook dat we “Zon rondom” nu meteen van de hand moeten doen, dan hoeft er ook geen ruzie van te komen... Ik had inderdaad liever gezien dat het tot je éénentwintigste had kunnen wachten. Maar nog ruim een jaar kan net te veel zijn. Arie, mag ik je één ding op het hart drukken?’ ‘Dat is?’

‘Dat je in deze tien dagen nog eens ernstig met jezelf te rade zult gaan of je wel heel zeker weet dat je het aloude familiebezit in andere handen wilt laten overgaan. Als de kogel eenmaal door de kerk is, valt er niets meer aan te veranderen. Bedenk dat in de eerste plaats, jong!’

 

Dien de Jong telt de dagen af die haar nog van Kerstmis scheiden. De onderzoekende, haar onrustig makende blik uit de ogen van Hendriks achtervolgt haar nog in haar slaap. Straks zal ze tenminste zo'n tien dagen van die blik verlost zijn.

[pagina 104]
[p. 104]

Ze vindt afleiding in haar tocht naar de stad om daar kerstinkopen te doen. Dit keer bepaalt ze zich werkelijk tot nuttige geschenken, zelfs voor haar kleinkinderen. Dat ze een caravan gehuurd heeft, daarvan weet Reina nog niets. Arie heeft al geinformeerd. Ze zal hem op het stuk grond, waarop het zomerhuis van Reina staat, kwijt kunnen.

Twee dagen vóór de komst van het gezin Raven is ze al op weg en nog geen uur nadat ze in Doorn gearriveerd is, is ze al druk doende in het zomerhuis, dat na de aanleg van de gasverwarming beslist een beurt nodig heeft. Wèl een volle dag is ze in de weer, maar dan mag het ook gezien worden. Jammer dat ze ook de bedden niet kan opmaken. Dekens zijn er wel, maar het linnengoed brengt Reina blijkbaar van huis mee. 's Avonds is ze druk in de kleine ruimte van de caravan, rolt tenslotte al vroeg in bed, omdat ze na de ongewone arbeid haar spieren behoorlijk voelt. Morgen nog een drukke dag. Een kerstboom kopen en die opzetten, inkopen doen en 's avonds samen met Arie de boom optuigen. Jammer genoeg niet met echte kaarsen. Daarvoor kent ze haar schoonzoon al genoeg dat hij zo iets riskants nooit zal tolereren.

 

Willem de Jong heeft op nadrukkelijk verlangen van zijn schoonzuster de leiding van het gesprek. Eerlijk doet hij uit de doeken hoe het er met het bedrijf voorstaat. Heus niet onrustbarend, maar als je de ware liefde voor het boeren niet hebt, zou het dat wel eens kunnen worden. Als Reina hoort dat ‘Zon rondom’ al met hypotheek belast is, is zij de eerste die voorstelt het bedrijf van de hand te doen vóór het nog verder achterop zal raken.

‘Je moet er ook niet te zwaar aan tillen,’ zegt oom Willem eerlijk. ‘Het bedrijf is kerngezond. Misoogst en de aankoop van die dure machine hebben mede het sluiten van een hypotheek nodig gemaakt. Maar de boerderij zelf is prima in orde, mag aan alle kanten gezien worden. Hendriks heeft dat ook begrepen. De kerel heeft als een paard gewerkt om het bedrijf goed voor de dag te laten komen.’

‘Wilt u het alsnog niet overnemen, oom Willem?’ vraagt Reina nog. ‘Dan blijft het tenslotte toch in de familie.’

‘Als ik zo'n dertig jaar jonger was... Hoewel: mijn spul ginds in Drenthe heb ik ook van de hand gedaan. Nee kind, ik heb

[pagina 105]
[p. 105]

mijn tijd gehad. Ik gun het graag aan een niet te jonge, maar ondernemende vent, die er zijn genoegen aan beleven zal. Het is vanzelfsprekend jammer dat Arie niets voor het bedrijf voelt, maar daar moeten we ons bij neerleggen.’

Reina, die scherp toegeluisterd heeft, vraagt: ‘En dan gaat de hele boel nu al uit elkaar dus? Niet wachten meer tot Arie volwassen zal zijn?’

‘Dat heeft dan geen zin meer. Als jullie het mij willen toevertrouwen, wil ik de eventuele verkoop op me nemen.’

Reina knikt, zegt nog wel: ‘Zoudt u dan niet tot februari wachten? Zo tegen het eind van die maand komen de meeste kopers los. Nu, hartje winter, niet zo gauw.’

‘Ook dat kan. Je moeder moet tenslotte ook nog een onderdak hebben.’ En zich tot zijn schoonzuster richtend: ‘Heb je al enig idee wat je gaat doen, als “Zon rondom” verkocht zou zijn?’ Ze voelt zo'n opluchting dat de kogel nu eindelijk door de kerk is, dat ze met een overmoedige blik in haar ogen zegt: ‘Eind februari? Voor mijn part blijf ik dan de zomer door in de caravan wonen. Zolang Arie nog in dienst is, heb ik feitelijk geen huis nodig.’

Reina vliegt op. ‘Moeder, zeg niet zulke gekke dingen. Vanzelfsprekend heb je dat wèl! Vertel maar liever of je in het dorp wilt blijven wonen of niet.’

‘Ik geloof van wèl! Daar blijf ik tenminste Dien de Jong die vroeger op “Zon rondom” thuis hoorde.’ En met even een trilling in haar stem: ‘Maken jullie je over mij maar geen zorgen. Zo belangrijk is mijn leven niet meer. Jullie gaan langzamerhand toch je eigen weg; hebben mij immers niet meer nodig.’ ‘'s Levens loop!’ zegt Reina nuchter. ‘Je zou Arie toch niet aan de tafelpoot willen vastbinden zeker?’

Maar oom Willem zegt op zijn bedaarde manier: ‘Er zal voor jullie moeder in het dorp best wat te vinden zijn. Een behoorlijk huis, bedoel ik daarmee. Reina, en wie weet over zoveel jaren Arie, zullen alleen maar blij zijn dat ze hun kinderen nog eens met het dorp, waar zoveel De Jongs geleefd en gewerkt hebben, kunnen laten kennismaken. Ik ben blij dat we het over de verkoop van “Zon rondom” eens geworden zijn zonder dat er minder prettige woorden gevallen zijn. Vanavond aan het kerstdiner moeten we op de gelukkige afloop van de verkoping maar vast een glas drinken.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken