Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Narrenwijsheid en ander onkruid (1961)

Informatie terzijde

Titelpagina van Narrenwijsheid en ander onkruid
Afbeelding van Narrenwijsheid en ander onkruidToon afbeelding van titelpagina van Narrenwijsheid en ander onkruid

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.65 MB)

Scans (14.80 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

bloemlezing


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Narrenwijsheid en ander onkruid

(1961)–J.C. van Schagen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige
[pagina 168]
[p. 168]

Miniaturen

Prélude

 
neen - mij geen Japans
 
de framboos draagt frambozen
 
mijn struik draagt bramen
 
 
 
zacht is de framboos
 
mijn bes - ze is schraal en zwart
 
en zilt van zeewind
 
 
 
vraag geen rekenschap
 
de bloesem is redeloos
 
zie maar hoe ze bloeit
 
 
 
een snoertje druppels
 
rijdend langs een natte lijn
 
is dit niet genoeg?
 
 
 
zwijgen alleen treft
 
holten bepalen het beeld
 
rust spuwt beweging
 
 
 
ik hoef geen kanon
 
met een zucht gaat het ook wel
 
met een klein blaasje
[pagina 169]
[p. 169]

Van mensen

 
een kind aan het strand
 
schept water in een plasje
 
zinloos - wat doen wij?
 
 
 
ik ben een schoorsteen
 
zwart van duizend eeuwen roet
 
ik ben het vuur - niet
 
 
 
de zwarte toetsen
 
een gesloten heimenis
 
want ik sta in C
 
 
 
de pot met munten
 
die geheim is in mijn grond
 
ik graaf er niet naar
 
 
 
boven in mijn boom
 
woont soms een zwarte vogel
 
in het groenig licht
 
 
 
mijn grond zit vol steen
 
daartussen goede aarde
 
de steen is me 't liefst
 
 
[pagina 170]
[p. 170]
 
veel te veel benen
 
tussen veel te veel stenen
 
heet dit niet een stad?
 
 
 
mensenwemelen
 
stedenbeeldenwemelen
 
om een wit stilstaan
 
 
 
motorren brullen
 
autoportieren klappen
 
stierven ze dáárvoor?
 
 
 
ontsnapte gekken
 
razende derwischen? - neen
 
pers om een staatshoofd
 
 
 
een beroemde clown
 
een dentol-advertentie?
 
neen - staatsgrijns no. 1
 
 
 
mensen jagen langs
 
het vitium der ogen
 
schrijnt me eindeloos
 
 
[pagina 171]
[p. 171]
 
rond een man's dromen
 
waken de kleine feiten
 
van zijn signora
 
 
 
haar donkere schoot
 
wijzer dan bibliotheken
 
in droom verzonken
 
 
 
staat daar een groot man
 
zo staat groter achter hem
 
die zijn moeder was
 
 
 
elk op haar balcon
 
staan de eenzame vrouwen
 
en turen zich leeg
 
 
 
hautain - cigaret
 
dame seule op bankje
 
wat een verwarring
 
 
 
dikkewil weetniet
 
magereweten wilniet
 
weetnietwilniet is
 
 
[pagina 172]
[p. 172]
 
het ivoor papier
 
wijsheid zo volkomen stil
 
dat mijn hand niet durft
 
 
 
squirrel voor het raam
 
Jacquelientje erachter
 
één verwonderen
 
 
 
groot was de zee
 
groot was de nacht
 
groter de honger van het hart
 
 
 
wild zijn de golven
 
een blinde verwildering
 
wilder is het oog
 
 
 
als de tijd vervuld is
 
dan herrijst de eerste dag
 
altijd is de tijd vervuld
 
 
 
och zou u liever
 
niet op mijn ziel willen staan
 
ik heb er maar één
 
 
[pagina 173]
[p. 173]
 
sorry - deze lei
 
deze doodgekraste lei
 
neemt geen schrift meer aan
 
 
 
ik ben geen soeng of ming
 
toch - als je tegen me blaast
 
geef ik een toon af
 
 
 
het oude kastje
 
's nachts zucht het wel eens - ik ook
 
miter in de ziel
 
 
 
er klopt nu niets meer
 
mijn ruimte raakt zeer gekromd
 
einstein of seniel?
 
 
 
ik maakte beelden
 
toen - op een dag - ging ik dood
 
nu maak ik beelden
 
 
 
geen is me zo vreemd
 
als deze vreemde vóór mij
 
in de spiegel
[pagina 174]
[p. 174]

Van dieren en dingen

 
het paard heeft vrede
 
het staat in het goede gras
 
een paard te wezen
 
 
 
het schaap ziet me aan
 
dan herneemt ze haar kauwen
 
ik ben niet van stand
 
 
 
elke dag tweemaal
 
bidt de zeepok om water
 
en verhoort de zee
 
 
 
ik ga in de mist
 
de koe is ook in de mist
 
wees gegroet zuster
 
 
 
pa kraai en ma kraai
 
op de schoorsteen van Dourleijn
 
een goed huwelijk
 
 
 
ze heeft een missie
 
de coloradokever
 
bij de aardappels
 
 
[pagina 175]
[p. 175]
 
de haan wordt verhoord
 
de haan die de boer wou zijn
 
hij zit in de pot
 
 
 
ge moogt me tooien
 
sprak de ezel tot de roos
 
zij zweeg en bloeide
 
 
 
ze leeft in schoonheid
 
de tere anemone
 
ze eet kwalletjes
 
 
 
achter wat rommel
 
woont de zachtvoetige spin
 
achter wat woon ik?
 
 
 
wanneer het visje
 
over zijn graat gaat praten
 
is het eind nabij
 
 
 
nijver bedachtzaam
 
scharrelt in haar winkeltje
 
de kleine krabbe
 
 
[pagina 176]
[p. 176]
 
waar leeft die aap van?
 
men ziet hem voor een mens aan
 
hij is in de kunst
 
 
 
snelheid is alles
 
zegt het vlugge garnaaltje
 
en flitst in het net
 
 
 
mijn persoonlijkheid!
 
riep fier een partikeltje
 
van een koeiestaart
 
 
 
de stoel kijkt zo streng
 
ernstig verwijt ze mijn broek
 
dat hij niet opstaat
 
 
 
nooit was ik zó nieuw
 
als toen ik als kastanje
 
uit mijn bolster viel
 
 
 
ze schoot in het zaad
 
nu bouwt ze vreemde torens
 
de sla - och ik ook
 
 
[pagina 177]
[p. 177]
 
onze goede melk
 
ze at van de boom der kennis
 
nu is ze geschift
 
 
 
het haringmesje
 
haat de zonde der rozen
 
ze stinken zegt hij
 
 
 
grote systemen
 
malen leegte tot leegte
 
een klein kakje lacht
 
 
 
de gebarsten kruik
 
leeft voor wetenschap en kunst
 
een gaaf kruikje staat
 
 
 
moeilijk en ernstig
 
kruipt de druppel langs het glas
 
wat een consciëntie
 
 
 
vrouwe blank papier
 
ze glimlacht om de tekens
 
die ik schrijven zal
 
 
[pagina 178]
[p. 178]
 
de boom voor mijn huis
 
zacht wazelt hij zijn verhaal
 
niemand begrijpt het
 
 
 
tienduizend bloesems
 
in de modder bij de boom
 
en niet één die klaagt
 
 
 
uit zwarte modder
 
komt het witte bloeien op
 
en verdwijnt erin
 
 
 
soms wordt ze gezien
 
een kleine witte vogel
 
in de wildernis
 
 
 
verborgen koeren
 
binnen dromerig lommer
 
speelt een geheim spel
 
 
 
door gebladerte
 
vaart een zacht herinneren
 
morgen is Sint Jan
[pagina 179]
[p. 179]

Van de kalender

 
de dagen stoten
 
in een rammelende trein
 
door mijn ogenblik
 
 
 
zwart gepolitoerd
 
hypokriet met hoge hoed
 
zo is de Zondag
 
 
 
het verveelde smoel
 
van een slungel met een geeuw
 
dat is de Maandag
 
 
 
een kittig meidje
 
hupsmarijn en hagelwit
 
is dit niet Dinsdag?
 
 
 
zacht is de Woensdag
 
een kneuzige framboze
 
van dromerig rood
 
 
 
Donderdag spettert
 
van groen en geel - positief
 
dat is Donderdag
 
 
[pagina 180]
[p. 180]
 
sterk is de Vrijdag
 
kerks en paars en bruin en rijk
 
en zwaar van goudglans
 
 
 
Zaterdag is blauw
 
en zilver - blauw met zilver
 
een stille rivier
 
 
 
wijkende weken
 
vage gevels in de mist
 
eindeloos eender
 
 
 
het jaar - een koepel
 
moedergroen bebroedende
 
het nest met maanden
[pagina 181]
[p. 181]
 
Y encontrarás una mañana pura
 
amarrada tu barca a otra ribera
 
Machado

Van sterven

 
een dromend weefsel
 
een schimmelspoor zet zich vast
 
een sterven begint
 
 
 
langzaam groeit de boom
 
langzaam komt en gaat het licht
 
langzaam komt de dood
 
 
 
een gele avond
 
over donkere huizen
 
van eeuwenoud leed
 
 
 
witte fantomen
 
verrijzend op den einder
 
een eeuwig komen
 
 
 
rode puinen roken over zee
 
keer je af
 
groter is de nacht
 
 
 
een zachte vogel
 
gaat voor me uit op het pad
 
een zwarte vogel
 
 
[pagina 182]
[p. 182]
 
verneder haar niet
 
de bloesem die gaat sterven
 
laat haar aan de wind
 
 
 
het zand verwaaide
 
zwarte zuilen kwamen bloot
 
het zand dekte toe
 
 
 
het water weet ervan
 
nacht en dag weten ervan
 
het wordt niet gezegd
 
 
 
eens komt het water
 
het zal in mijn kamer staan
 
zachtjes wiegend
 
 
 
wilde ganzen komen over
 
hoog in de vriesnacht
 
een kind luistert
 
 
 
het gordijn bewaart het
 
een wolk schoof voor de maan
 
een stap gaat voorbij
 
 
[pagina 183]
[p. 183]
 
achter in mijn slaap
 
gaat langzaam een deur open
 
het is de wind maar
 
 
 
straks rest er niets meer
 
dan het oneindig manen
 
van het bloed
 
 
 
zuilen stonden donker
 
je gaat door lange gangen
 
je hebt geen kamer
 
 
 
in een smalle gang
 
martelen van getallen
 
in een smalle gang
 
 
 
een zinloos wielen
 
om amorphe massa's zwart
 
een zinloos wielen
 
 
 
altijd dat komen
 
maar buiten is niemand
 
wind en zee alleen
 
 
[pagina 184]
[p. 184]
 
cirkels fluisterend
 
over mijn kleine vijver
 
een zwarte vlinder
 
 
 
pijn snoert de dagen
 
als koralen aan elkaar
 
wie zal ze dragen?
 
 
 
wat baat de dag
 
elke nacht ontwaak je
 
opnieuw verraden
 
 
 
de dag verlost niet
 
stel je hoop niet op de nacht
 
de nacht verlost niet
 
 
 
zwaar van blad en vrucht
 
stond de oude moerbeiboom
 
toen brak hij - verrot
 
 
 
het dode helmgras
 
schrijft zijn teken in het zand
 
waar is het mijne?
 
 
[pagina 185]
[p. 185]
 
ramen die uitzien
 
op een volstrekte leegte
 
men noemt ze dagen
 
 
 
een fijne regen
 
meldt zich met verdrietigheid
 
ze komt hier wonen
 
 
 
op een bank zitten
 
dat kun je nog - dat mag dan
 
het is voldoende
 
 
 
geef me een trommel
 
en verneem mijn laatste woord
 
een donker gonzen
 
 
 
ver waarschuwt een vuur
 
het heeft al gewaarschuwd
 
een nacht - je was nog kind
 
 
 
te kunnen snijden
 
een snelle witte beet
 
in water sabelzwart
 
 
[pagina 186]
[p. 186]
 
je weet de schemer
 
waar de verdronkenen zweven
 
ze verwachten je
 
 
 
in onnoemlijk donker
 
ziet het zwarte beest je aan
 
ze weet het ook niet
 
 
 
weg naar het eiland
 
waar de jasmijnen bloeien
 
niemand die je volgt
 
 
 
uitkomen in een pure morgen
 
aan dien anderen oever
 
waar ze is geland
 
 
 
gaan waar zij ging
 
ze is de Westerpoort gegaan
 
er is maar één weg
 
 
 
weerlichten over zee
 
uit grote verten
 
komt een oneindig willen
 
 
[pagina 187]
[p. 187]
 
vraag de schimmen niet
 
ze talmen om je bootje
 
maar ze weten niets
 
 
 
een korst van ogen
 
vastgezogen aan je boeg
 
tussen tentakels die je zoeken
 
 
 
het dodelijk tasten
 
dat zich om je heen ontvouwt
 
o schone gifbloem
 
 
 
dit teder tasten
 
dat dan weifelt en deinst weg
 
voor mijn witstenen neen
 
 
 
uit vernietiging
 
gekomen gaan wij onder
 
in vernietiging
 
 
 
in het blinde woelen
 
der indifferentie
 
zwerft mijn wil - een klein kristal
 
 
[pagina 188]
[p. 188]
 
achter zwarte slaap
 
kwam dit helder ontwaken
 
witte slaap volgt - straks
 
 
 
ik diende als steen
 
als kameel heb ik gediend
 
en als wier in zee
 
 
 
vandaag ben ik mens
 
morgen aarde en water
 
gras langs de wegen
 
 
 
waarom nog vragen
 
spelen eindeloos het spel
 
is dit niet genoeg?
 
 
 
houtje van het strand
 
ik drukte een prent met je
 
dan wierp ik je weg
 
 
 
waarom sterft het blad
 
is het opgesleten? - neen
 
de boom stoot het af
 
 
[pagina 189]
[p. 189]
 
zwart en goud en blauw
 
zo wacht het kleine inkttablet
 
zijn dood - de wrijfsteen
 
 
 
het penseel zet aan
 
het trekt zijn teken - het laat los
 
er is geschreven
 
 
 
vannacht met vader
 
naar het land van overzee
 
de boot is donker
 
 
 
's nachts als het stil is
 
kun je de doden horen
 
prevelend in zichzelf
 
 
 
luister dan - luister
 
eindeloos herhalen ze
 
hun onherroepelijkheid
 
 
 
ik weet het verhaal
 
dat ik ginds herhalen zal
 
eindeloos - één naam


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken